direct naar inhoud van 5.7 Archeologische waarden
Plan: Bestemmingsplan Unilocatie, Wachtelenbergweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.EPE012Unilocatie-VBP1

5.7 Archeologische waarden

Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg op 1 september 2007 zijn de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en de verplichting om archeologische belangen tijdig te betrekken in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Noorden

In mei 2009 is een bureau- en inventariserend veldonderzoek Archeologisch onderzoek noordenuitgevoerd in verband met ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Epe. Hierbij is de nieuwbouwlocatie van de sporthal onderzocht. De sporthal is echter nooit gebouwd. Het onderzoek kan echter wel worden gebruikt ten behoeve van dit bestemmingsplan. Er zijn op de onderzoekslocatie geen bouwwerkzaamheden voorzien.

Het onderzoek had betrekking op de plannen om het sportpark van Epe verder te ontwikkelen en (deels) opnieuw in te richten. De werkzaamheden die hiermee gepaard gaan, zouden kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens een advies geformuleerd met betrekking tot het verdere archeologische traject.

In tegenstelling tot hetgeen werd verwacht op grond van het bureauonderzoek (t.w. een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Prehistorie t/m de Late Middeleeuwen) zijn bij het veldonderzoek geen concrete aanwijzingen aan het licht gebracht die kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische waarden. Wel heeft het veldonderzoek uitgewezen dat de bodemopbouw van een groot deel van het plangebied zodanig is verstoord dat serieus kan worden betwijfeld of zich hier nog intacte archeologische resten in de ondergrond bevinden. De verstoringen zijn veroorzaakt door egalisaties en andere ingrijpende grondbewerkingen ten behoeve van het huidige gebruik van het plangebied. Door de aanwezigheid van een ophogingspakket (enkeerdgrond) is de ondergrond van het noordelijke deel van het plangebied evenwel grotendeels gespaard gebleven. Hier is in enkele boringen een deels intacte podzolbodem aangetroffen.

Hoewel dit als een aanwijzing kan worden beschouwd dat er ter plekke nog (deels) intacte archeologische resten in de ondergrond kunnen schuilgaan, heeft het booronderzoek, zoals gesteld, hiervoor geen bewijzen opgeleverd. Desalniettemin kan niet geheel en al worden uitgesloten dat de ondergrond in deze zone archeologische waardevolle sporen bevat. Hierbij moet niet zozeer worden gedacht aan sporen die verband houden met nederzettingsactiviteiten - landschappelijke factoren, zoals het ontbreken van (stromend) water in de directe omgeving, pleiten hier tegen - maar eerder aan begravingen, in het bijzonder geëgaliseerde grafheuvels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE012Unilocatie-VBP1_0017.png"

Gezien tegen deze achtergrond wordt bepleit, werkzaamheden die leiden tot omvangrijke en ingrijpende verstoringen van de ondergrond, in het gedeelte van het plangebied waar nog een deels intact bodemprofiel is aangetroffen te laten begeleiden door een archeoloog, zodat eventueel aanwezige resten niet ongezien verloren gaan. Met omvangrijke en ingrijpende werkzaamheden wordt gedoeld op het uitgraven van de bouwput van de sporthal. Deze sporthal zal echter niet meer op deze locatie worden gebouwd. Derhalve is archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden ook niet meer van toepassing.

Binnen het gebied dat is aangegeven als archeologisch relevant vinden geen grootschalige ontwikkelingen plaats. Dit vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan. Ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden zal het archeologisch relevante gebied op de verbeelding en in de regels bij dit plan worden opgenomen met de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie".

Zuiden

Voor het zuidelijke deel van het plangebied is in november 2011 een bureau- en inventariserend veldonderzoek Archeologisch onderzoek zuiden uitgevoerd in verband met ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Epe. Hierbij is de nieuwbouwlocatie en de omgeving van de Brede School, het buurthuis en kinderdagverblijf onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn hieronder weergegeven.

Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Wachtelenbergweg (ong.) te Epe in de gemeente Epe. In het plangebied zal de nieuwbouw van een multifunctioneel centrum (“Unilocatie”) worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren. Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen.

Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn.

Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is.

Gespecificeerde archeologische verwachting

In het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans hierop wordt hoog geacht. Historisch kaartmateriaal laat zien dat in ieder geval vanaf het begin van de 19de eeuw het centrale en zuidoostelijke deel van het plangebied bebouwd is geweest/in gebruik was als boerenerf. Bij afwezigheid van een plaggendek worden de eventueel aanwezige archeologische resten direct aan of onder het maaiveld verwacht. Bij aanwezigheid van een plaggendek worden de archeologische resten verwacht in/onder het plaggendek (Aahorizont) en in de top van de sneeuwsmeltwaterafzettingen (oorspronkelijke C-horizont). Tevens dient er rekening te worden gehouden met restanten van ondergrondse delen van historische bebouwing (muur/funderingsresten).

Resultaten inventariserend veldonderzoek

Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat de aangetroffen bodemopbouw bestaat uit een minimaal 70 en maximaal 170 cm dikke geroerde laag, ter plaatse van de verharde terreindelen deels bestaande uit cunet-/stabilisatiezand. Direct onder deze geroerde laag bevindt zich de C-horizont, bestaande uit sneeuwsmeltwaterafzettingen in de vorm van grindrijk, matig grof tot zeer grof zand. In het uiterst zuidwestelijke deel van het plangebied komt hiertussen nog dekzand voor. Wat het oorspronkelijke bodemprofiel is geweest is niet meer te achterhalen.

Conclusie

Op basis van de waargenomen diepe bodemverstoringen, kan worden geconcludeerd dat voorheen eventueel aanwezige archeologische sites (nederzettingscomplexen) niet meer aanwezig zullen zijn, dan wel in situ zullen worden aangetroffen. Voor het bepalen van het wel of niet aanwezig zijn van ondergrondse restanten van historische bebouwing, is de gehanteerde onderzoeksmethode niet geschikt.

Doordat de bodem geroerd is tot op een diepte van 70 tot 170 cm -mv én deze verstoring wordt toegeschreven aan de aanleg van het sportpark, is de verwachting dat de mogelijke resten van de bebouwing die in de vroeg 19e eeuw hier aanwezig was er niet meer zullen zijn. Daarom wordt door het bevoegd gezag, op advisering van de regioarcheoloog, geen vervolgonderzoek geadviseerd en wordt het plangebied archeologisch vrijgegeven.

Conclusie gehele plangebied

Op het gebied van archeologie zijn geen belemmeringen aanwezig voor de realisatie van het initiatief, het bouwen van de Unilocatie. Voor die gebieden waar mogelijk archeologische waarden kunnen worden aangetroffen zijn geen bouwactiviteiten mogelijk, tevens is voor dit deel van het plangebied een passende regeling opgenomen in de planregels en op de verbeelding.