direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Epe, Wisselse Veen en Tongerense Veen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

De Stichting Geldersch Landschap & Kasteelen is beheerder van ruim 150 natuurgebieden, kastelen en landgoederen in de provincie Gelderland. De percelen in voorliggend bestemmingsplan zijn in 2018 (en eerder) verworven en toegevoegd aan het reeds bestaande eigendom van het Geldersch Landschap & Kasteelen in deze omgeving. Het voornemen is om de agrarische percelen in het Wisselse Veen nabij de Lage Veenweg en een perceel in Tongerense Veen aan de Ericaweg om te vormen naar natuur.

Twee percelen in het Wisselse Veen zijn al langer (sinds 1990) in eigendom van het Geldersch Landschap en ingericht als natuurterrein. Omdat er nog een agrarisch bestemming op rustte, zijn deze ook meegenomen in voorliggend bestemmingplan.

Voor de herinrichting van de locaties naar natuur kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8.1 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe. In dit document wordt gemotiveerd waarom medewerking kan worden verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Epe en bestaat uit twee locaties. De eerste locatie ligt in Wisselse Veen nabij de Lage Veenweg en de tweede locatie in Tongerense Veen ten noorden van de Ericaweg.

Wisselse Veen

Het plangebied in Wisselse Veen ligt in het buitengebied van de gemeente Epe, nabij de bossen van de Veluwe. De percelen liggen ten noorden van de Lage Veenweg en omvatten de volgende kadastrale percelen: kadastrale gemeente Epe sectie P percelen 982, 1408, 1409, 1410, 1600 en 1697. Daarnaast zijn ook de percelen 984 en 985 meegenomen in voorliggend plan. Deze percelen zijn al langer (sinds 1990) in eigendom van het Geldersch Landschap, maar hadden tot nu nog een agrarische bestemming.

Aan westzijde van het plangebied bevinden zich de uitgestrekte bossen van de Veluwe en gronden met een natuurbestemming. Aan de oostzijde ligt agrarisch gebied. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0002.png"

Globale ligging plangebied Wisselse Veen (zuidelijk) en Tongerense Veen (noordelijk) (bron: openstreetmap.org)

Tongerense Veen

Het perceel in Tongerense Veen ligt ten noorden van de Ericaweg en omvat het perceel dat bekend staat onder kadastrale gemeente Epe sectie T perceel 4973. Aan de zuidzijde liggen meerdere vakantieparken. Ten noorden van het plangebied liggen gronden met een natuur. Verder zijn de gronden in de omgeving in agrarisch gebruik.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een aantal percelen in Wisselse Veen nabij de Lage Veenweg en een perceel in Tongerense Veen ten noorden van de Ericaweg. Alle percelen betreffen agrarische gronden.

Wisselse Veen

De percelen in het Wisselse Veen ten noorden van de Lage Veenweg zijn momenteel in agrarisch gebruik als grasland. Op de percelen 984 en 985 is beplanting aanwezig. De omliggende percelen bestaan eveneens uit agrarische gronden en natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0003.png"

Huidige situatie percelen in Wisselse Veen, plangebied rood omkaderd

Tongerense Veen

Het perceel in Tongerense Veen ten noorden van de Ericaweg betreft eveneens agrarisch grasland. Het perceel is aan de noord- en oostgrens omzoomd door een bomenrij. Langs de noordgrens stroomt de Vlasbeek (of Paalbeek), aan de andere zijde van de beek ligt natuurgebied. Dit behoort tot het natte gedeelte van de Tongerense Heide. Aan de zuidzijde van het perceel ligt de Ericaweg met aan de overzijde een vakantiepark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0004.png"

Huidige situatie percelen in Tongerense Veen, plangebied rood omkaderd

De Paalbeek, aan de noordzijde van het perceel, is een zogeheten A-watergang in beheer en onderhoud bij Waterschap Vallei & Veluwe. Dit betekent dat eens per jaar onderhoud met een kraan zal worden uitgevoerd aan de Paalbeek. Een schouwpad voor het uitvoeren van dit onderhoud is dus noodzakelijk.

2.2 Toekomstige situatie

Wisselse Veen

Het reguliere agrarische gebruik van de percelen wordt beëindigd. Vooralsnog wordt een extensief beheer gevoerd, waarbij het maaisel wordt afgevoerd zodat er verschraling zal plaatsvinden. Het landschapsbeeld blijft open. Er wordt een landschapsecologische systeemanalyse uitgevoerd om te onderzoeken op welke wijze de gronden in de toekomst voor natuur kunnen worden ingericht en beheerd.

Tongerense Veen

Voor de locatie is een inrichtingsplan gemaakt (zie bijlage 1) waarbij de functie van het perceel wordt omgezet van agrarisch naar natuur. Het na te streven beheertype op het in te richten perceel is N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. De Index Natuur & Landschap geeft als afbakening dat het gaat om graslanden waarbij de grasachtigen dominant zijn, maar kruiden en mossen een oppervlakteaandeel van tenminste 20 % hebben.

 

Kruiden- en faunarijk grasland wordt bij een goede kwaliteit gekenmerkt door variatie in structuur (ruigte en plaatselijk struweel, hogere en lage vegetatie) en een kruidenrijke graslandbegroeiing die rijk is aan kleine fauna. Gradiënten binnen (grond)waterpeil en voedselrijkdom zorgen voor diverse vegetatietypen. Ten behoeve van de omvorming worden geen gronden afgegraven.

 

Kenmerkende of bijzondere soorten van schralere beheertypen ontbreken grotendeels binnen Kruiden- en faunarijk grasland, maar dergelijke graslanden zijn vaak wel rijk aan minder zeldzame soorten. Het type is o.a. van belang voor vlinders en andere insecten, vogels en kleine zoogdieren. De graslanden worden doorgaans niet bemest. Om verzuring tegen te gaan kan, bij uitzondering, ruige stalmest of bekalking toegepast worden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura 2000-gebieden worden bepaalde dieren, planten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biovidersiteit te behouden. Het Natura 2000-netwerk omvat alle gebieden die eerder zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen bestaan uit twee delen: soortenbescherming en gebiedsbescherming.

In Nederland zijn er 161 Natura 2000-gebieden aangewezen. Al deze gebieden liggen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Dit is het Nederlandse netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden.

Planspecifiek

De natuurgebieden het Wisselse Veen en het Tongerense Veen maken voor het overgrote deel onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Veluwe. Op onderstaande afbeeldingen is met de groene kleur het Natura 2000-gebied aangegeven. Onderhavig plangebied ligt deels binnen de Natura 2000-begrenzing: het meest westelijke perceel van de twee percelen in het Wisselse Veen ligt binnen het Natura-2000 gebied Veluwe, het meest oostelijke perceel ligt er net buiten. Het plangebied in het Tongerense Veen valt er net buiten, maar grenst aan de noordzijde aan het Natura-2000 gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0005.png"

Plangebied Wisselse Veen

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0006.png"

Plangebied Tongerense Veen

3.2 Provinciaal beleid

Algemeen

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Gelders Natuurnetwerk

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Binnen het GNN wil de provincie Gelderland een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden bereiken. Hiermee wordt de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur beschermd, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. De provincie wil de bestaande natuur in het Gelders natuurnetwerk beschermen en de samenhang versterken door natuurgebieden in het Gelders natuurnetwerk uit te breiden en verbindingszones aan te leggen in de Groene ontwikkelingszone.

Planspecifiek

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0007.png"

Ligging plangebieden binnen het Gelders Natuurnetwerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0009.png"

Alle plangebieden liggen binnen het Gelders Natuurnetwerk in het deelgebied 'Wissel - Emst' (deelgebied 108). Als kernkwaliteiten van 'Wissel - Emst' zijn benoemd:

  • Kwelzone op de flank van de Veluwe met alle gradiënten en natuurwaarden die daarbij horen
  • onderdeel van Nationaal Landschap Veluwe
  • Wisselse Poort: ecologische verbinding Veluwe - IJsselvallei
  • leefgebied das
  • leefgebied steenuil
  • sprengen- en bekencomplexen (HEN-water)
  • cultuurhistorische waarden van o.m. nederzettingen, oude ontginningen (enken) en boerderijen
  • Wisselse Veen: natuurontwikkelingsgebied met natte schraallanden
  • kleinschalig landschap met veel opgaande landschapselementen
  • abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir
  • ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater
  • alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied

De ontwikkelingsdoelen in en rond het plangebied voor natuur en landschap GNN zijn:

  • ontwikkeling Wisselse Veen: natte schraallanden, heide en veen met beekjes
  • ontwikkeling Wisselse Poort: singels, graslanden, plas-drasbermen en moeraszones
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden
  • ontwikkeling biotopen voor reptielen en amfibieën
  • ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen
  • ontwikkeling van het kleinschalig landschap langs de voet van de Veluwe; houtsingels, beken en (schrale) graslanden

Natuurbeheerplan

De gronden in het plangebied zijn in het Natuurbeheerplan van de provincie Gelderland aangemerkt als 'nog om te vormen naar natuur' (code N00.01). Het natuurbeheerplan geeft aan dat gronden met een intensief agrarisch verleden die een natuurbestemming krijgen, meestal niet van de ene op de andere dag natuurwaarden hebben. Hiervoor is eerst een omvormingsbeheer (verschraling)nodig of inrichting, zoals het afvoeren van de voedselrijke bouwvoor of bosaanplant. Om deze gronden met een natuurbestemming toch op de (ambitie)kaart te kunnen zetten, is er het beheertype 'nog om te vormen naar natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0010.png"

Wisselse Veen: uitsnede uit het Natuurbeheerplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0011.png"

Tongerense Veen: uitsnede uit het Natuurbeheerplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0012.png"

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. De percelen zijn in voorgaande jaren reeds als N00.01 op de Ambitiekaart van de provincie aangeduid en kunnen derhalve in aanmerking komen voor functieverandering en inrichting tot nieuwe natuur.

De percelen in het Wisselse Veen worden niet opnieuw ingericht maar zullen vooralsnog uitsluitend worden verschraald.

Voor de percelen in het Tongerense Veen is door de Stichting Het Geldersch Landschap een inrichtingsplan opgesteld (zie bijlage 1). Het na te streven natuurbeheertype is vastgesteld als N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Dit sluit aan op het beheer van de percelen ten noorden van het plangebied (zie kaartje).

Het plan geeft uitvoering aan het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Epe 2030

De toekomstvisie van de gemeente Epe is een koersdocument en geeft richting aan de keuzes die de gemeente in de komende jaren gaat maken bij tal van maatschappelijke opgaven. De visie geeft een ambitie en richting weer, maar geen concrete stappen. De insteek is om een attractieve gemeente te zijn en te blijven. Voor de mensen die al in de gemeente wonen, voor de toekomstige inwoners en voor bezoekers wil Epe een aantrekkelijke gemeente zijn om in te wonen, te werken, te recreëren en te verblijven. De visie bestaat uit de hoofdterreinen economie, sociaal en ruimte. Wat betreft economie wil de gemeente de economische structuur versterken door te focussen op groeisectoren. Tot die groeisectoren behoren recreatie en toerisme. Dit zijn belangrijke economische dragers in de gemeente Epe.


Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. Hiermee blijft de gemeente een aantrekkelijke locatie om te wonen en recreëren. De percelen krijgen geen interne ontsluiting voor recreatief verkeer vanwege de te realiseren natuurdoelen en het ontbreken van verbindingen met wandelmogelijkheden buiten het perceel. De percelen zijn goed te beleven vanaf de langsliggende openbare wegen.

Het plan past binnen de Toekomstvisie van de gemeente Epe.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel

De gemeenten Epe, Heerde en Voorst hebben in januari 2010 het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van Veluwe tot IJssel vastgesteld. Dit plan bevat een regionale visie op het behoud van een mooi en aantrekkelijk landschap. Doel is om met het LOP de autonome ontwikkeling van het landschap te sturen op behoud en de ontwikkeling van landschappelijke samenhang en het ontwikkelen van karakteristieke kenmerken. Bij ontwikkelingen dient het LOP als toetsingskader.

Op de landschapsvormkaart en de kaart waardevolle open gebieden zijn de kernkwaliteiten van het landschap inzichtelijk gemaakt en gewaardeerd. Het plangebied Wisselse Veen valt binnen 'Beekdalen', de Tongerense Veen in de 'Droge bos- en heideontginngingen'.

Beekdalen

De beekdalen voeren het water af van de Veluwe tot aan de IJssel en zijn dan ook herkenbaar aan de van west naar oost lopende beken (en waterlopen). Veel van deze beken zijn door de mens aangelegd (sprengenbeken) en monden uit in de Grift/Apeldoorns Kanaal. Deze beken zijn over het algemeen vrij smal. In de bovenloop worden de beken vaak aan drie zijden omsloten door bossen (Centraal Veluws Natuurgebied), op de overgang van de boven- naar middenloop komen de beken samen in een natte vlakte of veenkom, zoals in het Wisselse Veen en Tongerense Veen. De beken en dalen hebben hier van een slootachtig karakter en zijn slecht herkenbaar in het landschap. Van oorsprong zijn de beekdalen erg nat, maar het watersysteem is tegenwoordig sterk beïnvloed door grondwaterverlaging en onttrekking van grond- en oppervlaktewater. Vanwege dat natte ondergrond is het grondgebruik overwegend grasland. In het verleden kwamen langs de perceelsgrenzen veel kavelbeplanting voor, waaronder veel elzensingels. Veel van deze beplantingen zijn verdwenen.

Als beleidsambitie voor de beekdalen wordt genoemd de openheid in de brede beekdalen te behouden, met als eindbeeld (schrale) graslanden of eventueel een moerasachtige omgeving.

Voor het plangebied Wisselse Veen wordt voorzien in ontwikkeling van natuur. Er wordt een verschralingsbeheer gevoerd voor het grasland. De bijbehorende open uitstraling van de plek blijft daardoor behouden. Het initiatief past in het LOP.

Droge bos- en heideontginningen

Dit landschapstype heeft een ligging op de hoge delen van de stuwwal (met name binnen het Centraal Veluws Natuurgebied). Door de zeer droge en arme zandgronden zijn deze gronden pas laat ontgonnen en lang onbebouwd gebleven. In de 19e eeuw werden heidegebieden ontgonnen en aangeplant met grote hoeveelheden naaldbos (productiehout). Als gevolg van de bosaanplant ontstonden vele nieuwe landgoederen. Naast de jonge productiebossen komen ook veel oude bossen voor. Deze bestaan uit meer loofsoorten en werden gebruikt voor productie van hout en voor de jacht. De ontginningswegen zijn karakteristiek voor dit landschapstype door hun lange rechte lijnen. Op de Veluwe zijn ook enkele oude agrarische enclaves te vinden (zoals Gortel en Niersen). Deze zijn ontstaan doordat woeste gronden al in de Middeleeuwen ontgonnen werden en in gebruik genomen werden voor akkerbouw. Kernkwaliteiten zijn: oude agrarische enclaves, planmatige structuur van het naaldbos (rechte lijnen), oude bossen met loofbomen, landgoederen en cultuurhistorische elementen (zoals oude wegen, grafheuvels en Celtic Fields).

Het plan voor het Tongerense Veen betreft de ontwikkeling van natuur in de vorm van kruiden- en faunarijk grasland. Dit is passend bij de doelstellingen van het LOP.

3.3.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe', vastgesteld door de raad op 23 maart 2017 en deels onherroepelijk in werking. Daarnaast geldt ook het 'Parapluplan Parkeren', vastgesteld door de raad op 8 november 2018.

Plangebied percelen in Wisselse Veen

Navolgende afbeelding toont de actuele planologische situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0013.png"

Plangebied Wisselse Veen" uitsnede van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch'. Daarnaast gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur', 'overige zone - beekdalen' en 'overige zone - gelders natuurnetwerk'.

Plangebied perceel Tongerense Veen

Navolgende afbeelding toont de actuele planologische situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG087WisselseVeen-VWP1_0014.png"

Plangebied Tongerense Veen: uitsnede van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch'. Daarnaast gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur', 'overige zone - droge bos- en heideontginningen' en 'overige zone - gelders natuurnetwerk'.

Artikel 3.8.1 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe bevat een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' om te kunnen zetten naar de bestemming 'Natuur'.

3.8.1 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Natuur' met dien verstande dat:

  • a. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel de eigenaar en/of gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de natuurontwikkeling;
  • b. de wijziging in overeenstemming is met het landschapstype zoals is opgenomen in artikel 43.4;
  • c. de wijziging niet leidt tot:
      • een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
      • negatieve effecten op de waterhuishouding, mits burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies hebben aangevraagd aan de waterbeheerder.

Zoals in de inleiding is vermeld zijn de terreinen in 2018 of eerder verworven door de Stichting Geldersch Landschap en Kasteelen. In hoofdstuk 2 en 3 is beschreven hoe de toekomstige inrichting past in het gebied en uitvoering geeft aan het Natuurbeheerplan van de provincie Gelderland. De natuurontwikkeling leidt niet tot aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen of negatieve effecten op de waterhuishouding, hier wordt in hoofdstuk 4 nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit kan worden aangetoond met een actueel bodemonderzoek. De geschiktheid is ook voldoende aangetoond als uit het vooronderzoek op basisniveau conform NEN 5725 blijkt dat de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en er geen risico’s voor het toekomstige gebruik te verwachten zijn. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning mogelijk ook een actueel onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

De gemeente is het bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Epe heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Planspecifiek

Omdat dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt moet worden beoordeeld of de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de toekomstige bestemming.

Ter plaatse van deze nieuwe ontwikkelingen is geen bodemonderzoek uitgevoerd. De betreffen percelen hebben een agrarische bestemming die wordt gewijzigd naar een natuurbestemming. Van de percelen is geen bodeminformatie aanwezig. Gezien de agrarische functie (geen bebouwingen) wordt aangenomen dat de percelen onverdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging en dat geen sprake is van onaanvaardbare risico’s voor toekomstige gebruikers bij de functiewijziging naar natuur.

 

De bodem wordt geschikt geacht voor de toekomstige functie natuur.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. Gelet op de toekomstige functie zal de het initiatief bijdrage aan een (beperkte) verbetering van de luchtkwaliteit, omdat het land niet meer bewerkt hoeft te worden met landbouwmachines. Geconcludeerd kan worden dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. Natuur is geen geluidgevoelige functie zoals bepaald in de Wgh, en heeft ook geen geluidseffect op omliggende geluidgevoelige functies.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. Natuur is geen gevoelige functie en vormt daarmee geen belemmering voor de bedrijfsactiviteiten van omliggende bedrijven of functies. Anderzijds heeft de functie natuur ook geen milieueffect op de omgeving. Het project is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

 

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.

 

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

 

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

 

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

 

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

 

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Beleidsvisie externe veiligheid

In september 2013 is de Beleidsvisie Externe Veiligheid Epe vastgesteld. Uitgangspunt van deze visie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan indien het gaat om een verplaatsing van een bestaande risicobron naar een bedrijventerrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde. In de visie is tevens vastgelegd dat wanneer bijzonder kwetsbare objecten (objecten met verminderd zelfredzame personen zoals scholen en zorginstellingen) mogelijk worden gemaakt binnen het invloedsgebied van een risicobron de besluitvorming op dit punt expliciet aan de gemeenteraad en het college van B&W wordt voorgelegd.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. De bestemming Natuur is niet relevant in het kader van externe veiligheid. De locaties zullen niet worden gebruikt als verblijfslocatie voor personen en zijn daarmee geen (beperkt) kwetsbaar object conform artikel 1, lid 1 sub b of sub l van het Besluit externe veiligheid. Ook is het geen risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving.

Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.

4.1.6 Milieueffectrapportage

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Planspecifiek

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het plan is niet m.e.r.-(beoordelings-)plichtig.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Beleid waterschap Vallei en Veluwe

In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van beleid bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:

  • Hemelwater wordt op basis van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen op de riolering is in principe niet toegestaan;
  • Afvalwater niet zijnde 'schoon' hemelwater aansluiten op het riool;
  • Houdt bij het ontwerp rekening met de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
  • De ontwikkeling dient in de gebruiksfase grondwaterneutraal te zijn. Structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan;
  • Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water;

Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².


Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

Het grondwatersysteem binnen de gemeente Epe en dus ook de plangebieden bevindt zich tussen het Veluwemassief en de IJssel. Neerslag zijgt in op het hoge en droge deel van de Veluwe en treedt in de vorm van kwel weer uit in de lager gelegen gebieden. De diepere kwel is afkomstig van het Veluwemassief en is gedurende lange tijd onderweg. De kwaliteit van dit water is dan ook bijzonder goed. De meer lokale kwel is afkomstig uit de dekzandruggen (pseudo-eskers). Het water in het gebied is veelal ijzerrijk.

 

De vele aanwezige beken en sprengbeken stromen van west naar oost door het gebied. Ze zijn zeer belangrijk voor de afwatering van het gebied, ze maken landbouwkundige activiteiten mogelijk. De meeste sprengbeken, waaronder de Paalbeek ten noorden van het in te richten perceel Tongerense Veen, zijn tussen de 14e en de 19e eeuw gegraven om als aandrijving te dienen voor diverse watermolens.

De projectlocaties behoren tot het beheergebied van het waterschap Vallei en Veluwe. Het waterschap hanteert het principe dat nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied die voorzien in een toename aan verharding tot maximaal 4.000 m², geen watercompensatie hoeven op te nemen in een plan. De aanleg van natuur heeft geen enkele toename tot gevolg. Het waterbergend vermogen neemt ook niet af.

Voor de locaties is de digitale watertoets ingevuld (zie bijlage 2). Hieruit komt naar voren dat de normale watertoetsprocedure moet worden doorlopen, omdat langs de percelen belangrijke watergangen met beschermingszones lopen. Het plangebied Tongerense Veen ligt daarnaast deels in een grondwaterfluctuatiezone. Gesteld kan worden dat de voorgenomen omzetting van agrarisch naar natuur geen nadelige invloed heeft op de waterhuishouding. Er worden geen ingrepen gedaan in de bestaande watergangen.


Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Gebiedsbescherming

De percelen in Wisselse Veen en Tongerense Veen liggen in het Gelders natuurnetwerk en deels in en net buiten het Natura 2000-gebied Veluwe. De voorgenomen ontwikkeling betreft het omzetten van agrarische percelen naar natuur. Dit draagt bij aan de versterking van de ecologische waarde van het gebied. Het optreden van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kan uitgesloten worden.

Soortenbescherming

De omzetting naar natuur, het voorgenomen verschralingsbeheer en de inrichting tot kruiden- en faunarijk grasland zijn passend bij de flora en fauna op de locatie. Van aantasting van beschermde soorten is geen sprake.

Tijdens het veldbezoek aan de Tongerense Veen zijn aan de randen van het perceel soorten aangetroffen als Fluitenkruid en Reukgras. Daarnaast blijkt uit de NDFF dat ook Klein geaderd witje en Stijf havikskruid voorkomen. De voornomen inrichting tot kruiden- en faunarijk grasland is passend bij de flora en fauna op de locatie.

Het initiatief is uitvoerbaarheid voor het aspect ecologie.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. De betreffende percelen gaan onderdeel uitmaken van het natuurgebied in Wisselse Veen en Tongerense Loo en behoeven geen eigen ontsluiting of verkeersvoorzieningen anderszins.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Het landschap heeft een cultuurhistorische waarde, onder meer vanwege de nog herkenbare oude verkaveling en sprengebeken. De blokvormige verkaveling was halverwege de 19e eeuw al aanwezig. De Paalbeek ligt in die tijd ook al op dezelfde plek. Ook zijn er nog veel houtwallen, beekbegeleidende beplanting en bosjes bewaard gebleven. Na 1900 is meer bos ontstaan en zijn de heidegronden meer tot landbouwgrond omgevormd. De percelen die onderdeel zijn van dit plan zijn begin 20e eeuw omgevormd.

Voorliggend plan tast deze historische geografie niet aan. De omzetting van regulier agrarisch gebruik naar een meer extensief natuurbeheer past binnen het oude landschap, waarbij de historische blokverkaveling en de beekbegeleidende beplanting en bosjes behouden blijven.

Archeologie

Voorliggend initiatief betreft de ontwikkeling van natuur op agrarische gronden. Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Epe zijn de betreffende percelen in het Wisselse Veen en Tongerense Veen aangemerkt als gebieden met een lage verwachting. Er is ter plaatse ook geen dubbelstemming archeologie opgenomen in het onderliggende bestemmingsplan. Er zal geen sprake zijn van grote grondroerende werkzaamheden of afgravingen, maar alleen verschralingsbeheer op alle drie deellocaties worden toegepast. Een nader onderzoek naar de archeologische waarden kan daarmee achterwege blijven.

Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Deze wijziging van het bestemmingsplan voorziet niet in bouwmogelijkheden binnen het plangebied. De kosten voor het omvormen en beheren van de agrarische percelen naar natuur zijn geheel voor rekening van de Stichting Het Geldersch Landschap en Kasteelen, waarvoor zij subsidie heeft aangevraagd bij de provincie Gelderland. De gemeente draagt financieel op geen enkele wijze bij aan de realisatie van dit initiatief. De plankosten zijn verhaald door het in rekening brengen van de leges op grond van de Legesverordening 2020. Het kostenverhaal is daarmee verzekerd.

In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld, dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van het voorgenomen plan een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. In dit specifieke geval is in het kader van de economische uitvoerbaarheid geen planschadeovereenkomst op grond van artikel 6.4 a van de Wro noodzakelijk, omdat de beide planlocaties binnen het GNN gelegen zijn en de meeste omringende gronden al in eigendom zijn van de Stichting of andere natuurbeherende organisaties en personen. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid niet in het geding.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

De opzet van voorliggend bestemmingsplan is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe', vastgesteld door de gemeenteraad op 23 maart 2017 (identificatienummer NL.IMRO.0232.BG028Buitengebied-VBP1). Deze regeling is van toepassing verklaard op dit plan. Dit wijzigingsplan bevat één bestemming:

  • Natuur: de gronden voor Natuur zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van deze gronden.
  • Daarnaast gelden de volgende gebiedsaanduidingen:
    • 1. 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur'
    • 2. 'overige zone - beekdalen'
    • 3. 'overige zone - gelders natuurnetwerk'
    • 4. 'overige zone - droge bos- en heideontginningen'

De gebiedsaanduiding 'overige zone - beekdalen' geldt voor de deellocatie Wisselse Veen, de 'overige zone - droge bos- en heideontginningen' voor de deellocatie Tongerense Veen. De andere gebiedsaanduidingen geldt voor het gehele plangebied.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

In dit plan is geen sprake van bovenlokale belangen. Het waterschap Vallei en Veluwe is via de digitale watertoets op de hoogte worden gesteld van dit plan.

Inspraak

In het Wisselse Veen is er een uitvoerige communicatie met de omgeving via het gebiedsproces voor natuurbescherming en -versterking Wisselse Veen dat thans loopt. Voor het Tongerense Veen is de aanpassing slechts procedureel. Het perceel blijft grasland met een karakter en uiterlijk als een agrarisch perceel. Gezien de beperkte impact is verdere consultatie niet aan de orde.

Procedure

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 22 juli 2021 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.