direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed de Emsterhof, plattelandswoning
Status: vastgesteld
Plantype: Bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG074LgEmsthPlatwo-VBP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Brinkerweg 29 is een nieuwe woning gebouwd. De realisatie van deze woning is planologisch toegestaan op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Landgoed de Emsterhof'. De woning heeft in het vigerende bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen.

Om niet-agrarische bewoning mogelijk te maken heeft initiatiefnemer de gemeente verzocht de aanduiding 'plattelandswoning' toe te voegen ter plaatse van de woning. Op grond van de Wet Plattelandswoning kan een agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning worden aangeduid. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de toevoeging van deze aanduiding en vormt een herziening op het bestemmingsplan 'Landgoed de Emsterhof', vastgesteld op 20 april 2017.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft een perceel, ten noordoosten van de kern Emst, in het buitengebied van de gemeente Epe. Het perceel behoort bij een agrarisch erf met boerderij, gelegen aan Brinkerweg 27. Rondom het plangebied liggen agrarische gronden. Langs het plangebied loopt de toegangsweg van de boerderij. Deze weg ontsluit zowel het plangebied als de boerderij op de Brinkerweg, gelegen circa 200 m ten zuiden van het plangebied.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG074LgEmsthPlatwo-VBP1_0001.png"

Plangebied in de directe omgeving (plangebied rood omlijnd)

1.3 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is op de volgende wijze opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de huidige en de toekomstige situatie op het plangebied weergegeven. Daarbij is ook het vigerende bestemmingsplan weergegeven. In hoofdstuk 3 is het vigerende Rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid uiteengezet. Hoofdstuk 4 beschrijft de randvoorwaarden en de conclusies van de onderzoeken die rondom het voorliggende initiatief zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het agrarisch gebied van de gemeente Epe en maakt deel uit van landgoed De Emsterhof. Het landgoed is nog in aanleg, zodat in de huidige situatie nog niet alle bebouwing of begroeiing aanwezig is in het plangebied. Onderdeel van het landgoed is de tweede bedrijfswoning, waarvoor reeds een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend. De tweede bedrijfswoning is momenteel in aanbouw en maakt ruimtelijk gezien deel uit van het agrarische erf. Bij de woning is een hoogstamboomgaard aangeplant. Langs de toegangsweg van het plangebied is een bomenrij aanwezig.

Het agrarische erf naast het plangebied betreft een kleinschalig veeteeltbedrijf met circa 11 hectare grond.

2.2 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Landgoed de Emsterhof, vastgesteld op 20 april 2017.

In dat bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. Het hele plangebied is voorzien van een bouwvlak met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Het bouwvlak is voorzien van een relatie met het bouwvlak ter plaatse van de naastgelegen boerderij.

Daarnaast zijn er een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' aanwezig, en twee gebiedsaanduidingen: 'overige zone - bescherming natte natuur' en 'overige zone - dekzandruggen en oude bouwlanden'. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het bestemmingsplan met daarop het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG074LgEmsthPlatwo-VBP1_0002.png"

Uitsnede van het bestemmingsplan met plangebied (rood omlijnd)

2.3 Toekomstige situatie

De tweede bedrijfswoning wordt door middel van dit plan geschikt gemaakt voor burgerbewoning, zonder dat de agrarische functie van de naastgelegen boerderij hier hinder van ondervindt. In de toekomst kan de woning weer in gebruik genomen worden als bedrijfswoning. Tot die tijd kan de woning bewoond worden door personen die niet bij het agrarische bedrijf betrokken zijn. Deze toevoeging leidt niet tot een wijziging in ruimtelijke zin. De enige wijziging ten opzichte van de huidige situatie is de toevoeging van de aanduiding plattelandswoning.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Wet plattelandswoningen

Op basis van de wet plattelandswoningen die op 1 januari 2013 in werking is getreden, is het mogelijk een bedrijfswoning die behoort of behoorde bij een landbouwinrichting (in planologisch opzicht) te laten bewonen door een derde door het opnemen van een aanduiding op de verbeelding of hiervoor een vergunning te verlenen. Het aanwezige agrarische bedrijf dient bij toepassing van de wet plattelandswoningen wel in werking te blijven. De woning wordt aldus niet omgezet in een burgerwoning. Dit betekent dat de planologische status van de woning niet wijzigt ten opzichte van het aanwezige agrarische bedrijf.

In de praktijk betekent dit dat het nieuwe artikel 1.1a in de Wabo het bevoegd gezag de bevoegdheid geeft om te bepalen dat een voormalige agrarische bedrijfswoning door een niet agrariër mag worden bewoond, mits dit planologisch wordt geregeld via een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken.

De juridische status van de woning wijzigt daarmee niet. De woning blijft wettelijk gezien een bedrijfswoning horend bij een (in werking zijnde) agrarisch bedrijf. Er is slechts sprake van een bij recht toegelaten medegebruik. Door een agrarische bedrijfswoning op deze wijze aan te duiden worden (a) de gebruiksmogelijkheden verruimd en (b) wijzigt er voor wat betreft de milieuhygiënische gevoeligheid niets. Er blijft sprake van een bedrijfswoning, zodat het ‘eigen’ agrarisch bedrijf op geen enkele wijze wordt belemmerd door het bewonen van de bedrijfswoning.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Op basis van de vijf vragen van de ladder voor duurzame verstedelijking dient gemotiveerd te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik.

De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op de wijziging van de functieaanduiding van een enkele woning. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig. Desalniettemin moet er wel worden aangetoond dat er behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling.

In de huidige situatie is er bij het bedrijf geen behoefte aan een extra bedrijfswoning. Om deze reden wordt er voor de woning een nieuwe aanduiding plattelandswoning opgenomen. Bij de ontwikkeling wordt geen extra woning toegevoegd.

3.1.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

De ontwikkeling wordt gebaseerd op de mogelijkheden van de Wet plattelandswoning. Het betreft een tweede bedrijfswoning die momenteel niet nodig is voor het agrarische bedrijf. Voor het overige is de ontwikkeling niet in strijd met het nationale beleid. Aangetoond is dat de Ladder voor duurzame verstedelijking geen belemmering vormt voor dit plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De provincie Gelderland heeft in juli 2015 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De provincie kiest er in deze Visie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur en
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ten aanzien van de regio Stedendriehoek - waarbinnen ook de gemeente Epe is gelegen - wordt gesteld, dat een goed vestigingsklimaat een belangrijke troef van deze regio is. De regio is goed bereikbaar en ligt in het unieke landschap van de Veluwe, Salland, Achterhoek en de IJsselvallei. De voordelen van stad, dorp en platteland worden er gecombineerd. Maat en schaal van het gebied zijn overzichtelijk en de sociale betrokkenheid is groot. De provincie en haar partners streven in deze regio met betrekking tot het aspect “leefomgeving met kwaliteit versterken” ondermeer om landschappen en cultuurhistorische identiteit beter te ontsluiten en te beleven.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland, vastgesteld 14 september 2014, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. In het hoofdstuk Ruimte van deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot onder andere wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie.

Het plangebied ligt binnen de zone “nationaal landschap buiten de GO en GGN”. Hierover wordt in de regels van deze verordening gezegd dat in een bestemmingsplan alleen die bestemmingen mogelijk worden gemaakt die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken (artikel 2.7.4.2).

3.2.3 Conclusie

Het opnemen van de aanduiding plattelandswoning ter plaatse van Brinkerweg 29 is niet in strijd met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Veluweflank

De gemeente zet in de structuurvisie Veluweflank (2010) in op een geleidelijke en zorgvuldige gebiedsontwikkeling. Daarom voorziet de structuurvisie in een zonering in ontwikkelingsgebieden” en “conserveringsgebieden”. In de conserveringsgebieden streeft de gemeente naar behoud en versterking van landschap, natuur en cultuurhistorische waarden. In de ontwikkelingsgebieden is -beperkte- groei van bebouwing mogelijk in de vorm van landgoederen, groen wonen en recreatieve ondernemingen.

3.3.2 Bestemmingsplan Buitengebied Epe

In het bestemmingsplan Buitengebied Epe (vastgesteld op 23 maart 2017) heeft de gemeente haar beleid voor plattelandswoningen bepaald. In de toelichting staat dat er bij een afgesplitste tweede bedrijfswoning een afweging gemaakt moet worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Als dat het geval is, neemt de gemeente in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied een aanduiding 'plattelandswoning' op.

3.3.3 Conclusie

Het gemeentelijk beleid biedt ruimte aan het opnemen van de aanduiding 'plattelandswoning' wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In Hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In de Wet plattelandswoning is geregeld dat zo'n woning geen bescherming krijgt ten opzichte van het bedrijf waartoe de woning behoorde. Zo'n woning vormt daarom geen belemmering voor de bedrijfsvoering van het bedrijf waartoe het behoorde. De woning wordt beschouwd als onderdeel van de inrichting, ook al is hij afgesplitst. De milieugevolgen op het gebied van geur en geluid van het bedrijf waartoe de woning behoorde behoeft dus niet te worden beoordeeld. Dit alles wijzigt niets aan de bescherming van de (voormalige) bedrijfswoning tegen milieugevolgen van omliggende bedrijven. Uitzondering hierop de luchtkwaliteit. De rechter heeft namelijk uitgesproken dat de Wet plattelandswoningen geen uitzondering kan maken op de Europese luchtkwaliteitsregels.

Er moet dus wel onderzocht worden of er in de woning sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat. Met name luchtkwaliteit is een onderwerp dat hierbij nadere aandacht verdiend.

Voor het overige heeft de aanwijzing als plattelandswoning geen consequenties. Onderzoek naar de bodemkwaliteit, natuurwaarden, water, archeologie en geluidhinder (wegverkeer) zijn niet nodig, aangezien deze kin het kader van het bestemmingsplan Landgoed de Emsterhof reeds zijn uitgevoerd.

4.1 Woon- en leefklimaat

In de nabijheid van het plangebied zijn twee agrarische bedrijven aanwezig, naast het agrarische bedrijf aan Brinkerweg 27.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG074LgEmsthPlatwo-VBP1_0003.png"

Luchtfoto met agrarische bedrijven. (Plangebied groen omlijnd, agrarische bedrijven blauw omlijnd)

Het gaat om het aan de Brinkerweg 22 gevestigde agrarische bedrijf met vleesvarkens en om de Korteweg 3. Voor geur moet buiten de bebouwde kom een afstand van minimaal 50 meter te worden aangehouden tot een geurgevoelig object. Die afstand moet worden gemeten tussen het geurgevoelig object en het daarbij dichtstbij gelegen emissiepunt (stal). Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf ligt op circa 245 m afstand van het plangebied.

Geconcludeerd wordt dat het woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geur acceptabel is.

Voor wat betreft de luchtkwaliteit ligt de achtergronddepositie van fijnstof op dit moment ver onder de norm ligt van het jaargemiddelde van 40 µg/m³. Dat blijkt uit de raadpleging van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN); zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG074LgEmsthPlatwo-VBP1_0004.jpg"

bron: Geodata.rivm.nl

Daarnaast is door de omgevingsdienst een berekening uitgevoerd voor de fijnstofconcentraties. De berekening is weergegeven in Bijlage 1. De situatie is ingevoerd in het programma ISL3a (berekeningsprogramma voor fijnstof). Er wordt opgemerkt dat dat de veebezetting worst case is ingevoerd. Alle uitgestoten fijnstof is gemodelleerd vanuit de dichtstbijzijnde stal. De feitelijke waarde zal dus nog lager zijn.

Uit de berekening blijkt dat de hoogste concentratie 17,04 µg/m3 bedraagt. Het hoogste aantal overschrijdingsdagen bedraagt 6,0 dagen.

Uit deze resultaten blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen uit de wet milieubeheer.

Het aspect fijn stof is dus geen belemmering. In de woning is derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Er bestaan geen bezwaren tegen het aanwijzen van de woning Brinkerweg 29 als plattelandswoning.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

5.2 Wijze van regelen

Voor de juridische regeling is aangesloten bij het bestemmingsplan Landgoed de Emsterhof van de gemeente Epe, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 april 2017 (identificatienummer NL.IMRO.0232.BG053LgEmsterhof-VBP1). Deze regeling is van toepassing verklaard op het onderhavige plan. De aanduiding 'plattelandswoning' wordt toegevoegd aan de regels. Ook wordt het begrip 'plattelandswoning' toegevoegd. Daarnaast zijn de gebruiksregels en bouwregels die betrekking hebben op bedrijfswoningen gewijzigd. Deze regels gelden ook voor een plattelandswoning.

De verbeelding omvat de ter plaatse geldende enkelbestemming 'Agrarisch', de aanduidingen 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur' en 'overige zone - dekzandruggen en oude bouwlanden', het bouwvlak en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. De aanduiding 'plattelandswoning' wordt toegevoegd aan het bouwvlak.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Economische haalbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Het bestemmingsplan voorziet niet in aanvullende bouwmogelijkheden op het perceel. Er wordt enkel voorzien in de toevoeging van een aanduiding. Om deze reden zullen er naar aanleiding van dit plan geen bouwkosten gemaakt worden. Een anterieure overeenkomst of planschaderisicoanalyse wordt niet nodig geacht.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

Conform de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 25 april 2019 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is mede op basis hiervan ongewijzigd vastgesteld.