Plan: | Bijsterbosweg 3 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.BG084Bijsterbosweg-OBP1 |
Op het perceel Bijsterbosweg 3 te Epe bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf. De locatie is voorzien van een woonbestemming met een functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit'. Er vinden geen agrarische activiteiten meer plaats. In plaats daarvan worden alle voormalige varkensschuren nu gebruikt als caravanstalling. De eigenaar van het perceel heeft het voornemen om de twee aanwezige voormalige varkensschuren en een bijgebouw te slopen en hiervoor in de plaats twee nieuwe woningen te realiseren.
De realisatie van deze woningen is niet geregeld in het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden is het noodzakelijk het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het perceel Bijsterbosweg 3 te herzien. Dit bestemmingsplan voorziet in de uitwerking van voorgenoemde regeling.
Het plangebied ligt op circa 2 kilometer ten noordoosten van de kern Epe. De Rijksweg A50 ligt circa 1 kilometer ten oosten van het plangebied.
In het plangebied is een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. Het plangebied wordt omringd door gronden met verschillende functies. In de directe omgeving van het plangebied zijn onder andere agrarische gronden, bos, maatschappelijke functies, woningen en een tuincentrum aanwezig.
Op onderstaande afbeelding is de luchtfoto met daarop het plangebied weergegeven.
Luchtfoto Bijsterbosweg 3, Plangebied rood omlijnd
Locatie plangebied Bijsterbosweg 3
De toelichting van dit bestemmingsplan is op de volgende wijze opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de huidige en de toekomstige situatie op het plangebied weergegeven. Daarbij is ook het vigerende bestemmingsplan weergegeven. In hoofdstuk 3 is het vigerende rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid uiteengezet. Hoofdstuk 4 beschrijft de randvoorwaarden en de conclusies van de onderzoeken die rondom het voorliggende initiatief zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Epe. In het plangebied is één woning aanwezig met daarnaast twee voormalige varkensschuren en een aantal bijgebouwen. De voormalige agrarische bebouwing wordt gebruikt voor een caravanstalling. Om deze gebouwen heen liggen enkele agrarische gronden.
Het plangebied wordt aan de noordoostzijde ontsloten door de Bijsterbosweg. In de directe omgeving van het plangebied zijn agrarische gronden en een stuk bos aanwezig. De omliggende omgeving wordt gekenmerkt door de bomenrijen en het opgaande groen door het gebied heen. Het vele groen in en om het plangebied zorgt ervoor dat het plangebied zelf ook grotendeels aan het zicht onttrokken wordt vanaf de Bijsterbosweg.
Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele impressies van het plangebied weergegeven.
Woonhuis Bijsterbosweg 3
Te slopen schuren met daarvoor enkele caravans
Terrein gelegen naast te slopen schuren
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied Epe, vastgesteld op 23 maart 2017.
In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Wonen'. Daarnaast is er een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' aanwezig. Het plangebied is ook onderdeel van de groene ontwikkelingszone. Hiervoor ligt ook een aanduiding over het perceel. Ter plaatse van de agrarische bestemming is tevens de gebiedsaanduiding 'overige zone - dekzandruggen en oude bouwlanden' opgenomen.
Op het perceel is een nevenactiviteit toegestaan. Deze nevenactiviteit betreft de caravanstalling. Als laatste is er op het perceel maximaal 3.440 m2 aan bebouwing toegestaan.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied weergegeven.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan, plangebied rood omlijnd
De initiatiefnemer is voornemens drie bestaande schuren te slopen en daarvoor in de plaats twee woningen terug te bouwen. Er worden twee varkensschuren en een ander bijgebouw gesloopt . In totaal wordt er 2.525 m2 aan bebouwing gesloopt. Op onderstaande afbeeldingen zijn de te slopen gebouwen rood omlijnd.
Te slopen bebouwing Bijsterbosweg 3
De twee nieuw te bouwen woningen hebben een maximale inhoudsmaat van 750 m3. De woningen worden iets verder naar de noordzijde van het perceel geplaatst ten opzichte van de oude schuren. Op onderstaande afbeelding is een situatieschets van de nieuwe situatie weergegeven Tevens is de ontwikkeling voorzien van een landschappelijk inpassingsplan. Dit plan is te vinden in Bijlage 1.
Nieuwe situatieschets erf Bijsterbosweg 3
In de nieuwe situatie worden de twee nieuwe woningen ter plaatse van de te slopen varkensschuren geplaatst. Hierdoor worden vanaf de Bijsterbosweg gezien geen wijzigingen in het aanzicht van het perceel gerealiseerd. De bestaande landschappelijke structuren blijven daarmee zoveel mogelijk gewaarborgd doordat de woningen min of meer tussen het groen ingepast worden.
In de landschappelijke inrichtingsschets worden aanwezige waardevolle elementen behouden en aangevuld. Door middel van struweelhagen en kruiden worden het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) aangevuld en versterkt. Het plangebied maakt zelf geen onderdeel uit van het plangebied. Het plangebied ligt echter direct tegen dit gebied aan.
Daarnaast wordt aan de noordwestzijde van het perceel een nieuwe bosplantsoenstrook gecreëerd. Door de hagen wordt het kleinschalige van het landschap versterkt. Daarnaast worden deze hagen ook gebruikt om groene open ruimtes te creëren. Deze open ruimtes zorgen voor een verdere versterking van de landschappelijke structuren. De extra elementen (de hagen en de open ruimtes) zijn waardevol voor steenuil en das.
Ten behoeve van de preciezere inrichting van het perceel, uitstraling van de woningen en het kleur- en materiaalgebruik is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan. Tevens worden de opgestelde richtlijnen voor beeldkwaliteit verankerd in de regels.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau.
Voor de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen in het Barro. Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen directe relatie met het genoemde beleid. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Op basis van de vijf vragen van de ladder voor duurzame verstedelijking dient gemotiveerd te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik.
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van twee woningen. Dit aantal is zodanig klein, dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig. Desalniettemin moet er wel worden aangetoond dat er behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling.
Behoefte aan de ontwikkeling
In de woonagenda van de gemeente Epe is weergegeven dat er behoefte is aan 755 nieuwe woningen tot en met 2027. Binnen de bestaande ruimte is er niet genoeg capaciteit om deze vraag op te lossen. Dit initiatief draagt bij aan de realisatie van de vraag van 755 woningen in de gemeente Epe. Een en ander is verder uitgewerkt in paragraaf 3.3.3.
De ontwikkeling is niet in strijd met het nationale beleid. Aangetoond is dat de Ladder voor duurzame verstedelijking geen belemmering vormt voor dit plan.
De provincie Gelderland heeft op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De provincie kiest er in deze Visie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Ten aanzien van de regio Stedendriehoek - waarbinnen ook de gemeente Epe is gelegen - wordt gesteld, dat een goed vestigingsklimaat een belangrijke troef van deze regio is. De regio is goed bereikbaar en ligt in het unieke landschap van de Veluwe, Salland, Achterhoek en de IJsselvallei. De voordelen van stad, dorp en platteland worden er gecombineerd. Maat en schaal van het gebied zijn overzichtelijk en de sociale betrokkenheid is groot. De provincie en haar partners streven in deze regio met betrekking tot het aspect “leefomgeving met kwaliteit versterken” onder meer om landschappen en cultuurhistorische identiteit beter te ontsluiten en te beleven.
De Omgevingsverordening Gelderland, vastgesteld 14 september 2014 en voor het laatst geactualiseerd op 19 december 2018, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. In het hoofdstuk Ruimte van deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot onder andere wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie.
Ter plaatse van de locatie Bijsterbosweg 3 zijn de regels met betrekking tot de groene ontwikkelingszone van toepassing. De regels welke van toepassing zijn op deze ontwikkeling worden weergegeven in Artikel 2.52 van de verordening. In lid 2 van dit artikel worden de voorwaarden weergegeven onder welk een nieuwe kleinschalige ontwikkeling plaats kan vinden. Deze voorwaarden zijn hieronder weergegeven.
Aan beide genoemde voorwaarden wordt voldaan in dit plan. De kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone worden met deze ontwikkeling versterkt. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 2.3 en in de landschappelijke inpassing in Bijlage 1. De landschappelijke inpassing is nader verfijnt door middel van een beeldkwaliteitsplan (Bijlage 2) waarin tevens rekening is gehouden met de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse.
Het realiseren van twee nieuwe woningen ter plaatse van het perceel Bijsterbosweg 3 is niet in strijd met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland. Aan de voorwaarden voor de ontwikkeling welke gesteld worden in de Omgevingsverordening, wordt voldaan.
Het plangebied ligt binnen de grenzen van het gebied waarvoor de structuurvisie 'Veluweflank Epe' is opgesteld. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad van Epe vastgesteld op 25 maart 2010. De structuurvisie dient verschillende doelen:
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven.
Structuurvisiekaart Veluweflank
Het plangebied is gelegen in een zone welke is aangemerkt als ontwikkelingsruimte.
Verder in de structuurvisie is opgenomen dat bij Vrijkomende Agrarische Bebouwing de mogelijkheid bestaat om nieuwe woningen te bouwen in ruil voor sloop van de voormalige agrarische bebouwing. Voorliggend initiatief maakt gebruik van deze regeling. Het initiatief is daarmee in lijn met de Structuurvisie Veluweflank.
Conclusie
De Structuurvisie Veluweflank vormt geen belemmering voor het initiatief. Het initiatief is in lijn met het beleid uit de Structuurvisie Veluweflank.
De 'Toekomstvisie Epe 2030' is een koersdocument en geeft richting aan de keuzes die de gemeente in de komende jaren gaat maken bij tal van maatschappelijke opgaven. De visie geeft een ambitie weer, geeft richting aan, maar geen concrete stappen. De visie gaat uit van de opgaven waar de gemeente nu voor staat, de kansen die er liggen, de ambities die het heeft en de unieke kwaliteiten die Epe in huis heeft.
Met betrekking tot wonen geeft de toekomstvisie het volgende aan:
De krimp van de landbouw geeft mogelijkheden in het buitengebied, zowel voor de woonfunctie als de bedrijfsfunctie. Het ontwikkelen van nieuwe groeisectoren biedt daarvoor kansen. Dit gaat wel gepaard met een fysieke opgave. Hierbij kan het gaan om de bouw van nieuwe woningen, voorzieningen en/of bedrijfspanden. Bijvoorbeeld op het vlak van specialistische zorg voor mensen met een beperking waarbij op maat gesneden woningen nodig zijn of aanleunwoningen.
Conclusie
Deze ontwikkeling voorziet in een realisatie van een woonfunctie ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf. De ontwikkeling is in lijn met hetgeen wat is opgenomen in de Toekomstvisie Epe 2030.
Het woonbeleid van de gemeente Epe is vastgelegd in de Woonagenda 2019 - 2023. Met de woonagenda werkt de gemeente aan een dynamisch en op de behoefte gericht woonbeleid. Dit houdt in dat de lokale opgave centraal staat. In de Woonagenda Cleantechregio 2018 is hiervoor het startsein gegeven, waarin de nadruk ligt op kwalitatief programmeren. Verder is in deze regionale agenda ook richting gegeven aan het aantal te bouwen woningen in de periode 2018 - 2027. Voor de gemeente Epe zijn dat 755 nieuw te realiseren woningen. Daarnaast vormt het Woonbehoefteonderzoek uit 2017, dat samen met de gemeenten Hattem, Heerde en Woonstichting Triada is opgesteld, de onderlegger van deze nieuwe woonagenda.
Aan het woonbeleid liggen zes uitgangspunten ten grondslag, te weten:
In de Woonagenda is dit verdeeld in vijf thema’s. Deze zijn: het groeiend aantal huishoudens, betaalbaar wonen in de huur, de woningvraag in de koopsector, wonen met zorg en welzijn en duurzaamheid van woningen en woonomgeving. Deze vijf thema’s monden uit in de uitgangspunten voor woningbouw in onze gemeente (thema 6). De uitgangspunten zijn als volgt verwoord. Woningbouw draagt bij aan het behoud en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en voorziet in een behoefte. We onderschrijven de 10-richtinggevende principes over ruimtelijke kwaliteit en wonen zoals deze in de Woonagenda Cleantechregio zijn verwoord. De gemeente richt zich daarbij op het betaalbare- en middeldure segment. Bij nieuwbouw hanteren wij drie stappen, te weten: van transformatie naar inbreiding en van daaruit naar uitbreiding.
In het tweede deel van de agenda zijn de visie en de uitgangspunten vertaald in kwalitatieve en kwantitatieve kaders voor woningbouwinitiatieven. De kwalitatieve kaders gaan vooral over de doelgroepen, ruimtelijke kwaliteit en de trits transformatie, inbreiding en uitbreiding. In de kwantitatieve kaders wordt ingegaan op de aantallen nieuw te bouwen woningen op grond van de regionale woningbouwafspraken.
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee woningen en de sloop van twee agrarische schuren en een bijgebouw. Voorliggend initiatief draagt daarmee bij aan de opgave van 755 woningen in gemeente Epe. Tevens wordt er met een landschappelijke inpassing voorzien in een kwaliteitsverbetering in het gebied.
Kader
Op basis van de Wet bodembeheer mogen er geen gevoelige objecten op verontreinigde grond gebouwd worden. Een object wordt als gevoelig aangemerkt wanneer er 2 uur of langer per dag mensen in verblijven. De nieuw te bouwen woningen zijn locaties waar langer dan 2 uur per dag mensen zullen verblijven. Om deze reden is een bodemonderzoek noodzakelijk.
Onderzoek
Voor de planlocatie zijn bodemonderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken zijn te vinden in Bijlage 7 en Bijlage 8.
Op basis van de bodemonderzoeken zijn er in de bovengrond ter plaatse van de planlocatie geen verontreinigingen aangetroffen. In het plangebied is wel een grondwaterverontreiniging aangetroffen. Het gaat hier om een matig verhoogd gehalte arseen. Deze grondwaterverontreiniging is waarschijnlijk van natuurlijke oorsprong. Zware metalen kunnen van nature in de ondergrond aanwezig zijn. In de loop der jaren zijn deze metalen uitgespoeld naar het grondwater.
Tevens is ter plaatse van beide schuren een lichte asbestverontreiniging aangetroffen op de locatie. Deze verontreinigingen worden gesaneerd voordat de woningen gerealiseerd worden.
Conclusie
Er zijn enkele verontreinigingen aangetroffen in het plangebied. Hier is vervolgonderzoek voor nodig. Tevens is ter plaatse van de zuidelijke schuur geen onderzoek naar asbest uitgevoerd. Deze onderzoeken worden voor de vaststelling van dit plan ingevoegd. Ter plaatse van de verontreiniging met asbest dient de grond gesaneerd te worden. Deze sanering vindt plaats voordat de woningen gerealiseerd worden.
Wettelijk kader en beleid
Europese regelgeving
De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De EU-lidstaten zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en van natuurlijke habitats. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid. Een Natura 2000-gebied kan uit een Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied of een combinatie van beide bestaan. Bij een gecombineerd Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied kan elk onderdeel zijn eigen begrenzing hebben, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden.
Rijksbeleid en wetgeving
Wet natuurbescherming
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.
De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen.
De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.
Gebiedsbescherming
De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. De provincie stelt voor het Natura 2000-gebied iedere 6 jaar een beheerplan vast. Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als uit de passende beoordeling die vereiste zekerheid niet is verkregen kan het plan uitsluitend worden vastgesteld als is voldaan aan elk van de voorwaarden:
Als het plan significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied geldt in plaats van de hiervoor genoemde voorwaarde b, de voorwaarde dat het plan nodig is vanwege:
Soortenbescherming
De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:
Op grond van dit regime is het verboden om de soorten die zijn
opgenomen in de bijlage bij de wet van de bijlagen opzettelijk te doden
of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de in
de bijlage genoemde dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en
om bepaalde vaatplanten opzettelijk te plukken en te vernielen.
Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen)
respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen. Dit kan alleen als
aan drie criteria is voldaan:
Voor een deel van de andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten hebben provinciale staten in de Omgevingsverordening Gelderland vrijstelling verleend voor zover het gaat om handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het bestendig beheer en onderhoud.
Tevens is er een zorgplicht. Iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Voor verstoring van vogels en vogelnesten geldt dat buiten het broedseizoen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord, zowel binnen als buiten het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
Houtopstanden
Tot slot kent de Wnb het verbod om een houtopstand geheel of gedeeltelijk te (doen) vellen, zonder voorafgaande melding daarvan aan de provincie. Dit verbod geldt niet binnen de bebouwde kom en voor bepaalde typen bomen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is bepaald dat de aanwijzing en begrenzing van de gebieden die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland' en de aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden bij provinciale verordening geschiedt. Ook is daarin bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied behorend tot het natuurnetwerk Nederland.
Provinciaal beleid
Omgevingsvisie en -verordening Gelderland
De provincie beschermt het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Daarnaast bestaat de Groene Ontwikkelingszone (GO). Deze kent een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De omgevingsverordening kent ook regels voor GO.
Gemeentelijk beleid
Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
In de APV is het gemeentelijk beleid opgenomen ten aanzien van het vellen van houtopstanden. Het is in principe verboden om houtopstanden te vellen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. In de APV is geregeld welke bomen vergunningplichtig zijn (aan de hand bijlage 1 Bomenlijst) en wat de beoordelingscriteria zijn voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Er bestaat een mogelijkheid om een herplantplicht op te leggen als niet voldaan is aan de vergunning. Inzake de bestrijding van boomziekten kan het college van B&W verplichten om een houtopstand te vellen of zo te behandelen dat verspreiding wordt voorkomen.
Onderzoek
Flora en fauna
Voor het plan is er een ecologische quickscan uitgevoerd. De volledige quickscan is opgenomen in Bijlage 3. Uit de inventarisatie blijkt dat nader onderzoek naar verdere aanwezige natuurwaarden niet nodig is. Tevens wordt er aanbevolen om rekening te houden met het broedseizoen van vogels.
Nader onderzoek in het kader van gebiedsbescherming (Wnb en provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) is niet nodig. Een vergunning van de Wnb voor beschermde gebieden is op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.
Stikstof
Vanwege de aard van het project en de ligging in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Veluwe is er een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd. Dit onderzoek betreft een berekening naar stikstofdepositie met het programma Aerius. Het onderzoek is te vinden in Bijlage 4.
Uit de berekening blijkt dat het initiatief niet voorziet in een extra stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar. Er wordt niet voorzien in een toename van stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden als gevolg van het initiatief.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het voorgenomen initiatief. De borging van de houtopstanden ter plaatse is geregeld in artikel 10.1 van dit bestemmingsplan. Het planvoornemen voorziet niet in de verwijdering van houtopstanden ter plaatse.
Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied en onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de bouw van geluidgevoelige objecten mogelijk namelijk twee woningen. Deze woningen liggen binnen de wettelijke zone van de Heerderweg. Om deze reden moet er in het kader van de Wet geluidhinder een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai worden uitgevoerd. Het volledige akoestisch onderzoek is te vinden in Bijlage 6.
Uit het onderzoek blijkt dat de nieuw te realiseren woningen buiten de 48 dB geluidscontouren van de Heerderweg liggen. De woningen voldoen hiermee aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting. Nader onderzoek of geluidreducerende maatregelen zijn niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Kader
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan deconcentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Situatie plangebied
Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een 'nibm' project. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' is in het plangebied reeds een bedrijfsgebouw toegestaan. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie gemeente Epe
Met deze Beleidsvisie Externe Veiligheid zet de gemeente in op een duurzame en veilige ontwikkeling van de gemeente Epe. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. Deze visie gaat in op de samenhang tussen ruimtelijke ordening enerzijds en beheersing en verantwoording van risico's anderzijds.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een toetsingskader te hebben dat duidelijk maakt welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Epe aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.
Het toetsingskader voorkomt afwegingen en besluiten op ad-hocbasis en brengt consistentie door heldere uitgangspunten en reële ambities. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening het in dit document weergegeven externe veiligheidsbeleid in acht. De uitgangspunten uit deze visie worden verder toegepast bij alle gemeentelijke activiteiten en ontwikkelingen waarbinnen externe veiligheid een rol speelt (o.a. vergunningverlening en handhaving, routering gevaarlijke stoffen, ruimtelijk beleid, rampenbestrijding en risicocommunicatie).
Situatie plangebied
Het initiatief voorziet in de toevoeging van twee woningen aan de Bijsterbosweg 3 te Epe. Deze nieuwe woningen zijn gevoelige objecten in het kader van het Besluit externe veiligheid. Hieronder is een uitsnede van de risicokaart (www.risicokaart.nl) opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen.
Uitsnede risicokaart, plangebied aangemerkt met rode speld
Stationaire risicobronnen
In de directe nabijheid van de planlocatie is een stationaire risicobron gevestigd die een mogelijke belemmering kan vormen van het initiatief. Het betreft de propaantank aan de Bijsterbosweg 8 Epe 'De Beekhorst'. De afstand tot de planlocatie is ongeveer 435 m.
Deze stationaire risicobron is summier beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan.
De propaantank aan de Bijsterbosweg 8 Epe 'De Beekhorst' heeft een inhoud van 19,9 m3 en de doorzet is 178 m3 per jaar. Het plaatsgebonden risico (10-6) is 35 m. De maximale effectafstand is 285 m (1% letaliteitsafstand). De afstand tot de planlocatie is 435 m. Hiermee vormt de propaantank geen belemmering voor het planinitiatief.
Bevi
De ontwikkeling ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 35 meter van de propaantank. Wettelijk gezien is het daarom mogelijk om de woning te realiseren.
Mobiele risicobronnen
Er zijn twee mobiele risicobronnen in de directe nabijheid van de planlocatie die een belemmering voor het initiatief kunnen vormen. Deze twee mobiele risicobronnen zijn summier beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan. Er wordt beschreven dat het plangebied niet binnen de invloedssfeer van transportroutes gevaarlijke stoffen ligt.
Heerderweg (N794)
De planlocatie ligt in de nabijheid van de Heerderweg. In de beleidsvisie van Epe zijn sommige provinciale en gemeentelijke wegen ook bekeken vanwege de transporten gevaarlijke stoffen over deze wegen.
Provinciale wegen en sommige gemeentelijke wegen zijn aangewezen als doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Heerdeweg is dermate beperkt dat er geen significante EV-risico's zijn rond deze weg, zo blijkt uit de milieunota externe veiligheid gemeente Epe. De afstand tot de provinciale weg N794 (Heerderweg) is 139 m, daarmee vormt de provinciale weg geen belemmering voor het planinitiatief.
Rijksweg A50
De afstand tot de A50 is 1,2 km. Het invloedsgebied van de Rijksweg A50 bedraagt 880 meter. Het plangebied ligt ruim buiten de PAG-zone, de 200 meter zone en buiten het invloedsgebied. Dit houdt in dat het groepsrisico, ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A50, niet (beperkt) verantwoord hoeft te worden. De VNOG (veiligheidsregio) hoeft ook niet geconsulteerd te worden inzake een advies t.a.v. rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Ook de rijksweg A50 vormt geen belemmering voor het planinitiatief.
Voor het overige bevinden zich in de nabijheid van de planlocatie geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Toetsing aan de norm
Ten aanzien van de planlocatie geldt dat sprake is van een toetsing of de woningen gevestigd kunnen worden op deze locatie. Het uitgangspunt (beperkt) kwetsbaar object, de stationaire risicobron en de mobiele risicobronnen dient daarin helder te zijn.
De planlocatie ligt buiten het plaatsgebonden risicocontour en buiten het invloedsgebied van de propaantank. Daarmee levert het propaantank geen belemmering op voor het initiatief.
De planlocatie ligt ook buiten het invloedsgebied van de rijksweg A50 en ook de provincialeweg levert geen belemmering.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Op 28 januari 2020 is door middel van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) het plan voorgelegd bij het Waterschap Vallei en Veluwe. Uit deze watertoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor het waterbeheer in het gebied. Het volledige toetsresultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 5.
In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Situatie plangebied
Dit plan maakt de realisatie van twee woningen aan de Bijsterbosweg mogelijk. De Bijsterbosweg en de Heerderweg zijn de belangrijkste ontsluitingswegen van het perceel. De realisatie van de woningen zal voorzien in een aantal extra verkeersbewegingen. Op basis van de CROW publicatie 381 zullen de twee nieuwe woningen voorzien in circa 17 extra verkeersbewegingen per dag. De ontsluitingswegen kunnen deze extra verkeersbewegingen op een goede manier verwerken. Aanpassingen aan de wegen zijn niet noodzakelijk ten behoeve van de ontwikkeling.
Parkeren wordt geheel op eigen terrein gerealiseerd. Op basis van het Parapluplan Parkeren van de gemeente Epe dienen er bij de woningen 2,4 parkeerplaatsen per woning gerealiseerd te worden. In totaal dienen er dus 4,8 plaatsen gerealiseerd te worden. Bij de nieuw te bouwen woningen is voldoende ruimte om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het plan.
Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
Op het perceel is in het vigerend bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming aanwezig. In deze dubbelbestemming is opgenomen dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden wanneer een ontwikkeling meer dan 2.500 m2 groot is en meer dan 50 cm diep gaat. Deze ontwikkeling blijft onder de maat van 2.500 m2. Archeologisch onderzoek kan om deze reden achterwege blijven.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Er worden geen monumenten aangetast door de realisatie van dit project. Het perceel Bijsterbosweg 3 is één van de weinige locaties in Epe die nog nooit bebouwd is geweest. Het is dan ook voor de hand liggend dat deze openheid en de 'open kamer' zoveel mogelijk behouden blijven.
De landschappelijke cultuurhistorische waarden, zoals de aanwezige bebossing en de open ruimtes rondom het gebied, worden gewaarborgd door middel van een landschappelijk inpassingsplan. Dit plan is te vinden in Bijlage 1.
Kader
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Plangebied
In de nabijheid van het plangebied is een tuincentrum gevestigd. In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering is dit tuincentrum is voorzien van milieuzonering categorie 2. Hiertoe dient er een richtafstand van 30 meter aangehouden te worden. De nieuw te bouwen woningen bevinden zich binnen deze richtafstand van de kwekerij. De eigenaar van dit perceel heeft echter zijn bedrijfsactiviteiten beëindigd, en is voornemens de kwekerij om te laten zetten naar een woonbestemming. Hiervoor dient nog een planologische procedure doorlopen te worden.
Vanwege de aankomende omzetting naar een woonbestemming en de bedrijfsbeëindiging ter plaatse van de kwekerij kan nader onderzoek in het kader van bedrijven en milieuzonering achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.
De gewenste ontwikkeling heeft geen betrekking op een activiteit die genoemd is in de bijlage van het Besluit mer. Op basis van toetsing van de activiteiten, zoals opgenomen in het gewenste plan is geen aanleiding te veronderstellen dat een MER, vormvrije mer of mer-beoordeling nodig is.
Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.
De toelichting op de regels en verbeelding zijn niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij planinterpretatie. Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht.
De regels zijn standaard als volgt opgebouwd:
Binnen deze bestemming mogen woningen worden gebouwd, waarbij met de aanduiding 'maximum aantal woningen' is aangegeven hoeveel woningen zijn toegestaan.
Voor het bouwen van woningen geldt dat de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen, de goothoogte mag niet meer zijn dan 3,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter. Voor bijgebouwen mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 bedragen. De goothoogte mag niet meer zijn dan 3,5 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 5 meter. Een uitzondering op de oppervlakte van bijgebouwen en de goothoogte en bouwhoogte geldt voor de bestaande woning waarbij de bestaande schuur op het midden van het perceel als bijgebouw fungeert. Deze schuur heeft een oppervlak van 931 m2.
Binnen deze bestemming wordt het behoud en bescherming van de archeologische waarde van de gronden gewaarborgd.
Voor het bouwen van bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist geldt dat een archeologisch rapport moet worden overgelegd als het bouwwerk een oppervlakte van 2.500 m2 heeft en dieper is dan 50 cm. Mocht uit dit rapport blijken dat de archeologische waarde verstoord wordt, dan kunnen voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning.
Voor het uitvoeren van een aantal werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Hierin is geregeld dat een aantal werken en werkzaamheden verboden is, tenzij het bevoegd gezag hiervoor een omgevingsvergunning heeft afgegeven. Dit om de archeologische waarde te behouden en beschermen.
Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. De plankosten zijn verhaald op de initiatiefnemer in de vorm van een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Daarnaast zijn de onderzoeken door de initiatiefnemer zelf betaald.
Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt het ontwerp bestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het definitief vast te stellen bestemmingsplan.
Participatie
Het plan is voorgelegd aan de directe omwonenden. De omwonenden hebben aangegeven geen bezwaren tegen het initiatief te hebben en blij te zijn met de verbetering van de omgeving die het initiatief beoogt.