direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klimaatbos Kopermolen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Provincie Gelderland heeft de wens om op verschillende locaties in de provincie klimaatbossen te realiseren. Het doel hiervan is om CO2 vast te leggen. Door landbouwgrond om te zetten in gronden ten behoeve van een klimaatbos, wordt een bijdrage geleverd aan de klimaatdoelstellingen van de provincie. Eén van de locaties die de provincie voor ogen heeft voor de realisatie van een klimaatbos ligt tussen de Gelriaweg en de Tolweg in het buitengebied van Epe.

Op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' zijn de gronden van de locatie bestemd als 'Agrarisch'. Het bebossen van gronden is na verlening van een omgevingsvergunning toegestaan binnen deze bestemming, maar voor de functie bos is de bestemming 'Agrarisch' geen passende bestemming. In de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om de gronden met de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'. Om dit mogelijk te maken, heeft de provincie het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe verzocht om de bestemming van de gronden te wijzigen. Voorliggend wijzigingsplan maakt het beoogde gebruik van een klimaatbos binnen het plangebied mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Epe, circa 650 m ten zuidoosten van de kern Epe en circa 500 m ten zuidwesten van buurtschap Zuuk. Op circa 1 km ten oosten van het plangebied ligt de snelweg A50. Het plangebied ligt globaal tussen de Gelriaweg en de Tolweg. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door een fietspad (voormalige Baronnenspoorlijn). Het plangebied wordt doorsneden door de Verloren beek.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, horend bij dit wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0001.png"

Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0002.png"

Globale begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe', dat op 23 maart 2017 door de raad van de gemeente Epe is vastgesteld. Op grond van het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. Volgens artikel 3 van de planregels zijn de gronden onder andere bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf. Het grootste deel van het plangebied is tevens aangeduid als 'overige zone - beekdalen'. Deze aanduiding ziet toe op het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van het beekdallandschap. Ook is een groot deel van het plangebied aangeduid als 'overige zone – groene ontwikkelingszone'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten van het betreffende gebied.

Het plangebied is aan de noord- en zuidzijde tevens bestemd met dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 5' en 'Waarde – Archeologie 6'. De voor deze dubbelbestemmingen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' weergegeven. Het plangebied is daarop met een rode arcering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is in artikel 3.8.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om, onder voorwaarden, gronden met de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'.

Met dit wijzigingsplan wordt de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' toegepast om de bestemming van het plangebied in overeenstemming te brengen met de beoogde inrichting / functie. In paragraaf 3.1.3 wordt nader ingegaan op de toetsing aan de voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid.

1.4 Leeswijzer

Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het wijzigingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het wijzigingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader en de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In hoofdstuk 4 volgen de juridische planaspecten. Het vijfde en laatste hoofdstuk is gewijd aan de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historische ontwikkeling plangebied en omgeving

Het plangebied ligt in de IJsselvallei op de flanken van de Veluwe, in het benedenstroomse deel van de Klaarbeek en de Paalbeek. Het grondgebruik is vanaf de vroege middeleeuwen tot begin 19e eeuw nauwelijks veranderd. De arme en natte gronden waren de nattere heidegronden. Op de hogere zandkoppen met weinig grind lagen enkeerden. Deze enkeerden liggen nu nog iets hoger in het landschap. Vanaf halverwege de negentiende eeuw veranderde het landschap. De lagere heidegronden zijn vanaf dat moment stapsgewijs ontgonnen en omgevormd naar grasland voor veeteelt en later met behulp van kunstmest naar landbouw. Rond 1888 is de baronnenspoorlijn tussen Apeldoorn en Hattem aangelegd. Zo is een kleinschalig coulissen beeld ontstaan met Elzensingels aan de beek, bomensingels rondom weilanden en berken langs de wegen.

2.2 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit hooilanden, weilanden en akkers, met heggen, houtwallen en bosjes als erfscheidingen. Door/langs het plangebied lopen twee beken. Het gaat om de Klaarbeek aan de noordoostzijde van het plangebied en de Verloren beek in het centrale deel van het plangebied. De gronden zijn grotendeels in eigendom van Provincie Gelderland en worden verpacht.

In de omgeving van het plangebied is een aantal woningen en agrarische bedrijven aanwezig. Direct ten noordoosten van het plangebied bevinden zich de bedrijfsgebouwen van technologiebedrijf VMI. Ten westen van het plangebied ligt een fietspad (voormalige Baronnenspoorlijn).

De navolgende afbeeldingen geven impressie van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0004.png"

Akker in het noordoosten van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0005.png"

Hooilanden in het zuidoosten van het plangebied

2.3 Toekomstige situatie

2.3.1 Algemeen

De agrarische cultuurgronden in het plangebied zullen worden omgezet naar bos (circa 3,5 ha) en hooilanden (circa 2,5 ha). Het bos zal bestaan uit inheemse soorten en enkele klimaatadaptieve soorten, passend bij het beekdalsysteem. De exacte soorten worden nader bepaald bij de verdere uitwerking. De gronden waarop geen bos wordt ingeplant, worden omgevormd naar hooilanden.

2.3.2 Klimaatbos in een kleinschalig beekdalenlandschap

In het ontwerp is gestreefd naar het realiseren van klimaatbos en het behoud van het kleinschalige landschap en open beekdalenlandschap door de huidige landschappelijke structuren zoals hagen en beken te behouden en grootschalige ontwikkelingen af te schermen.

Het klimaatbos is opgedeeld in kleinere eenheden. Ter plaatse van een bestaande ondergrondse gasleiding en rioolleiding in het noordoostelijke deel van het plangebied mogen geen bomen worden geplant. Hiermee wordt ter plaatse de omvang van het klimaatbos landschappelijk opgebroken in twee kleinere delen. De vormgeving van het klimaatbos aan deze zijde is in overleg met bewoners tot stand is gekomen. Dit overleg heeft onder ander geleid tot een grondruil, waardoor de bewoners door de aanleg van het klimaatbos beter afgeschermd worden van de bebouwing en activiteiten van de VMI. Het klimaatbos zorgt er tevens voor dat de grootschalige uitbreiding van de VMI wordt afgeschermd van het verder kleinschalige landschap. Het bos houdt enige meters afstand ten opzichte van de bestaande struweelhaag, die ten westen van dit deel van het plangebied begrenst. Ook blijft de bestaande solitaire boom hier vrij staan van het klimaatbos. Op de plek van de gasleiding wordt de reeds vrijgehouden zone uitgebreid met een zoom-mantel om het zoveel mogelijk in het bestaande landschapstype te laten passen. Ter voorkoming van extra wandelaars door het gebied wordt aan het eind van de kopermolenweg een landbouwhek geplaatst.

In het zuidelijkwestelijke deel van het plangebied wordt ook klimaatbos ingepast. Dit gebeurt op dusdanige wijze dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de kleinschaligheid en openheid van het beekdalenlandschap en de bestaande belangrijke zichtlijnen binnen het plangebied. Naast het klimaatbos worden enkele solitaire bomen in het midden van het plangebied aangeplant. De bestaande solitaire bomen op de perceelsgrenzen blijven behouden.

2.3.3 Inpassingen natuurvriendelijke oever en poelen

De Verloren Beek wordt behouden en wordt waar mogelijk versterkt. De Verloren Beek krijgt ter hoogte van het fietspad eenzijdig een natuurlijke oever (aan de zuidzijde). Vanaf de Verloren Beek komt een extra aftakking richting de gronden van het waterschap. Voor dit doel komt onder het fietspad een extra duiker. Ook wordt op het middelste deel van het plangebied een enkele nieuwe poel aangelegd.

De natuurvriendelijke oever aan de Verloren Beek en de poel hebben een positief effect op de ecologische waarde ter plaatse. De poelen bieden bijvoorbeeld een paaiplaats voor amfibieën, zoals de kamsalamander. In paragraaf 3.2.8 wordt nader ingegaan op de positieve ecologische effecten van de ontwikkeling.

2.3.4 Beelden

De provincie Gelderland heeft een ontwerp gemaakt voor de beoogde maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0006.jpg"

Ontwerp beoogd klimaatbos

In het ontwerp zijn ook een aantal profielen opgenomen. De profielen worden navolgend weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0008.jpg"

Tekeningen profielen

2.3.5 GNN-boscompensatie

Er is sprake van een GNN-compensatieplicht bij het dijkversterkingsproject op dijktraject Wapenveld-Hattem. In dit kader is een GNN-compensatieplan opgesteld dat als Bijlage 1 aan de regels van dit wijzigingsplan is toegevoegd. Hieruit blijkt dat de compensatieopgave van 0,22 ha van dennen-, eiken- en beukenbos zal plaatsvinden in het Klimaatbos Koperen Molen in de gemeente Epe.

Er is besloten om 0,22 ha van het te creëren bos binnen onderhavig plangebied als GNN-boscompensatie te 'oormerken'. Op navolgende afbeelding is dit deel aangeduid als '1 = 0,277 ha'. In de regels zijn de realisatie en instandhouding gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0009.jpg"

2.3.6 Recreatie

Naast het doel om CO2 vast te leggen, wil de provincie het klimaatbos ook graag beleefbaar en toegankelijk maken voor recreanten / bezoekers. Dit wordt onder meer gedaan door aan de westzijde, op de kruising van het fietspad met de Verloren Beek een eenvoudig wandelpad richting een bankje als rustpunt langs de verloren Beek te realiseren. Binnen de beperkte bouwmogelijkheden in de bestemming 'Natuur' (bouwwerken tot maximaal 1 m hoog) wordt een rustpunt / informatievoorziening gerealiseerd.

Voor het overige worden geen recreatieve paden in het gebied gerealiseerd. Ook van een directe verbinding tussen de Haackweg en de Gelriaweg is geen sprake.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het plan

3.1 Beleid

3.1.1 Algemeen

Bij voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' van de gemeente Epe. Aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid wordt in paragraaf 3.1.3 getoetst. Een wijziging naar de bestemming Natuur, zoals beoogt met voorliggend plan, wordt in overeenstemming geacht te zijn met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, omdat de wijzigingsbevoegdheid reeds in het kader van het 'moederplan' is getoetst aan dit beleid. Ter indicatie wordt navolgend wel ingegaan op de relevante regels uit de provinciale Omgevingsverordening.

3.1.2 Omgevingsverordening

De provincie Gelderland beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld en daarna meerder malen geactualiseerd.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'natuur en landschap' relevant.

Op basis van de kaart 'Natuur' van de Omgevingsverordening blijkt dat het plangebied voor ongeveer driekwart binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) valt. De Klaarbeek en de Verloren beek die langs, respectievelijk door het plangebied lopen, vallen binnen het Gelders natuurnetwerk (GNN).

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0010.jpg"

Het GNN bestaat enerzijds uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Gelderse EHS en anderzijds uit het zoekgebied van 7.300 ha voor 5.300 ha nieuwe natuur. Het beleid met betrekking tot het GNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden, ten tweede op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS.

In paragraaf 3.2.8 wordt nader ingegaan op de toetsing van de provinciale regels voor wat betreft het GNN en de GO.

Daarnaast blijkt uit de kaart 'Landschap' dat het overige deel van het plangebied is aangemerkt als 'Nationaal landschap buiten Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone en Nieuw Hollandse Waterlinie'. Het plangebied ligt binnen het Nationaal Landschap ‘De Veluwe’.

In de verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal Landschap en die buiten het Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone en Nieuw Hollandse Waterlinie liggen, alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten. Voor deze bepaling geldt een afwijkingsmogelijkheid indien er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er compenserende maatregelen worden getroffen ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen.

Het Nationaal Landschap 'De Veluwe' is opgedeeld in veertien deelgebieden. Het plangebied ligt in het deelgebied 'Wiggen Oost-Veluwe'. Voor dit deelgebied gelden de volgende kernkwaliteiten:

  • Beleefbaar deel van de gradiënt van Veluwe naar IJssel;
  • Fraai kleinschalig mozaïeklandschap: afwisseling van weide en akkerland, uitlopers van bossen van de Veluwe, bosschages;
  • Diversiteit aan bebouwingsvormen: dorpen langs de straatweg, buurtschappen, linten en verspreid;
  • Microreliëf: oost-westgerichte smeltwaterruggen met ertussen beekjes, steilrandjes en bolliggende landbouwgronden;
  • De flank wordt doorsneden door talrijke west-oost stromende sprengen en beken;
  • Openheid van gave essen en veen- en broekontginningen;
  • Rijk cultuurhistorisch erfgoed, zoals de sprengen, watermolens, waardevolle open essen, landgoederen.

De kernkwaliteiten vanuit het beleid van het Nationaal Landschap 'De Veluwe' komen overeen met de kernkwaliteiten van het GNN en de GO. In paragraaf 3.2.8 wordt hier nader op ingegaan.

3.1.3 Bestemmingsplan 'Buitengebied Epe'

In artikel 3.8.1 is een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen om de gronden met de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel de eigenaar en/of gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de natuurontwikkeling;
  • b. de wijziging in overeenstemming is met het landschapstype zoals is opgenomen in artikel 43.4;
  • c. de wijziging niet leidt tot:
    • 1. een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding, mits burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies hebben aangevraagd aan de waterbeheerder.

Het landschapstype zoals genoemd onder punt b betreft 'beekdalen'. Hiervoor gelden de volgende landschaps- en natuurwaarden:

  • Nat karakter;
  • Natuurontwikkeling;
  • Open uitstraling (gras-, wei- of hooiland);
  • Elzensingels;
  • Cultuurhistorische elementen (sprengen);
  • Herkenbaarheid boven-, midden- en benedenloop van het beekdal.

Hierna wordt het initiatief per voorwaarde uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' getoetst.

Ad 3.8.1 sub a

De gronden binnen het plangebied zijn of komen in eigendom van de Provincie Gelderland. De provincie heeft de wens om op de gronden een klimaatbos te realiseren. Door landbouwgrond om te zetten in gronden ten behoeve van een klimaatbos, wordt een bijdrage geleverd aan de klimaatdoelstellingen van de provincie.

Ad 3.8.1 sub b

Het initiatief ziet toe op het aanplanten van een bos, creëren van hooiland en het aanbrengen/aanpassen van kleinschalige landschappelijke structuren zoals houtwallen, poelen en beken. De soorten die worden aangeplant betreffen gebiedseigen soorten die kenmerkend zijn voor het beekdallandschap. In het ontwerp is gestreefd naar het realiseren van klimaatbos en het behoud van het kleinschalige landschap en open beekdalenlandschap door de huidige landschappelijke structuren zoals hagen en beken te behouden en grootschalige ontwikkelingen af te schermen.

Het klimaatbos in het noordoostelijke deel van het plangebied heeft tevens als doel om de grootschalige uitbreiding van de VMI van het verder kleinschalige landschap af te schermen. Om die reden heeft dit klimaatbos een relatief grote omvang, ten opzichte van de overige kleinschalige landschapselementen. Om de omvang enigszins te doorbreken, is het bos opgedeeld in twee delen ter plaatse van een bestaande ondergrondse gasleiding. Hier mogen geen bomen worden geplant.

De beperkte toename van bos in het landschap ter plaatse is passend. Door de eeuwen heen is hier vanuit een heideontginningslandschap een kleinschalig coulisselandschap ontstaan, met elzensingels aan de beek, bomensingels rondom weilanden, berken langs de wegen en de beplanting van de Baronnenspoorlijn. Verder zijn in het landschap reeds kleinschalige bospercelen aanwezig.

Ad 3.8.1 sub c

In de navolgende paragraaf 3.2 worden de milieu- en omgevingsaspecten met betrekking tot het plan uitvoerig getoetst. Uit de paragraaf blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Het initiatief zorgt daarnaast niet voor negatieve effecten op de waterhuishouding. De effecten van de maatregelen zijn juist positief. In paragraaf 3.2.6 wordt nader ingegaan op het aspect waterhuishouding. De maatregelen voor de realisatie van het klimaatbos zijn in overleg met het Waterschap Vallei en Veluwe opgesteld. Het waterschap heeft voor het initiatief een watervergunning afgegeven.

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten

3.2.1 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Algemeen

Het huidige gebruik van de percelen is agrarisch, er wordt gewas geteeld en vee beweid op de gronden. Het toekomstig gebruik (klimaatbos, zonder formele natuurdoelstelling) betreft een minder gevoelig gebruik en er is geen sprake van humaan risico. Het betreft bezoekersextensief bos, waar bomen voor zeer lange termijn blijven staan.

Voor het plangebied van het klimaatbos is de bodemkwaliteit bekend vanuit de bodemkwaliteitskaart en historisch vooronderzoek. Ook zijn in het verleden veel bodemonderzoeken op de locatie uitgevoerd. In algemene zin geldt dat er geen sprake is van onverdacht terrein. Navolgend wordt nader ingegaan op de bekende informatie over de bodemkwaliteit in het plangebied.

Verloren beek

Vanuit vooronderzoek is sprake van een naar alle waarschijnlijkheid met gebiedseigen grond gedempt deel van de Verloren beek. Dit staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. De bodem- en waterbodemkwaliteit wordt voorafgaand aan de aanleg van klimaatbos nog wel gedetailleerd in beeld gebracht.

 

Perceel naast de Klaarbeek

Voor een perceel dat naast de Klaarbeek ligt (kadastraal bekend als M4229, voorheen nummer 4047) en dat straks deels van het klimaatbos wordt, is bekend dat plaatselijk sprake is van een verontreiniging met koper in de bovengrond (bodemlaag 0,0-0,05 m -mv).  Voor een kleine strook net langs de insteek van de Klaarbeek is ook een koperverontreiniging bekend in de bodemlaag van 0,05-0,5 m -mv. Deze verontreiniging is gerelateerd aan het vroeger periodiek baggeren van de Klaarbeek in combinatie met het verspreiden van het slib op naastgelegen land en stroomopwaarts gesitueerde historische activiteiten zoals kopermolens en papierindustrie. Het beeksysteem van de Klaarbeek is gesaneerd maar het naastgelegen perceel niet (er was dus sprake van een deelsanering). Voor dit perceel is sprake, zo blijk uit de saneringsevaluatie, van gebruiksbeperkingen in de vorm van “geen graafwerkzaamheden waarbij grond vrijkomt en wordt afgevoerd”. Bij de aanleg van het klimaatbos zijn voor dit perceel geen graafwerkzaamheden voorzien waarbij sprake is van afvoer van grond. Er is alleen sprake van plantgaten t.b.v. het planten van bomen, dat is op zijn hoogst de tijdelijke uitname van grond, waarbij grond op dezelfde plaats en in dezelfde laagvolgorde wordt teruggebracht. Dit valt niet onder de gebruiksbeperkingen.

Voorafgaand aan de aanleg van het klimaatbos wordt de bodemkwaliteit gedetailleerd in beeld gebracht (voor zover mogelijk afperkend, gelet op gegevens vanuit het historisch vooronderzoek). Hierbij worden onder meer de eerder aangetoonde verhoogde gehalten op het perceel naast de Klaarbeek (M4229) geactualiseerd en voor zover mogelijk door strategische keuze in het samenstellen van mengmonsters afgeperkt. De kwaliteit van de bodemlaag van 0,0-0,05 m -mv aanvullend op regulier verkennend bodemonderzoek, wordt hiermee in beeld gebracht voor dit perceel, om eventuele opmenging van sterk verontreinigde grond te voorkomen (hoewel in de realiteit al jaren wordt geploegd en gebruikt voor akkerbouw en weiland).

 

Conclusie

De actuele bodemkwaliteit staat een inrichting met klimaatbos niet in de weg, ook niet voor de Verloren Beek en het perceel naast de Klaarbeek (M4229). Op dit laatstgenoemde perceel is gedeeltelijk sprake van historische verontreiniging met koper en de eerder genoemde gebruiksbeperking. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is hiermee evenwel niet in het geding. In het kader van de planuitwerking zal nog gedetailleerd verkennend onderzoek worden uitgevoerd.

3.2.2 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Voorliggend wijzigingsplan maakt de ontwikkeling van een klimaatbos mogelijk. Een klimaatbos is niet geluidgevoelig. Akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Daarnaast geldt dat de ontwikkeling niet zal leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen in en om het plangebied.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. 

3.2.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10  wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing
De ontwikkeling van een klimaatbos zal niet leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen in en om het plangebied. Door de omzetting van de agrarische gronden in gronden ten behoeve van een klimaatbos zal het plangebied minder intensief beheerd worden. De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. 

3.2.4 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Beleidsvisie gemeente Epe

De gemeente Epe streeft ruimtelijk en economisch naar duurzame groei. Ambities dienen binnen de gestelde milieukaders te blijven. Bij externe veiligheid gaat het om de risicokaders van het gebruik, de opslag of het transport van gevaarlijke stoffen. Binnen Epe speelt externe veiligheid bij een aantal risicovolle inrichtingen en transportaders waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Bij deze risicovolle activiteiten bestaat een spanningsveld tussen veiligheid en de (toekomstige) ruimtelijke situatie. Deze Beleidsvisie Externe Veiligheid geeft voor dit spanningsveld richting aan een integrale aanpak met de ruimtelijke ordening, economische ontwikkelingen en hulpverlening. Deze visie is een thematische visie. Er is dus geen integratie toegepast met andere (milieu)thema's.

Toetsing

Het initiatief betreft het omzetten van agrarische gronden in gronden ten behoeve van een klimaatbos. Binnen het plangebied worden daarmee geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Een nadere toetsing kan daarom achterwege blijven.

Daarnaast worden met de uitvoering van het initiatief geen risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt.


Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.5 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Toetsing

Het plangebied ligt in een omgeving die valt te karakteriseren als type ‘rustig buitengebied’. Een klimaatbos betreft geen milieuhindergevoelige functie. Omgekeerd geldt dat het klimaatbos ook geen hinder veroorzaakt.

De bestaande omliggende (agrarische) bedrijven worden niet beperkt door het initiatief. De provincie wil de gronden in het plangebied inzetten voor de ontwikkeling van klimaatbos. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de klimaatdoelstellingen van de provincie. De ontwikkeling van het klimaatbos wordt gerealiseerd buiten de natuurdoelstellingen van de provincie Gelderland om en maakt hier daarom ook geen deel van uit. Er is daarom ook geen sprake van het realiseren van nieuwe natuur in de vorm van Natura 2000-gebied dan wel een voor verzuring gevoelig gebied in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.6 Water

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Vallei & Veluwe. In september 2015 is het nieuwe Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn een zestal ambities geformuleerd:

  • beschermen tegen overstromingen;
  • zorgen voor de juiste hoeveelheid water;
  • zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit;
  • schoon en vuilwater worden zoveel mogelijk gescheiden;
  • hoogst mogelijk waarde uit water halen;
  • beheren afvalwaterketen en watersysteem als een geheel met partners.

Situatie plangebied

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn drie watergangen aanwezig. Het betreft de Klaarbeek ten noorden van het plangebied, de Verloren beek en een watergang die aantakt op de Verloren beek aan de zuidzijde van deze beek.

De Klaarbeek en de Verloren beek komen ter hoogte van het plangebied samen. De Klaarbeek is onderdeel van het klaarbeeksysteem, dat vanaf het Wisselse veen richting het IJsseldal loopt. De Klaarbeek is een opgeleide1 sprengenbeek. Langs deze beek stonden meerdere watermolens.

De Verloren beek is in tegenstelling tot de Klaarbeek niet opgeleid en kent nabij het plangebied beekeerd-afzettingen. Maar ook aan de Verloren beek is flink gegraven, wat zichtbaar is op de historische kaarten van 1900. Op de kaart van 1830 is de nog natuurlijke beloop van de Verloren beek zichtbaar. Met het ontginnen van het heidelandschap is ook de loop van de Verloren beek rechtgetrokken. Aan de huidige kadastrale begrenzing is te zien dat de Verloren beek vroeger door de zuidelijke percelen liep (1880).

De Verloren Beek wordt behouden en wordt waar mogelijk versterkt. De Verloren Beek krijgt ter hoogte van het fietspad eenzijdig een natuurlijke oever (aan de zuidzijde). Vanaf de Verloren Beek komt een extra aftakking richting de gronden van het waterschap. Voor dit doel komt onder het fietspad een extra duiker. Ook wordt in het middelste deel van het plangebied een enkele nieuwe poel aangelegd.

Door de maatregelen wordt water in het plangebied vertraagd afgevoerd en ontstaat er meer ruimte in de beek. Dit heeft een positief effect op de waterhuishoudkundige situatie. Daarnaast zorgen de maatregelen voor een verbetering van de (hydro)ecologische waarden in het plangebied. De poelen bieden bijvoorbeeld een paaiplaats voor amfibieën, zoals de kamsalamander.

De maatregelen voor de realisatie van het klimaatbos zijn in overleg met het Waterschap Vallei en Veluwe opgesteld.


Watertoets

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.

Op basis van de ingevulde digitale watertoets2 wordt door het waterschap geconcludeerd dat er sprake is van een ruimtelijk plan met mogelijk een groot waterbelang voor het waterschap (normale procedure). Op basis daarvan wil het waterschap graag in gesprek met de initiatiefnemer van het plan. De watertoets met het wateradvies is als Bijlage 2 bijgevoegd.

Overleg

In het kader van het ontwikkelen van de plannen voor klimaatbos en hooilanden in de buurt van Epe is intensief contact geweest met het waterschap en er is zelfs besloten om als samenwerkpartners op te treden binnen het project. Er is binnen het gebied geoptimaliseerd op het gebied van ruimte voor het water. Zo worden de profielen van de doorgaande beken geoptimaliseerd en wordt een sloot gedempt. Dit zorgt voor vernatting van de hooilanden. In overleg met omwonenden en het waterschap wordt er een andere afwatering gegraven zodat omliggende percelen hier geen last van hebben.

In het kader van het planproces is er contact geweest over o.a.:

  • a. Het aansluiten en inrichten van percelen van het waterschap zelf en over de inrichting van het terrein;
  • b. Profielen van de waterlopen, In overleg met het waterschap zijn ook de profielen van de waterlopen binnen het plangebied geoptimaliseerd;
  • c. Er worden in het plangebied aanpassingen gedaan op de afwatering van het gebied. Deze zijn doorgesproken en geaccordeerd door het Waterschap;
  • d. Het onderhoud van de waterlopen is een belangrijk onderdeel geweest van de afstemming. Er is voor gekozen om het onderhoud van de waterlopen vanaf eigen terrein te regelen.

Er zijn financiële afspraken gemaakt in het kader van het samenwerken van het waterschap en de provincie. Hierdoor is de natuuropgave uitgebreid met optimalisatie van het watersysteem.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Toetsing

Archeologie

De archeologische verwachtingswaarde van het plangebied is verwerkt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' van de gemeente Epe. Hieruit blijkt dat het plangebied deels is gelegen in een gebied met een hoge verwachtingswaarde ('Waarde – Archeologie 5') en deels in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde voor archeologische vondsten ('Waarde – Archeologie 6'). Bij ingrepen dieper dan 50 cm -mv en met een oppervlakte groter dan of gelijk aan respectievelijk 1.000 m2 en 2.500 m2 is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Het grootste deel van het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde, waardoor op deze gronden geen dubbelbestemming is opgenomen. Hier geldt dan ook geen drempelwaarde voor bodemingrepen.

In het plangebied vinden bodemingrepen plaats in de vorm van het graven van poelen en het afgraven van gronden nabij de Verloren beek ten behoeve van een nieuw beekprofiel. De poelen worden gerealiseerd op gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde. Een deel van de gronden die worden afgegraven ten behoeve van het nieuwe beekprofiel van de Verloren beek ligt in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Deze ingrepen zijn echter ruim kleiner dan 2.500 m2. Om die reden is archeologisch onderzoek ten behoeve van de bodemingrepen in het plangebied niet noodzakelijk.

In februari 2020 is door de regio-archeoloog Stedendriehoek namens de gemeente Epe bevestigd dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Cultuurhistorie

Het plangebied ligt op de flanken van het Veluws massief in het dekzandgebied. Hier wisselen beekdalen, enken en hogere zandkopjes elkaar op korte afstand af. Deze dekzandkoppen liggen in west-oostelijke ligging met daartussen beeklopen en sprenglopen. Een deel van het gebied is vrij nat en arm. Dit komt met name door de grindrijke ondergrond die vanaf de Veluwe stuwwal via de droge dalen laagsgewijs zijn afgezet op de flanken. Aan de voet van de Veluwe en in de beekdalen is lokaal veen afgezet. Zoals in het zuidelijk deel van het plangebied waar beekeerdgronden en veenresten zijn gevonden. De rest van het plangebied is zandiger.

Het grondgebruik in het plangebied is vanaf de vroege middeleeuwen tot begin 19e eeuw nauwelijks veranderd. De arme en natte gronden waren de nattere heidegronden. Op de hogere zandkoppen met weinig grind lagen enkeerden. Deze enkeerden liggen nu nog iets hoger in het landschap. Vanaf halverwege de negentiende eeuw veranderde het landschap. De lagere heidegronden zijn vanaf dat moment stapsgewijs ontgonnen en omgevormd naar grasland voor veeteelt en later met behulp van kunstmest naar landbouw. Rond 1888 is de Baronnenspoorlijn tussen Apeldoorn en Hattem aangelegd. Zo is een kleinschalig coulissenbeeld ontstaan met Elzensingels aan de beek, bomensingels rondom weilanden en berken langs de wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG083KoperenMolen-VWP1_0011.png"

Historische kaarten van het plangebied met de ontwikkeling van het heideontginningslandschap naar een kleinschalig coulisselandschap (bron: topotijdreis.nl)

Het initiatief ziet toe op het aanplanten van een bos, creëren van hooiland en het aanbrengen/aanpassen van kleinschalige landschappelijke structuren zoals houtwallen, poelen en beken. De soorten die worden aangeplant betreffen gebiedseigen soorten die kenmerkend zijn voor het beekdallandschap. In het ontwerp is gestreefd naar het realiseren van klimaatbos en het behoud van het kleinschalige landschap en open beekdalenlandschap door de huidige landschappelijke structuren zoals hagen en beken te behouden en grootschalige ontwikkelingen af te schermen.

Aan de noordzijde van het plangebied wordt een redelijk groot stuk bos aangeplant, verdeeld in twee delen. Dit bos heeft als doel de grootschalige uitbreiding van de VMI af te schermen van het verder kleinschalige landschap. Voor de overige aan te planten delen klimaatbos geldt dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de kleinschaligheid en openheid van het beekdalenlandschap en de bestaande belangrijke zichtlijnen binnen het plangebied.

Een kleine toename van bos in het landschap ter plaatse is passend. Door de eeuwen heen is hier vanuit een heideontginningslandschap een kleinschalig coulisselandschap ontstaan, met elzensingels aan de beek, bomensingels rondom weilanden, berken langs de wegen en de beplanting van de Baronnenspoorlijn. Verder zijn in het landschap reeds kleinschalige bospercelen aanwezig. De cultuurhistorische lijn in de vorm van de Baronnenspoorlijn blijft behouden. De ontwikkeling heeft geen negatief effect op de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Ten noorden van het plangebied loopt de Klaarbeek. Dit is een cultuurhistorisch waardevolle beek. Met de ontwikkeling vinden geen ingrepen ter plaatse van de Klaarbeek plaats. De cultuurhistorische waarde van de Klaarbeek wordt daarmee niet aangetast.

De Verloren beek is zogenaamde HEN-water (water van het hoogst ecologische niveau) en hier ligt de focus op ecologie en minder op cultuurhistorie. De beek is ook aangewezen als Natura2000-beek voor de Beekprik (een vissoort). De ontwikkeling ziet er juist op toe op de ecologische waarde ter plaatse van de Verloren beek en de omliggende gronden te versterken. De ontwikkeling heeft geen negatief effect op de Beekprik.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.2.8 Flora en fauna

Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.


Toetsing

Door Bureau Waardenburg is in april 2020 een natuurtoets uitgevoerd3. Het onderzoek is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. De conclusies uit dit onderzoek worden hierna behandeld.

Gebiedsbescherming

Voor gebiedsbescherming zijn de Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland van belang. De gebieden van het Natuurnetwerk Nederland wordt in de provincie Gelderland het Gelders Natuurnetwerk genoemd. In het Gelders Natuurnetwerk komen twee natuurcategorieën voor: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO).

Natura 2000

De Verloren beek die door het plangebied stroomt is onderdeel van het Natura 2000-gebied Veluwe. De beek ontspringt in het Wisselse Veen, op 4 km ten westen van het plangebied. De beek is onderdeel van het Natura 2000-gebied Veluwe tot het punt waar het de A50 bereikt. In het buurtschap Zuuk direct ten oosten van het plangebied verenigt de beek zich met de Klaarbeek, die de noordgrens van het plangebied vormt. De Klaarbeek is geen onderdeel van een Natura 2000-gebied. Het gebied tussen de Veluwe en de A50 waar de Verloren beek doorheen stroomt bestaat uit kleinschalig agrarisch cultuurlandschap.

Ten oosten van de A50, op circa 7 km van het plangebied stroomt de IJssel die deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Andere Natura 2000-gebieden, zoals de Veluwerandmeren, Landgoed Brummen, Boetelerveld en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht bevinden zich op meer dan 15 km van het plangebied. Effecten op deze Natura 2000-gebieden zijn vanwege de afstand en de aard van de ingrepen in het plangebied op voorhand uit te sluiten, met uitzondering van effecten van mogelijke stikstofdepositie.

Op grond van veldonderzoek, bronnenonderzoek en stikstofberekeningen wordt geconcludeerd dat:

  • Directe effecten als gevolg van het initiatief, zoals verlies van areaal of leefgebied door ruimtebeslag of verstoring door mechanische effecten, niet aan de orde zijn;
  • Indirecte effecten als gevolg van het initiatief, zoals versnippering, verdroging, verstoring en verontreiniging, niet aan de orde zijn;
  • Het project Klimaatbos Kopermolen niet tot extra depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden leidt. Effecten op instandhoudingsdoelen voor stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten zijn uitgesloten.

Op basis van het onderzoek worden negatieve effecten als gevolg van de ontwikkeling op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden uitgesloten. Formeel gezien moet het bevoegd gezag (afdeling Vergunningen van provincie Gelderland) echter een toestemmingsverklaring afgeven dat voor de ontwikkeling geen natuurvergunning in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd is. Om die reden wordt de natuurtoets voorgelegd aan de provincie Gelderland en is een toestemmingsverklaring aangevraagd.

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen.

Het plangebied valt voor ongeveer driekwart binnen de Groene Ontwikkelingszone. De Klaarbeek en de Verloren beek die langs, respectievelijk door het plangebied lopen, vallen binnen het Gelders natuurnetwerk.

Effecten op het GNN

In het beekdal van de Klaarbeek vinden geen ingrepen plaats, in het beekdal van de Verloren beek wel. Het huidige beheertype van de Verloren beek is N03.01 Beek en bron. Het vergraven van delen van de oever van de Verloren beek leidt niet tot een verandering van de functie van de beek. De plasdras-situaties die worden gecreëerd bieden leefgebied aan kenmerkende soorten van het beheertype Bron en beek, zoals libellen en een plantensoort als de Klimopwaterranonkel, waardoor de wezenlijke waarden en kenmerken van dit deel van het Gelders Natuurnetwerk eerder toenemen, dan afnemen.

Nadelige effecten voor, tijdens en na inrichting van het plangebied op de Klaarbeek en de Verloren beek zijn niet te verwachten door de aard van de werkzaamheden. De kernkwaliteiten van het GNN worden niet aangetast. Er hoeft geen verdere toetsing te worden uitgevoerd.

Effecten op de GO

Het provinciaal beleid ten aanzien van de GO is het aanleggen van natuur- en landschapselementen ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren volgens de ontwikkelingsmodellen beschreven in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO, of in de bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone bij de Omgevingsverordening. De kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen zijn in de Omgevingsverordening per deelgebied uitgewerkt. Het plangebied ligt in het deelgebied Wissel-Emst (gebiedsnummer 108). De ecologische verbinding die hier wordt nagestreefd betreft nummer 20 tussen de Oost-Veluwe en de IJssel, met de volgende doelsoorten:

  • 1. Onderdeel weteringen: das, kamsalamander, winde;
  • 2. Onderdeel Emst - Welsumer Waarden: das, kamsalamander.

De ecologische verbindingszone dient een functie voor das, kamsalamander en winde te vervullen. Op dit moment heeft het plangebied alleen een functie voor de das. Die functie wordt door de herinrichting van het plangebied niet aangetast. Er komen geen objecten of structuren in het plangebied die de verplaatsingen van dassen belemmeren. Ondanks een afname in de kwaliteit van een klein stukje foerageergebied blijft het plangebied zijn functie als foerageergebied voor dassen behouden.

Kamsalamanders en windes komen momenteel in het plangebied niet voor. Voor de kamsalamander worden poelen aangelegd, zodat de herinrichting van het plangebied een bijdrage kan leveren aan de verbindingszone voor deze soort. De poelen zorgen er voor dat de afstanden die kamsalamanders tussen geschikte voortplantingswateren kleiner worden.

Voor windes, die eventueel via de Verloren beek migreren, werpt de herinrichting van het plangebied geen barrières op. Er vinden geen aanpassingen in de beekdalen van Verloren beek en Klaarbeek plaats. Als de beken al een verbindende functie voor deze vissoort vormen, dan verandert die door de herinrichting niet.

In het onderzoek wordt verder geconcludeerd dat de herinrichting van het plangebied overwegend een positieve bijdrage levert aan het realiseren van de ontwikkelingsdoelen in deelgebied Wissel-Emst. Er zijn daarnaast geen negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het deelgebied.

Soortenbescherming

Het plangebied is van belang voor verschillende beschermde soorten. Vanwege de herinichting van het plangebied zouden voor sommige soorten mogelijk overtredingen van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming kunnen optreden. Het gaat om de soorten:

  • Vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats (steenuil en grote gele kwikstaart);
  • Overige broedvogels (diverse kleine zangvogelsoorten en weidevogels);
  • Vleermuizen (Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis);
  • Poelkikker; en
  • Kamsalamander.

Alle overtredingen zijn te voorkomen of zodanig te mitigeren dat wezenlijke effecten op de staat van instandhouding zijn te voorkomen. Een ontheffing inzake de Wet natuurbescherming, onderdeel soortenbescherming, voor de herinrichting van het plangebied is dan niet nodig. In het rapport zijn deze maatregelen beschreven.

Aanvullende natuurtoets

Naar aanleiding van een zienswijze is in september 2020 een aanvullende natuurtoets uitgevoerd4. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd. In dit onderzoek heeft een beoordeling plaatsgevonden van de effecten van het initiatief op de soorten steenuil, kerkuil en poelkikker.

Steenuil en kerkuil

Uit het onderzoek komt naar voren dat het initiatief geen significant negatief effect heeft op de soorten steenuil en kerkuil.

Poelkikker

Bij het realiseren van het klimaatbos gaat geen voortplantingsgebied of overwinteringsgebied van poelkikker verloren. De sloten en de Verloren beek ten oosten van het fietspad fungeren als tijdelijke verblijfplaats van jonge dieren en als migratieroute. Daarom zal tijdens werkzaamheden aan de oevers van de wateren in het plangebied rekening moeten worden gehouden met de aanwezigheid van poelkikkers. Tijdens het dempen van een deel van de sloot in de hooilanden kunnen jonge poelkikkers worden bedolven. Tijdens de migratie tussen voortplantingsplek en overwinteringsplek kunnen ook volwassen dieren het plangebied doorkruisen. Sterfte van poelkikkers tijdens werkzaamheden moet worden voorkomen.

In de eerder uitgevoerde natuurtoets (april 2020) is geadviseerd om langs het fietspad een amfibieënscherm te plaatsen om te voorkomen dat poelkikkers tijdens de uitvoering van werkzaamheden op de ingreeplocaties aanwezig zijn. Dit zou dan in februari of mei, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden, moeten gebeuren. Inmiddels is het september en is de start van het werk in het najaar van 2020 voorzien. Dit betekent dat het scherm vervroegd moet worden geplaatst; al voor aanvang van de werkzaamheden. Zoals uit het veldbezoek blijkt bevinden zich nu al kikkers op de ingreeplocaties. Plaatsen van een scherm op dit moment zou betekenen dat de kikkers de ingreeplocaties niet kunnen verlaten. Daarom wordt geadviseerd aan de binnenzijde van het amfibieënscherm ‘uitstapvoorzieningen’ te treffen. Dit zijn aarden wallen die tegen het scherm aan liggen. Via de aarden wallen kunnen kikkers en padden die de ingreep-locaties willen verlaten wegkomen, maar ze kunnen daarna niet meer terugkomen. Door de wallen met plaggen met gras af te dekken wordt erosie voorkomen en ogen de wallen ook natuurlijker, wat ze voor de kikkers aantrekkelijker maakt.

Zoals ook in de eerder uitgevoerde natuurtoets is aangegeven, dient de sloot in de richting van de Verloren beek te worden gedempt, in casu van west naar oost. Vissen en amfibieën die in het te dempen deel van de sloot aanwezig zijn, krijgen zo de gelegenheid naar het deel van de sloot te vluchten dat niet wordt gedempt. Het dempen dient met beleid te gebeuren, bijvoorbeeld door grond van de kant in het water te schuiven, zodat vissen en amfibieën niet in één keer een dikke laag grond over zich heen krijgen. Met deze maatregel wordt tevens aan de zorgplicht ten aanzien van de ontheffingsvrije amfibie- en vissoorten invulling gegeven.

Naar aanleiding van het onderzoek is in oktober 2020 een amfibiënscherm (inclusief uistapvoorzieningen) aangelegd. Met deze preventieve maatregelen worden negatieve effecten op de soort poelkikker voorkomen.


Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.2.9 Verkeer en parkeren

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Toetsing

Met het initiatief is geen sprake van een ontwikkeling met een verkeersaantrekkende werking of een parkeerbehoefte.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.2.10 Kabels en leidingen

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante kabels en leidingen.


Toetsing

Door het plangebied loopt een ondergrondse gasleiding en een rioolleiding. Ter plaatse van die leidingen mogen geen bomen worden geplant. Om die reden is het klimaatbos hier opgebroken in twee kleinere delen.

Conclusie

De aspecten kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.2.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Algemeen

Om te bepalen of voor het project een milieueffectrapport (M.E.R.) moet worden opgesteld, is het van belang om te kijken of de ontwikkeling een activiteit is als opgenomen in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.).

In de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn twee onderdelen (C en D) opgenomen. Het onderscheid tussen deze twee bijlagen is dat in bijlage C er direct sprake is van een m.e.r.-plicht voor besluiten met een omvang boven de drempelwaarden en besluiten onder de drempelwaarden zijn niet m.e.r.-plichtig. Onderdeel D geeft aan of er voor besluiten beoordeeld moet worden of er m.e.r. noodzakelijk is. Voor besluiten met een omvang boven de drempelwaarden moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en voor besluiten met een omvang onder de drempelwaarden een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Pas na het uitvoeren van een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is duidelijk of er een M.E.R. moet worden opgesteld.

Toetsing

Het omzetten van agrarische gronden naar gronden ten behoeve van een klimaatbos betreft een “landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan” zoals genoemd in onderdeel D.9 van de bijlage van het Besluit m.e.r..

Bij de activiteit zijn twee relevante indicatieve drempelwaarden opgenomen, namelijk:

  • een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw of;
  • vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer.

Het plangebied ten behoeve van de ontwikkeling bedraagt circa 6 hectare. De activiteit valt daarmee ruim beneden de gestelde drempelwaarde, waardoor geen sprake is van een directe m.e.r.-(beoordelings)plicht. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag zich ervan moet vergewissen of de activiteit, wanneer deze onder de drempelwaarden zit, daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagegaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Bij het bepalen van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu wordt, conform de Bijlage III van de Europese Richtlijn, ingegaan op de volgende onderdelen:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats waar de activiteit wordt verricht;
  • de kenmerken van het potentiële effect.

De kenmerken van het project

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit hooilanden, weilanden en akkers, met heggen, houtwallen en bosjes als erfscheidingen. Door/langs het plangebied lopen twee beken. Het gaat om de Klaarbeek aan de noordoostzijde van het plangebied en de Verloren beek in het centrale deel van het plangebied.

Provincie Gelderland heeft de wens om in het plangebied een klimaatbos te realiseren. Het doel hiervan is om CO2 vast te leggen. Daarnaast worden agrarische cultuurgronden omgezet in hooilanden, houtwallen en solitaire bomen aangeplant, poelen aangelegd en een watergang verlegd. Door landbouwgrond om te zetten in gronden ten behoeve van een klimaatbos, wordt een bijdrage geleverd aan de klimaatdoelstellingen van de provincie.

De plaats waar de activiteit wordt verricht

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Epe, circa 650 m ten zuidoosten van de kern Epe en circa 500 m ten zuidwesten van buurtschap Zuuk. Op circa 1 km ten oosten van het plangebied ligt de snelweg A50. Het plangebied ligt globaal tussen de Gelriaweg en de Tolweg. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal woningen en agrarische bedrijven aanwezig. Direct ten noordoosten van het plangebied bevinden zich de bedrijfsgebouwen van technologiebedrijf VMI.

De Verloren beek die door het plangebied stroomt is onderdeel van het Natura 2000-gebied Veluwe. De beek ontspringt in het Wisselse Veen, op 4 km ten westen van het plangebied. De beek is onderdeel van het Natura 2000-gebied Veluwe tot het punt waar het de A50 bereikt.

Ten oosten van de A50, op circa 7 km van het plangebied stroomt de IJssel die deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Andere Natura 2000- gebieden, zoals de Veluwerandmeren, Landgoed Brummen, Boetelerveld en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht bevinden zich op meer dan 15 km van het plangebied.

Het plangebied valt voor ongeveer driekwart binnen de Groene Ontwikkelingszone. De Klaarbeek en de Verloren beek die langs, respectievelijk door het plangebied lopen vallen binnen het Gelders natuurnetwerk.

De kenmerken van het potentiële effect

Op grond van de kenmerken van het plan en de ligging, kan de realisatie van het klimaatbos in potentie de volgende (negatieve) effecten hebben:

  • aantasting cultuurhistorisch waardevol landschap;
  • invloed op waterhuishoudkundige situatie ter plaatse;
  • invloed op omliggende beschermde natuurgebieden.

Cultuurhistorie

Het initiatief ziet toe op het aanplanten van een bos, creëren van hooiland en het aanbrengen/aanpassen van kleinschalige landschappelijke structuren zoals houtwallen, poelen en beken. De soorten die worden aangeplant betreffen gebiedseigen soorten die kenmerkend zijn voor het beekdallandschap. In het ontwerp is gestreefd naar het realiseren van klimaatbos en het behoud van het kleinschalige landschap en open beekdalenlandschap door de huidige landschappelijke structuren zoals hagen en beken te behouden en grootschalige ontwikkelingen af te schermen.

Een kleine toename van bos in het landschap ter plaatse is passend. Door de eeuwen heen is hier vanuit een heideontginningslandschap een kleinschalig coulisselandschap ontstaan, met elzensingels aan de beek, bomensingels rondom weilanden, berken langs de wegen en de beplanting van de Baronnenspoorlijn. Verder zijn in het landschap reeds kleinschalige bospercelen aanwezig.

De ontwikkeling heeft geen negatief op de aanwezige cultuurhistorische waarden en draagt bij aan de doelstellingen uit het geldend bestemmingsplan voor beekdalen.

Waterhuishouding

De ontwikkeling ziet onder meer toe op het aanleggen van poelen en het aanpassen van de loop van een beek. Het betreft de A-watergang, die aantakt op de Verloren beek aan de zuidzijde van deze beek. De loop van de Verloren beek wordt niet aangepast. Het profiel van de beek wordt wel aangepast ten behoeve van natuurvriendelijke oevers.

Door de maatregelen wordt water in het plangebied vertraagd afgevoerd en ontstaat er meer ruimte in de beek. Dit heeft een positief effect op de waterhuishoudkundige situatie.

De maatregelen voor de realisatie van het klimaatbos zijn in overleg met het Waterschap Vallei en Veluwe opgesteld.

Beschermde natuurgebieden

Natura 2000

Voor het Natura 2000-gebied geldt dat de ontwikkeling geen negatief direct effect, zoals verlies van areaal of leefgebied door ruimtebeslag of verstoring door mechanische effecten, heeft. Indirecte effecten als gevolg van het initiatief, zoals versnippering, verdroging, verstoring en verontreiniging, zijn niet aan de orde. Indirecte effecten als gevolg van mogelijke depositie van stikstof zijn wel van belang.

Voor de omvorming van het agrarisch cultuurland naar een klimaatbos worden machines en voertuigen ingezet die voor extra stikstofdepositie op habitattypen en leefgebieden kunnen leiden. Met behulp van het programma Aerius is in de Natuurtoets (zie Bijlage 1) de extra stikstofdepositie per jaar en per hectare berekend. Uit de Aerius-berekening volgt dat tijdens de aanleg van het klimaatbos nergens de additionele stikstofdepositie boven de 0,00 mol N/ha/jr uitkomt. Effecten van de extra stikstofdepositie op habitattypen en leefgebieden van habitatsoorten in de aanlegfase zijn uitgesloten.

In de gebruiksfase is sprake van beheermaatregelen om 'Kruiden- en faunarijk grasland' te ontwikkelen en in stand te houden. De beheermaatregelen bestaan uit tweemaal per jaar maaien en afvoeren. Hiervoor wordt een kleine diesel landbouwtrekker ingezet van 30 kW, bouwjaar 2007. Per perceel is minder dan een uur nodig om het gras te maaien. Er zijn vier percelen. Er wordt vanuit gegaan dat het maaien gebeurt door een van de omwonenden. Uit de Aerius-berekening in de Natuurtoets volgt dat het maaien van het grasland op geen enkele Natura 2000-gebied tot een additionele stikstofdepositie boven de 0,00 mol N/ha/jr leidt. Effecten van de extra stikstofdepositie op habitattypen en leefgebieden van habitatsoorten in de gebruiksfase zijn uitgesloten.

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Nadelige effecten voor, tijdens en na inrichting van het plangebied op het Gelders Natuurnetwerk zijn niet te verwachten door de aard van de werkzaamheden. De kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk worden niet aangetast. Het initiatief ziet juist toe op het versterken van het Gelders Natuurnetwerk.

Het provinciaal beleid ten aanzien van de Groene Ontwikkelingszone is het aanleggen van natuur- en landschapselementen ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren volgens voorgestelde ontwikkelingsmodellen. Het plangebied ligt in het deelgebied Wissel-Emst (gebiedsnummer 108). In de eerder genoemde Natuurtoets wordt aangegeven, dat geconcludeerd kan worden dat de herinrichting van het plangebied een positieve bijdrage levert aan het realiseren van de ontwikkelingsdoelen in deelgebied Wissel-Emst (zie tevens paragraaf 3.2.8). Er zijn daarnaast geen negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het deelgebied.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, als gevolg van de realisatie van een klimaatbos in het plangebied, kunnen worden uitgesloten. Het wijzigingsplan kan zonder m.e.r.(-beoordeling) worden vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Juridische planaspecten

De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' van de gemeente Epe. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om, onder voorwaarden, gronden met de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'.

De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het geldende bestemmingsplan. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan. Een en ander betekent, onder meer, dat de regels van het 'moederplan' (Buitengebied Epe) van toepassing zijn op de gronden binnen onderhavig plangebied.

Voor het hele plangebied geldt de bestemming 'Natuur'. Daarnaast geldt voor een deel van het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 5' en 'Waarde – Archeologie 6'. Tevens zijn, conform het geldende bestemmingsplan, de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - beekdalen' en 'Overige zone – groene ontwikkelingszone' opgenomen.

Ingevolge artikel 2.39 derde lid Omgevingsverordening Gelderland (geconsolideerde versie 2018) moet elke aantasting van de GNN worden gecompenseerd. De Omgevingsverordening Gelderland bevat instructieregels aan gemeenten, die gericht zijn op het verankeren van de natuurcompensatie in een bestemmingsplan (artikel 2.43, lid 3). In dit wijzigingsplan wordt 0,22 ha bos 'geoormerkt' als GNN-compensatie voor een project elders (dijkversterking IJsselkade/Apeldoorns Kanaal). Gezien voorgaande is in dit wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee deze natuurcompensatie planologisch wordt geborgd.

De regels van de bestemmingen en de gebiedsaanduidingen zijn opgenomen in het moederplan. Voor een inhoudelijke beschrijving van de bestemmingen, wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' van gemeente Epe.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een wijzigingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

In artikel 6.12, lid 1 en 2 van de Wro is bepaald dat de gemeente bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Met de realisatie van een klimaatbos is geen sprake van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Om die reden hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

De gronden in het plangebied zijn of komen in eigendom van Provincie Gelderland en zullen ook door de provincie worden ontwikkeld. Provincie Gelderland heeft hiervoor budget gereserveerd. Met het initiatief zijn geen kosten voor de gemeente gemoeid, anders dan kosten die op basis van de gemeentelijke legesverordening in rekening zullen worden gebracht. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Met omwonenden en overige belanghebbenden zijn er twee bijeenkomsten geweest, waarbij Provincie Gelderland het initiatief heeft toegelicht. Naar aanleiding van vragen en opmerkingen tijdens deze bijeenkomsten is het schetsontwerp (zie paragraaf 2.3) aangepast. Ook zijn met diverse omwonenden en/of belanghebbenden keukentafelgesprekken gevoerd. Ook dit heeft invloed gehad op de planinvulling.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 9 juli 2020 tot en met 19 augustus 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan het College van burgemeester en wethouders. Op het ontwerpwijzigingsplan zijn gedurende bovengenoemde termijn twee zienswijzen ontvangen.

De zienswijzen zijn beantwoord door de gemeente en de nota hiervan is als bijlage bij dit plan opgenomen (Bijlage 4). Voor elke reactie afzonderlijk is aangegeven in hoeverre de zienswijze gegrond of ongegrond is verklaard en, indien gegrond, welke aanpassing dit voor het wijzigingsplan tot gevolg heeft.