Plan: | Kerkhof Emst |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.EMST001Kerkhof-VOB1 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
In het voorliggende geval heeft Hamabest Mileu- en Adviesbureau een quickscan Flora en fauna uitgevoerd. De resultaten van deze quickscan zullen in deze paragraaf behandeld worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de quickscan die is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
De ligging van het plangebied ten opzichte van Natura-2000, het Nationaal Landschap en de EHS is hieronder weergegeven.
Afbeelding 5.3: Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000, Nationaal Landschap en EHS (Bron: Ministerie van EL&I)
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura2000-gebied. De functie van de nabijgelegen EHS is ‘natuur’. De uitbreiding van het kerkhof zal geen significante negatieve gevolgen hebben voor de nabijgelegen EHS en de kernkwaliteiten van dit gebied.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Flora
Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde vaatplanten aangetroffen. Deze doelsoort zal daarom ook geen negatief effect ondervinden in het kader van de voorgenomen activiteiten. Ten tijde van de uitvoering van het flora en faunaonderzoek was nog niet bekend of bomen/ groenstructuren in het kader van de uitbreiding gerooid zullen gaan worden. Het is ten zeerste aan te raden de grote, oudere bomen te handhaven. Dit past ook binnen het karakter van de bestaande begraafplaats. Er kan een nieuwe beukenhaag worden aangeplant als afscherming van het nieuwe deel.
Vogels
Ten tijde van de uitvoering van het flora en faunaonderzoek was nog niet bekend of bomen/ groenstructuren in het kader van de uitbreiding gerooid worden. Deze groene elementen zijn in potentie geschikt als broedlocatie voor diverse soorten. Het eventueel rooien van groenstructuren dient buiten het broedseizoen te gebeuren.
Het is van belang om te weten dat de Flora- en faunawet geen standaardperiode voor het broedseizoen hanteert. Het gaat erom of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. Als richtdatum kan echter 15 maart tot (15 juli) 15 augustus worden aangehouden. Negatieve effecten zijn, indien aan de bovengenoemde voorwaarde wordt voldaan, niet te verwachten aangaande deze doelsoort.
Zoogdieren
In de bomenrij zijn twee vleermuiskasten opgehangen. Het verdient de voorkeur om alle bomen te behouden en met name de bomen waarin de vleermuiskasten aanwezig zijn, mits deze kasten in gebruik zijn. Indien het niet mogelijk is om deze bomen te handhaven, dient onderzocht te worden of de kasten in gebruik zijn (door middel van een onderzoek of eventueel bij navraag aan bijvoorbeeld de terreinbeheerder). Indien er vleermuissoorten aanwezig zijn, dient eveneens achterhaald te worden welke functie (bijvoorbeeld zomerverblijf of kraamverblijf) deze kasten vervullen. De kasten dienen dan buiten de periode waarin de functie valt te worden verplaatst naar een nabij gelegen boom. Er dient bij eventueel rooien van bomen eveneens te worden onderzocht of er geen vleermuizen gebruik maken van de ruimte achter de loszittende schors bij de boom in het oostelijke deel van de bomenrij. Eventuele kap zal geen significant negatief effect hebben op eventuele vliegroutes of foerageergebied, daar er voldoende alternatieven in de directe omgeving aanwezig zijn, waaronder het kerkhof. Er zijn geen sporen van eekhoorns, dassen of steenmarters aangetroffen en er zijn geen vaste verblijfplaatsen van deze soorten aanwezig binnen het daadwerkelijke plangebied. Indien de soorten het plangebied gebruiken om te foerageren kunnen ze dit in de toekomst blijven doen en zijn er voldoende alternatieven aanwezig in de directe omgeving. Voor algemeen voorkomende soorten (FFlijst 1) geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen betreft.
Amfibieën
Het plangebied is niet interessant voor amfibieën en zeker niet voor de streng en strikt beschermde soorten, die over het algemeen hoge eisen aan het leefgebied stellen. Voor algemeen voorkomende soorten (FFlijst 1) geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen betreft.
Dassen
In de nabijheid van de begraafplaats bevindt zich een dassenburcht. De aanwezigheid van deze dassenburcht is niet vermeld in het in Bijlage 4 opgenomen onderzoek. Daarop is door de gemeente Epe besloten de situatie ter plekke te bekijken met een lokale dassenexpert. De conclusie is, ook gezien de uitkomsten van het Flora en faunaonderzoek, dat de begraafplaats geen nadelige gevolgen heeft voor de dassen. Ook het inrichten van het naastgelegen weiland als begraafplaats zal de dassen niet schaden, zowel wat betreft verstoring van hun burcht als wat betreft hun foerageergebied.
Geconcludeerd wordt dat het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.