direct naar inhoud van Toelichting
Plan: N794 (Heerderweg)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De provincie Gelderland is als wegbeheerder verantwoordelijk voor de N 794 (Heerderweg). De provincie hanteert in haar verkeersbeleid een 9-jarige cyclus voor groot onderhoud om haar wegen te beoordelen. Uit de huidige cyclus komt naar voren, dat er aanpassingen gewenst zijn, die voornamelijk ter verbetering van de verkeersveiligheid (vooral van fietsers) zijn. De weg voor gemotoriseerd verkeer zal daarom grotendeels behouden worden, maar de fietspaden aan de zijkanten en de inrichting tussen weg en fietspad worden aangepast. De verbreding die voor de verkeersveiligheid nodig is past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen, zodat aanpassing daarvan nodig is. Dit bestemmingsplan maakt de verbreding van de N 794 mogelijk, zodat er een veiligere weg ontstaat voor alle gebruikers.

Ook de gronden van hotel Dennenheuvel aan de Heerderweg zijn meegenomen in dit bestemmingsplan. Reden hiervoor is de parkeersituatie op het terrein direct grenzend aan de Heerderweg. Ook dit is een onveilige situatie die de provincie graag wil aanpakken bij de aanpak van de Heerderweg.

De provincie Gelderland heeft het voornemen om in 2015/2016 het genoemde groot onderhoud aan de Heerderweg uit te gaan voeren en daarbij de fietspaden gescheiden van de rijbaan aan te leggen.

1.2 Plangebied

Het plangebied wordt gevormd door het tracé van de Heerderweg en wordt aan de zuidwestkant begrensd door de bebouwde kom van Epe. Aan de noordoost kant loopt het plangebied tot aan de gemeentegrens nabij het transferium bij de A50. In figuur 1 is deze begrenzing globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0001.png"

Figuur 1: Globale begrenzing en situering plangebied

1.3 Planologisch-juridische regeling

1.3.1 Geldend bestemmingsplan

De Heerderweg ligt binnen drie bestemmingsplannen in de gemeente Epe. Het betreft de volgende bestemmingsplannen (de nummers corresponderen met de nummers in figuur 2):

  • 1. Epe-Noord 2010;
  • 2. Buitengebied Epe 2005;
  • 3. Heerderweg 74 te Epe 2011;

De Heerderweg heeft binnen deze bestemmingsplannen een verkeersbestemming. Echter de gewenste verbreding van de weg ligt niet binnen deze verkeersbestemming, zodat aanpassing van het planologische regime een noodzaak is. Dit bestemmingsplan zorgt voor die aanpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0002.png"

Figuur 2: Overzicht vigerende bestemmingsplannen

De in figuur 2 vermelde nummers komen overeen met de volgende bestemmingsplannen in Epe en Heerde:

  • 1. Epe Noord 2010;
  • 2. Buitengebied Epe 2005;
  • 3. Heerderweg 74 te Epe 2011;
  • 4. Ontwikkelingsgebieden Heerde 2009;
  • 5. IP OV-Transferium Heerde 2010;
  • 6. Buitengebied West Heerde 2012;
  • 7. Eperweg 40 te Heerde;
  • 8. Heerde-Dorp 2009.
1.3.2 Voorliggend bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan is gebaseerd op het mogelijk maken van een verbreding van de Heerderweg, zodat er een gescheiden fietspad aangelegd kan worden met een veilige afstand ten opzichte van de weg voor gemotoriseerd verkeer. Met het voorliggende plan is ingespeeld op de landelijke richtlijnen van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

In dit plan is rekening gehouden met de tussenuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 30 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:4017). Deze uitspraak is als bijlage bijgevoegd. Zie verder paragraaf 7.4.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "N 794 (Heerderweg)" bestaat uit:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2);
  • regels;
  • met een bijbehorende toelichting.

1.5 Opbouw toelichting

De toelichting is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd. De planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader (provincie en gemeente) beschreven. De belangrijkste randvoorwaarden in en om het plangebied staan beschreven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 is aandacht besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt op de maatschappelijke uitvoerbaarheid ingegaan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

De N 794 is een provinciale weg tussen de kernen Epe aan de westkant en Heerde aan de oostkant. Halverwege kruist deze weg de Rijksweg A50, waar een transferium is aangelegd voor het openbaar vervoer. Conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig geldt op dit soort wegen een maximumsnelheid van 80 km/u. De weg is ingericht overeenkomstig de richtlijnen van de Essentiele herkenbaarheid - kenmerken van weginfrastructuur.

Naast gemotoriseerd vervoer is deze route ook van groot belang voor het fietsverkeer tussen genoemde kernen. Met name schoolgaande jeugd maakt veel gebruik van dit tracé. Langs de provinciale weg liggen fietsstroken. Deze zijn van de rijbaan gescheiden middels verhoogde banden ofwel “varkensruggen” genoemd. De “varkensruggen” zijn als tijdelijke maatregel enkele jaren geleden aangelegd om fietsers (voorlopig) enige afscheiding van het verkeer op de rijbaan te geven. Zo wordt voorkomen dat automobilisten de fietspaden gebruiken om uit te wijken. De fietspaden maken onderdeel uit van een bovenregionaal fietsnetwerk en zijn onderdeel van een belangrijke schoolroute, waardoor ze zoals reeds aangegeven dagelijks gebruikt worden door veel scholieren. Ook recreatief is dit een veelgebruikte route. Per dag maken nabij telpunt Heerde (A50) circa 600 (brom)fietsers gebruik van de (brom)fietspaden langs de N794 en nabij Epe zijn dit tussen de 1.000 – 2.000 (brom)fietsers. Gezien de grote aantallen fietsers voldoen de fietsstroken niet aan de ontwerpuitgangspunten voor een veilige fietsverbinding. Bovendien zijn de varkensruggen een doorn in het oog van de weggebruikers doordat bijvoorbeeld regelmatig schade aan auto's ontstaat. Vanuit veiligheid zijn derhalve vrijliggende fietspaden als permanente (veilige) maatregel noodzakelijk en het opheffen van de varkensruggen voor de weggebruiker.

Tijdens verschillende bijeenkomsten is door de aanwonenden aangegeven, dat zij de Heerderweg verkeersonveilig vinden. Redenen daarvoor zijn, dat er te hard gereden wordt, de S-bocht bij Norel onoverzichtelijk is, er regelmatig ingehaald wordt terwijl dat eigenlijk niet mag en de varkensruggen voor overlast zorgen bij het afslaan of oversteken. Ook zijn er regelmatig waterafvoerproblemen in de huidige situatie; door de reconstructie kunnen die ook aangepakt worden.

Dit signaal heeft er mede toe geleid, dat provincie en gemeente hebben nagedacht over maatregelen om de situatie veiliger te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0003.png"

Figuur 3: Overzicht bestaande Heerderweg met de varkensruggen.

Gebruik

De intensiteit op de N 794 lag in 2012 tussen de 8.500 – 8.860 mvt/etmaal op een werkdag. De V85 gemeten op een telpunt bij de A50 lag in 2012 op 73 km/u. In 2013 is de snelheid expliciet gemeten bij het te verbeteren tracé nabij Dennenheuvel (t.h.v. km 14.4) en op het wegvak t.h.v. km 15,6. De gemeten V85 bedroeg respectievelijk 87 km/uur en 89 km/uur.

Dit betekent dat 85% van de weggebruikers deze snelheid niet overschrijdt. De wettelijke geldende maximumsnelheid ter hoogte van de telpunten bedraagt 80 km/u. Uit de snelheidsregistratie valt af te leiden dat ongeveer 31% (t.h.v. km 14,4) en 48% (t.h.v. km 15,6) van al de weggebruikers de maximumsnelheid op deze wegdelen overschrijdt.

De Veluwelijn rijdt over de Heerderweg N 794. Dit is een hoogwaardige en vlotte openbaar vervoer verbinding van Apeldoorn naar Zwolle en maakt onderdeel uit van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) snelnetlijn Gelderland. Twee buslijnen (lijn 202 en lijn 203) doen het traject aan. De Veluwelijn rijdt met gelede bussen met een lengte van 18 meter en rijdt in de spits vier maal per uur en buiten de spits twee maal per uur. Er zijn in de kom van Epe snelheidsbevorderende doorstromingsmaatregelen genomen om op het traject een snelheidswinst van 10 minuten te kunnen behalen. Het uiteindelijke doel van de Veluwelijn is het aantrekken van meer reizigers door het aanbieden van betrouwbaar, snel en comfortabel vervoer. De N 794 maakt deel uit van de route van de Veluwelijn.

Verkeersveiligheid

De geregistreerde ongevallen op de N 794 zijn in kaart gebracht voor de periode 2007 t/m 2011. Het betreffen verkeersongevallen die zijn geregistreerd op de wegvakken en kruispunten van de N 794. In de periode 2007-2011 zijn op deze weg 40 ongevallen geregistreerd, waarvan 1 dodelijk ongeval en 8 met letsel. In totaal raakten 10 personen gewond.

Bij 8 ongevallen (20%) waren (brom)fietsers betrokken. Het betroffen 3 letselongevallen, waarbij de (brom)fietser gewond raakte. De toedracht van 7 ongevallen was het niet verlenen van voorrang of doorgang aan de (brom)fietser. Eenmaal was de toedracht slippen met als gevolg een aanrijding met een vast voorwerp (mogelijk met een varkensrug).

5 ongevallen (12,5%) hebben plaatsgevonden tussen een motorvoertuig en een vast voorwerp (mogelijk met een varkensrug). 1 ongeval had letsel tot gevolg, waarbij een motorrijder gewond raakte. De toedracht van deze ongevallen betrof het verliezen van de macht over het stuur, slippen of een fout door een bocht.

Conclusie huidig gebruik

De functie, het gebruik en de huidige vormgeving van de N 794 veroorzaakt een objectieve en subjectieve verkeersonveiligheid voor de (brom)fietsers, weggebruikers en (overstekende) voetgangers. Aanpassing van met name de (brom)fietspaden en de afscheiding tussen weg en (brom)fietser verdient prioriteit.

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Uitgangspunten nieuwe situatie

Ontwerpuitgangspunten vrijliggende fietspaden

Het Gelders beleid langs provinciale 80 km wegen is, dat de ruimte in het vrije veld tussen hoofdrijbaan en (brom)fietspad in principe minimaal 4,50 meter bedraagt. Waar dit niet kan is een breedte van minimaal 2,50 meter toegestaan. Indien er locaties zijn waar ook deze afstand niet haalbaar is dan moet er bij een berm van <1,50 meter breed ook een fysieke barrière worden geplaatst. Het ontwerpen van fietspaden met een berm <4,5 meter vraagt maatwerk, met name op traject 1 en 4 (zie figuur 4a).

Opgemerkt wordt dat voor de Heerderweg aan beide zijden van de rijbaan fietspaden liggen. In een voorstudie is reeds vastgesteld dat ook in een verbeterde situatie aan beide zijden van de rijbaan fietspaden dienen terug te komen. Deze fietspaden dienen dermate breed te zijn dat twee fietsers naast elkaar kunnen passeren. Uitgangspunt is een fietspadbreedte van 2,5 meter langs beide zijden van de hele Heerderweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0004.png"

Figuur 4a: overzicht verschillende trajecten.

Snelheid op Heerderweg

Door omwonenden is tijdens de inspraak veelvuldig gevraagd om een lagere snelheid van 60 km/uur en snelheidsremmende maatregelen op de gehele N794. De provincie heeft als wegbeheerder dit verzoek zorgvuldig gewogen en overlegd met Openbaar Ministerie (OM), politie en de gemeente.

De N794 heeft de functie van gebiedsontsluitingsweg en heeft een functie als “stroombaan voor verkeer” buiten de bebouwde kom tussen Epe, de A50 en Heerde. Op gebiedsontsluitingswegen geldt buiten de bebouwde kom een snelheidsregiem van 80 km/uur en binnen de bebouwde kom een snelheidsregiem van 50 km/uur. Op een gebiedsontsluitingsweg past geen snelheidsregiem van 60 km/uur.

Aan politie en OM is aansluitend gevraagd of de snelheid op de Heerderweg permanent gecontroleerd kan worden door het plaatsen van een flitspaal/flitspalen. Hierop is negatief gereageerd. Noch het OM noch de politie wil extra controlemaatregelen op de Heerderweg (permanent) doorvoeren.

In theorie is op traject 1 van de Heerderweg een snelheidsverlaging naar 50 km/uur mogelijk als dit wegdeel zou voldoen aan de eisen van een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. Hoewel er vele inritten op dit traject zijn, voldoet de Heerderweg niet aan de voorwaarden voor een 'bebouwde kom'. Voor een snelheidsverlaging over de hele Heerderweg of trajectdelen is dus geen inhoudelijke grond.

Hoofduitgangpunt voor de Heerderweg is: gebiedsontsluitingsweg met een snelheid van 80 km/uur. In overleg met gemeente Epe en de politie heeft de provincie wel besloten om bij de komingang en op een aantal kruisingen snelheidsremmende maatregelen te treffen, zodat de verkeersveiligheid verbetert voor de bewoners en fietsers langs en automobilisten op de Heerder/Eperweg. Deze worden hieronder toegelicht. In bijlage 10 wordt hier nader op ingegaan.

Ontwerpuitgangspunten rijbaan

Gekozen is voor de minimale breedte van een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom: 7,5 meter. Een smalle weg heeft een snelheidsremmend effect op de weggebruiker.

Zoals hierboven aangegeven worden bij een aantal kruisingen uitbuigingen (fysieke geleiders in de vorm van druppels) aangelegd, zodanig dat de rechtstand uit de weg verdwijnt en oversteken voor langzaam verkeer (voetgangers/fietsers) tussen de fysieke geleiders beter mogelijk wordt. Het resultaat van deze maatregelen is dat de effectieve snelheid wordt verlaagd. De doorstroming op de weg en voorrangssituatie (op zijwegen) blijft intact.

In trajectdeel 1 worden de kruisingen voorzien van uitbuigingen (fysieke geleiders in de vorm van druppels). Hierdoor verdwijnt de rechtstand uit de weg. De rijbaan wordt optisch verder versmald van 7,5 naar 6,5 meter. De rijbaan wordt 6,5 m breed met aan beide zijden een (overrijdbare) goot. De uitgangspunten van een inrichting van een 80 km/u weg en een 60 km/u weg worden op die manier gecombineerd. De effectieve snelheid op dit wegvak wordt daarmee verlaagd.

In trajectdeel 2 ligt de Norelbocht. Deze heeft in de huidige situatie al een ontwerpsnelheid van 60 km/uur en daardoor een 'natuurlijke' remmende werking. Deze bocht wordt behouden, en niet meer aangepast naar 80 km/uur. Door de rijbaanversmalling, een brede groene tussenberm van 4,5 meter en vrijliggende fietspaden wordt de verkeersveiligheid hier verhoogd.

In trajectdeel 3 wordt naast de rijbaanversmalling de fietspaden zo veel mogelijk achter de eerste bomenrij gelegd. Daardoor ontstaat zowel voor de weggebruiker als de fietser een veel veiliger situatie.

Trajectdeel 4 wordt met het aanbrengen van een middengeleider tussen de rijbanen ter hoogte van 'de Keet' de rechtstand van de weg doorbroken en krijgen fietsers/voetgangers de mogelijkheid om (beter) over te steken. Ook worden de aansluitingen van de Badweg en Adelaarsweg meegenomen in het plan. De Badweg wordt meegenomen om één volwaardig kruispunt te realiseren, in plaats van twee aparte driesprongen op korte afstand. De gedeeltelijke verharding van de Adelaarsweg wordt meegenomen om de woningbouw van plan De Adelaar niet via een aparte inrit maar via deze weg te kunnen ontsluiten.

Opgemerkt wordt, dat de gemeente overweegt om in de toekomst de Adelaarsweg voorbij de Adelaarsdwarsweg af te sluiten voor doorgaand verkeer. Het kruispunt Badweg - Adelelaarsweg wordt hierdoor meer verkeersluw.

Uitgangspunten (overstekende) voetgangers

Voor wat betreft (overstekende) voetgangers is er niet direct een norm. Wel is een gehoorde klacht van bewoners langs de Heerderweg dat voetgangers en fietsers de drukke rijbaan niet over durven te steken, of deels op het fietspad staan en zich onveilig voelen met fiets- en weggebruikers aan beide zijden. Op het moment dat middengeleiders bij de zijwegen worden gerealiseerd ontstaat voor de voetganger ruimte om op deze plekken gefaseerd over te steken. Voor de (overstekende) voetganger ontstaat derhalve een verbeterde situatie op het moment dat het plan doorgang vindt.

Ontwerpuitgangspunten kabels en leidingen

Onder en direct langs de Heerderweg lopen vele kabels en leidingen, van glasvezelkabels tot zwaardere water- en gasleidingen. Deze liggen deels onder het huidige asfalt, maar de zwaardere leidingen liggen in de berm of naastgelegen particuliere percelen. Reden hiervoor is dat deze zwaardere leidingen niet onder permanent verharde oppervlaktes mogen liggen, zoals asfalt of beton.

Indien in de nieuwe situatie het vrijliggend fietspad op een zware leiding komt te liggen, moet de leiding daarom verplaatst worden naar de berm. Hiervoor dient er ruimte aanwezig te zijn. Indien mogelijk worden nieuwe of te verplaatsen leidingen in de nieuwe tussenberm van 4,5 meter tussen rijbaan en fietspad gelegd. Als deze berm echter verhard is, zoals bij grote delen van traject 1 en 4 blijft de situatie ongewijzigd. Zowel de middenberm als de buitenste berm maken onderdeel uit van de weg en kunnen door nutsbedrijven gebruikt worden voor het leggen van kabels en leidingen. Overleg met nutsbedrijven heeft uitgewezen dat dit valide uitgangspunten zijn.

Ontwerpuitgangspunt bushaltes

In traject 1 zijn er 2 bushaltes, namelijk de bushalte nabij het politiekantoor en de bushalte nabij Dennenheuvel. De N 794 is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Bij wegen met een gebiedsontsluitende functie is het uitgangspunt dat de bus kan halteren in een haltekom naast de rijbaan. Dit betekent dat zowel de bushaltes t.h.v. het politiekantoor als de bushaltes nabij Dennenheuvel voorzien moeten zijn van een haltekom. Gezien de hoeveelheid instappers dienen de bushaltes tevens te worden voorzien van abri's. Beide haltes worden maandelijks gebruikt door ongeveer 500 reizigers. Dit komt neer op 20-25 reizigers per dag per halte.

Landschapsanalyse

De N 794 ligt op de Veluwe ten oosten van Epe en vormt een oude weg van voor 1868. De weg doorsnijdt bosgebied, oud boerenland en jong boerenland, waaronder de Zuidelijke Horsthoekerbeek.

De weg is op te delen in 4 verschillende onderdelen (zie figuur 4). Het eerste deel nabij Epe bestaat uit een lommerrijke sfeer door deels oude (>80 jaar) laanbeplanting, kleinschalig bos en wonen in bos. Het tweede deel bestaat uit dicht bos zonder enige laanbeplanting en woningen. Het derde deel is een open en kleinschalig landschap voorzien van laanbeplanting. Tot slot bestaat het vierde deel uit open gebied, is grootschaliger en het profiel is breder en overzichtelijk, daarnaast is de snelweg te ervaren door het afschermende bos. De weg is nabij Epe lommerrijk en besloten, waarna het steeds opener wordt richting de Rijksweg A50. Boomsoorten die voorkomen zijn voornamelijk eik en beuk.

Inrichtingsplan Groen

De N794 van Epe naar Heerde is een weg met een fraai groen karakter. De weg ligt op de Veluweflank, een gebied dat wordt gekenmerkt door sprengbeken, reliëf en dekzandruggen. Het gebied bij Epe heeft een uitgesproken bosrijk karakter. Richting Heerde wordt het landschap meer open, hier bepalen kleine bospercelen, weilanden en bomenrijen langs wegen het beeld. De laanbeplanting van eik en beuk aan beide zijden van de weg is bepalend voor het beeld van de huidige weg. Het ideaalbeeld voor deze weg bestaat uit bomenrijen aan beide zijden waarvan de kronen elkaar raken. (Bronnen: Structuurvisie landelijk gebied gemeente Heere (juni 2005), LOP van Veluwe tot IJssel (november 2009), Groenstructuurplan Epe).

Met name in traject 1 staan veel huizen waarvan de tuinen grenzen aan de weg. De inrichting van deze tuinen is mede bepalend voor het groene karakter van de weg. Ook in traject 4 staat veel bebouwing. Dit traject heeft een veel steniger en een meer open karakter door de smalle wegbermen en het meer open en grootschalige karakter van de omgeving.

De aanleg van de vrij liggende fietspaden gaat op veel plaatsen ten kosten van de huidige laanbeplanting. Ook een gedeelte van de beplanting in privétuinen moet verwijderd worden voor de aanleg van de fietspaden. Dit heeft een grote impact op het uiterlijk van de weg en de omgeving. Om het huidige karakter zo veel mogelijk te handhaven en zo goed mogelijk te herstellen is er een inrichtingsplan groen opgesteld. Het uitgangspunt voor dit plan is de handhaving van het huidige karakter: Een weg door een bosrijkgebied die over gaat naar een weg met een doorgaande laanbeplanting in het meer open gebied. Per traject resulteert dit in het volgende beeld:

  • In traject 1 wordt het beeld bepaald door laanbeplanting van beuk langs de weg gecombineerd met de rijke en groene inrichting van de privétuinen met rododendrons, hagen en (inheemse) bomen zoals eik, haagbeuk en beuk die goed passen bij het bosrijke karakter van de omgeving. Waar de bermen tussen weg en fietspad voldoende ruimte bieden worden nieuwe bomen aangeplant. Meestal zijn de bermen te smal voor beplanting en is de berm uitgevoerd in betonverharding met een vriendelijk karakter. Op deze stukken waar geen ruimte is voor een groene inrichting op openbaar terrein wordt in samenwerking met eigenaren op verschillende privépercelen laanbeplanting aangeplant.
  • In traject 2, bij de bochten, heeft het karakter van een weg door het bos. Het gewenste beeld bestaat uit bosvegetatie tot aan de fietspaden aan beide zijden. Waar de berm breed genoeg is kunnen enkele bomen tussen weg en fietspad (blijven) staan. Hier kruist de weg ook gronden die tot de ecologische hoofdstructuur (EHS) behoren. Een zo natuurlijk mogelijke beplanting heeft in dit traject de voorkeur.
  • Traject 3 is het wegdeel vanaf de bochten tot en met de Molenbeek. Dit deel van de weg wordt gekenmerkt door doorgaande laanbeplanting van voornamelijk beuk in een halfopen landschap. Weilanden en enkele akkers worden afgewisseld door privékavels. Het fietspad is op het grootste deel van dit traject achter de bestaande laanbeplanting gelegd. De brede tussenbermen tussen rijweg en fietspaden bieden nu en in de toekomst voldoende ruimte voor een doorgaande laanstructuur aan beide zijden van de weg.
  • Voor traject 4 is de beschikbare ruimte dusdanig beperkt dat er onvoldoende ruimte is voor doorzetting van de gewenste laanbeplanting. De smalle tussenbermen tussen rijweg en fietspad zijn uitgevoerd in de betonverharding met een vriendelijk karakter. Wellicht kunnen enkele fraaie solitaire bomen op particulier terrein het beeld voor dit traject in de toekomst verfraaien.

In figuur 4b is het groenontwerp weergegeven. De figuur is tevens in bijlage 15 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0005.png"

Figuur 4b: Groenontwerp

Enkele impressies van het groenontwerp zijn in figuur 4c weergegeven, met aan de linker kant de bestaande situatie en rechts de beoogde situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0010.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0011.jpg"

Figuur 4c: Impressies groenontwerp

Verkeersbewegingen

De aanpassingen aan de infrastructuur zullen niet leiden tot een toename van het gemotoriseerd verkeer. Het verkeer dat nu gebruik maakt van de N794 zal dat ook in de toekomst blijven doen. Er zullen geen nieuwe vervoersstromen ontstaan omdat deze weg geen logisch alternatief is voor gebruikers die nu andere routes berijden. Bovendien is deze weg nu tweebaans en zal dat ook in de toekomst blijven. Pas wanneer bijvoorbeeld de A50 zal dichtslibben kan men wellicht deze route benutten als sluiproute van en naar Apeldoorn maar dat staat los van dit bestemmingsplan.

2.2.2 Voorkeursontwerp

Onderstaand worden de voorkeursontwerpen voor de vier trajectdelen besproken zoals die nu uitgewerkt zijn. De dwarsprofielen zijn ter illustratie tevens als bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 aan deze toelichting toegevoegd.

2.2.2.1 Voorkeursontwerp traject 1 (km 13,95 – km 14,7)

Door de vele bomen en relatief veel voortuinen aangrenzend aan het fietspad, is grotendeels alleen een minimale berm tussen rijbaan en fietspad van 1,5 meter breedte (=minimum) in dit traject haalbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0012.png"

Figuur 5a: dwarsprofiel trajectdeel 1.

Dwarsprofiel

Bij kruisingen met zijwegen dienen de nieuwe fietspaden van de rijbaan uit te buigen, om afslaand verkeer of wachtende auto's voldoende ruimte te geven in relatie tot de fietser. Op sommige afbuigingen van fietspaden is ook extra bermruimte nodig voor te verleggen kabels en leidingen. Ter plaatse van restaurant Dennenheuvel (km 14,35 – km 14,45) vraagt het ontwerp nadere aandacht. Om het fietspad vrijliggend te kunnen ontwerpen van de rijbaan dient het parkeerterrein direct langs de weg te worden verplaatst naar de zijkanten/achterkant van het betreffende restaurant. Ook is zorgvuldig gekeken naar de wijze waarop het perceel van De Ontmoeting wordt vormgegeven (zie ook paragraaf 2.2.3)

2.2.2.2 Voorkeursontwerp trajectdeel 2 (km 14,7 – km 15,45)

In de bocht en net daar voorbij is sprake van bos. Ter hoogte van de bocht is aan weerszijde een deel van de (voorheen genoemde) Ecologische Hoofdstructuur aanwezig. Aan de 'noordzijde' loopt deze Ecologische Hoofdstructuur door tot circa km 15,9.

Voor het 'ideale' profiel met vrijliggende fietspaden is ruimte aan weerszijden van de weg nodig, waardoor bos gekapt moet worden. Bij het voorontwerp bestemmingsplan was nog het uitgangspunt verlegging van de Norelbocht en sparen van het bos aan de noordzijde van de Norelbocht. Door de keuze van het behoud van de huidige Norelbocht is kap van bomen aan de noord- en zuidzijde onvermijdelijk. Vanaf de kruising met de Vemderweg tot de Badweg ligt aan de oostzijde van de weg een hogedrukgasleiding, die vrije ruimte vraagt naast het nieuwe fietspad. Dit is afgestemd met het nutsbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0013.png"

Figuur 5b: dwarsprofiel Trajectdeel 2

2.2.2.3 Voorkeursontwerp trajectdeel 3 (km 15,45 – km 16,0/km 16,1)

Voorbij de bocht begint traject 3 (km 15,4). Het bos gaat hier over in een weg met aan weerszijden een bomenrij. Met een circa 4,5 meter berm aan weerszijden van de rijbaan dienen alle bomen te worden verwijderd. Dit zou een kaalslag zijn. In dit wegtraject is derhalve gekozen om het nieuwe fietspad aan weerszijden ruimer te leggen en achter de bomenrij te projecten. Zie principeschets figuur 5d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0014.png"

Figuur 5c: Trajectdeel 3 (representatief dwarsprofiel 3.3)

Daar waar in het traject maatwerk nodig is, is het profiel aangepast voor wat betreft de ligging van de fietspaden. Zie principeschetsen figuur 5d en 5e.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0015.png"

Figuur 5d: Trajectdeel 3, maatwerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0016.png"

Figuur 5e: Trajectdeel 3, maatwerk

2.2.2.4 Voorkeursontwerp trajectdeel 4

Ter hoogte van de beek wordt de ruimte tussen rijbaan en huizen richting A50 steeds krapper. Net als in het eerste traject dient in traject 4 te worden uitgegaan van een minimum berm tussen rijbaan en fietspad. In onderstaande figuur 5f is de nieuwe situatie geprojecteerd.

Uitgangspunt bij dit traject is ook dat verbetering van afwatering nodig is. Daarvoor is aan de oostzijde geen ruimte wegens dichtbijstaande huizen, terwijl aan de westzijde deels wel waterberging aanwezig is met een bestaande sloot. Daarom is gekozen het wegwater deels van de oostzijde via een riolering naar de westzijde af te voeren. Deze ingreep is zowel op grondgebied van Epe als van Heerde nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0017.png"

Figuur 5f: dwarsprofiel trajectdeel 4.

Eindconclusie

Door aan te sluiten bij de landschapselementen en waar mogelijk het behoud van groenstructuur / bomen is in 4 deeltrajecten gekozen voor maatwerkoplossingen voor de aanleg van vrijliggende fietspaden. Met de aanpak wordt ook het wegprofiel verbeterd en is voor de (overstekende) voetganger de gelegenheid gefaseerd over te steken.

Hieronder is het civieltechische ontwerp van het traject weergegeven. Het ontwerp van de weg is ook als bijlage 11 bijgevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0018.png"

Figuur 5f: Wegontwerp N794

2.2.3 Hotel Dennenheuvel en De Ontmoeting

Hotel Dennenheuvel

Naast de verbreding van de Heerderweg ten behoeve van genoemd fietspad zal ook de parkeervoorziening van het hotel Dennenheuvel aangepakt worden. De gasten van het hotel stoppen nu op de Heerderweg en rijden over het fietspad om een plekje te zoeken en moeten vanuit die parkeerplek ook achteruit de Heerderweg weer op bij vertrek. Beide situaties leveren een onveilige situatie op.

Daarom worden de bestaande parkeervoorzieningen aan de voorzijde van het hotel verwijderd en wordt in plaats daarvan een vrijliggend fietspad aangelegd, zodat er ook hier een verkeersveiliger situatie ontstaat. Om dit mogelijk te maken is een deel van de gronden, die in het vigerende bestemmingsplan zijn bestemd als Horeca, in dit bestemmingsplan bestemd ten behoeve van het realiseren van een vrijliggend fietspad. Door het fietspad af te schermen van het parkeren worden bezoekers gedwongen gebruik te maken van het bestaande terrein van Dennenheuvel en volgt automatisch een veiliger situatie aan de Heerderweg.

Het parkeren zal nu grotendeels aan de zijkanten van het hotel moeten plaatsvinden. Daar is voldoende ruimte. Hoewel er al parkeermogelijkheden liggen, zullen grotendeels nieuwe parkeermogelijkheden moeten worden aangelegd. Ter plaatse van de nieuwe parkeermogelijkheden wordt de bestemming gewijzigd van bos naar horeca. Het bouwblok van Dennenheuvel blijft in het bestemmingsplan ongewijzigd.

Dit ontwerp vergroot de verkeersveiligheid voor fietsers en de overzichtelijkheid voor het verkeer op de rijbaan. Daarbij is voor zover mogelijk rekening gehouden met de wensen van omwonenden en Dennenheuvel om enerzijds het groen te behouden en anderzijds het parkeren zo goed mogelijk af te wikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0019.png"

Figuur 6: verkeerssituatie ter hoogte van hotel Dennenheuvel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0020.png"

Figuur 7a: Mogelijke oplossing Dennenheuvel

De Ontmoeting

Heerderweg 47- 49 (Stichting De Ontmoeting): Voor de aanleg van het nieuwe fietspad dient de bosrand langs de Heerderweg grotendeels worden gekapt. Ook dient de inrit aan de Norelweg te worden verplaatst. Stichting De Ontmoeting heeft aangegeven er belang aan te hechten dat zij een nieuwe groene afscherming krijgt, achter het aan te leggen nieuwe fietspad, opdat hun beslotenheid en het zicht op de gebouwen van de Heerderweg wordt afgeschermd. In figuur 7b is een eerste impressieschets gepresenteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0021.png"

Figuur 7b: Mogelijke oplossing De Ontmoeting

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, waaronder de provinciale structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005) en de Ruimtelijke Verordening Gelderland (2010). Daarbij geldt dat de provincie in mei 2013 een ontwerp omgevingsvisie heeft vastgesteld. Deze is nog niet in werking. We besteden hier in dit hoofdstuk wel aandacht aan. Rijksbeleid is geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en bijbehorende verordeningen. Dit beleid spreekt zich niet specifiek uit over de aanpassing van een bestaande weg. Algemene zaken ten aanzien van infrastructuur, veiligheid en bereikbaarheid worden wel beschreven. Een 'doorwerking' van dit Rijksbeleid vindt veelal plaats in verschillende provinciale en gemeentelijke uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Om deze reden wordt, in het kader van de opstelling van voorliggend bestemmingsplan, nader ingegaan op het provinciale ruimtelijk beleid en het gemeentelijk beleid. Nagegaan is welke aspecten vanuit het provinciale en gemeentelijke beleid van belang zijn voor de onderhavige planontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 (nu structuurvisie ex. Artikel 2.2. Wro) is door Provinciale Staten op 29 juni 2005 vastgesteld. Dit Streekplan verwoordt het provinciaal ruimtelijk beleid en richt zich op de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, die wordt gevormd door het 'groenblauwe raamwerk' en het 'rode raamwerk'.

Zoals uit figuur 8a blijkt ligt de Heerderweg in een gebied met belangrijke groene waarden. In figuur 8b is de ligging van de EHS weergegeven. Daarom is ook zorgvuldig gekeken naar de inpassing van de nieuwe infrastructuur. Daarnaast is ecologisch onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten beschreven staan in paragraaf 4.6.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 is door Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In het kader van de nieuwe Omgevingsvisie Gelderland is ook een nieuwe ontwerp-ruimtelijke verordening Gelderland mei 2013 ter visie gelegd. De nieuwe verordening zal naar verwachting 1 oktober 2014 worden vastgesteld. Door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het mogelijk een verordening als instrument in te zetten, waarmee Provinciale Staten regels stellen aan de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Inmiddels zijn er drie herzieningen gemaakt waarin de verordening aangevuld en aangepast wordt.

Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de regels in de verordening. Deze regels zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie, zoals formeel het Streekplan Gelderland 2005 thans heet. De verordening geeft geen specifieke kaders voor de inhoud van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0022.png"

Figuur 8a: Ruimtelijke structuur Streekplan Gelderland 2005.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0023.png"

Figuur 8b: Ecologische hoofdstructuur (groene vlakken)

3.2.3 Ontwerp omgevingsvisie

De provincie is bezig met het opstellen van een omgevingsvisie. Op 14 mei 2013 is de ontwerp omgevingsvisie door het College van Gedeputeerde Staten vastgesteld. De finale besluitvorming door Provinciale Staten wordt 9 juli 2014 verwacht.

De huidige EHS wordt in de nieuwe omgevingsvisie van de Provincie vervangen door het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene ontwikkelingszone (GO). Bestaande en nog te ontwikkelen natuur komt in hoofdlijnen overeen met de EHS-natuur. De overige EHS wordt opgenomen als GO, wat grotendeels overeenkomt met de EHS verweven en EHS verbinden. In de onderstaande tekst wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de nieuwe naamgeving. In het nieuwe beleid blijft de bestaande natuur (GNN) beschermd onder het ‘Nee, tenzij-principe’ en de compensatieplicht. In het GO moeten nieuwe ontwikkelingen leiden tot een meerwaarde van het natuurnetwerk. afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0024.png"

Figuur 8c: Gelders natuurnetwerk

De omgevingsvisie zegt het volgende over natuurcompensatie:

Onderdeel van een natuurinclusief plan is, dat in het plan ter compensatie van bestaande natuur die verdwijnt, ook de ontwikkeling van nieuwe natuur is opgenomen zodat er per saldo geen negatief effect op de kernkwaliteiten ontstaat. Daarbij moet de oppervlakte natuur tenminste gelijk blijven. Compenseren in het betalen van een aantal jaren beheervergoeding is geen mogelijkheid voor het invullen van de compensatieverplichting.

Voor het realiseren van natuurcompensatie is altijd een ruimte in de Groene Ontwikkelingszone nodig, dan wel een andere locatie in hetzelfde plan, dat aansluit op bestaande natuur, zodanig dat weer een goed functionerende eenheid ontstaat.

De natuurcompensatie wordt nabij de N 794 gerealiseerd. Hiervoor is een Natuurcompensatieplan opgesteld (zie bijlage 14). Ten oosten van de N 794 worden enkele percelen weiland omgezet in bos (zie figuur 10b). Deze percelen zijn in eigendom van Bureau Beheer Landbouwgronden. Hiermee zijn afspraken gemaakt over de omzetting in bos. Met gebruik van de wijzigingsbevoegdheid in het huidige bestemmingsplan Buitengebied wordt deze compensatie gerealiseerd.

3.2.4 Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan 2 - Op weg naar duurzame mobiliteit

Op 30 juni 2004 hebben Provinciale Staten van Gelderland het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan-2 vastgesteld, conform de Planwet Verkeer en Vervoer. Het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2) geeft invulling aan de provinciale taak ten aanzien van verkeer en vervoer in Gelderland.

Door de toegenomen mobiliteit is de verkeersdruk op het wegennet sterk gestegen. Daarmee zijn negatieve effecten ontstaan op de bereikbaarheid van steden, de betrouwbaarheid van de netwerken (de doorstroming), de verkeersveiligheid en op de kwaliteit van de leefomgeving. Met het PVVP-2 streeft de provincie naar een duurzame mobiliteit: een verkeers- en vervoersysteem, dat een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en die sociale integratie stimuleert.

De provincie stimuleert het fietsverkeer op de korte en middellange afstand, met name in stedelijke gebieden en naar economische centra, scholen en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zet de provincie als onderdeel van het optimaliseren van de keten in op het versterken van de relatie fiets-openbaar vervoer. De fiets speelt een belangrijke rol bij het stimuleren van het openbaar vervoer als onderdeel van de totale mobiliteitsketen.

De provincie werkt de komende jaren aan een sluitend bovenlokaal fietsnetwerk met directe, aantrekkelijke en comfortabele fietsroutes. Door middel van dit samenhangende systeem zullen de belangrijkste herkomsten en bestemmingen (economische centra, regionale bedrijventerreinen, scholen en recreatieve voorzieningen) worden verbonden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het utilitair en recreatief bovenlokale fietsnetwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0025.png"

Figuur 9 overzicht fietsroutenet met de scholen d.m.v nummers aangeduid.

Cruciaal is het opzetten en inrichten van de hele keten van woning naar bestemming. Deze routes moeten sociaal veilig en verkeersveilig zijn. Speciale aandacht bij de inrichting gaat uit naar het bermbeheer en de verlichting van de fietspaden, daar waar nuttig en nodig.

Speciale aandacht zal ook uitgaan naar de barrièrewerking. Prioriteit krijgen veilige fietsverbindingen op schoolroutes (zie figuur 9). De gevolgen voor de fiets bij het oversteken van water, spoor en grote weginfrastructuur worden voortdurend in beeld gebracht en worden betrokken bij (grote) infrastructurele werken. Per regio zal gelet worden op de goede aansluiting van de fietsnetwerken van de verschillende wegbeheerders. Naast het opzetten van een netwerk van fietsverbindingen wordt gewerkt aan goede fietsenstallingen.

De aanpassing van de Heerderweg ten behoeve van een veiliger fietsroute is in overeenstemming met de uitgangspunten van het PVVP-2 van de provincie Gelderland.

3.2.5 Werken aan Duurzame Mobiliteit 2013

Het programma 'Werken aan Duurzame Mobiliteit 2013' (WaDM) biedt een overzicht van projecten en activiteiten waaraan de programmabudgetten Mobiliteit in 2013 worden besteed. Het is een nadere concretisering van het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan (PVVP-2) en de Dynamische Beleidsagenda (DBA). Het programma kan derhalve gezien worden als een bestedingsplan voor de middelen van 2013. Onder projectnr. 60750153 is het project N 794 beschreven waarbij onder andere vrijliggende fietspaden gerealiseerd worden. Hiervoor zijn op provinciaal niveau budgetten beschikbaar.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP)

Het vigerende gemeentelijke verkeersplan uit 2009 (GVVP) sluit aan bij het Provinciale Verkeer en Vervoer Plan -2 (PVVP-2). Grondslag in zowel de gemeentelijke als provinciale nota is het vergroten van de verkeersveiligheid, onder meer door het concept Duurzaam Veilig, educatie en verdere intensivering van de samenwerking met partners. Het PVVP-2 is een uitwerking van het landelijke beleid. De gemeente Epe geeft in haar GVVP invulling aan de doelstellingen door zich te richten op het bevorderen van de verkeersleefbaarheid en -veiligheid en Duurzaam Veilig. Het onderhavige project is passend binnen de kaders van het GVVP van de gemeente.

In het GVVP zijn zowel de Heerderweg (N 794) als de Hoofdweg, die binnen de bebouwde kom op de Heerderweg aansluit, gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 80 km/u en binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 50 km/u. Deze wegen dienen als zogenaamde 'inprikkers' van en naar het centrum.

Beide wegen maken tevens deel uit van de route van de Veluwelijn. Op de Hoofdweg is geïnvesteerd in busvriendelijke infrastructurele maatregelen om de maximumsnelheid van 50 km/u na te streven, de verkeersveiligheid voor fietsers te waarborgen, de oversteekbaarheid te vergroten, alsmede de doorstroming van de Veluwelijn te verbeteren. Net buiten de bebouwde kom, daar waar de provinciale weg aansluit is de snelheid 80 km/uur en voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de Veluwelijn.

In een voorstudie is onderzocht of het mogelijk wenselijk is om de snelheid op de Heerderweg, net buiten Epe af te waarderen naar een snelheid van 50 km per uur, door het verleggen van de bebouwde komgrens. Voor het beoordelen of een weg hiervoor in aanmerking komt, heeft het CROW in het ASVV 2012 richtlijnen opgesteld voor het instellen van een bebouwde kom. Het wegvak mag deel uitmaken van de bebouwde kom indien de bebouwingsdichtheid bij tweezijdige bebouwing, minimaal 30% is en de bebouwing niet verder dan 25 meter uit de wegas ligt. Gezien er veel vrijstaande huizen aan de N 794 staan die verder dan 25 meter uit de wegas liggen, wordt niet aan deze eis voldaan. Het wegvak net na de huidige komgrens voldoet niet aan de omgevingskenmerken voor het instellen van een bebouwde kom en zal door de weggebruiker dan ook niet als zodanig worden herkend. Op basis van de CROW-richtlijnen kan dit wegvak niet afgewaardeerd worden naar 50 km/u.

3.3.2 Cultuurhistorisch beleidskader

De gemeente Epe heeft een bijzonder rijk verleden. Hier is de gemeente trots op en de gemeente wil zich dan ook inzetten de historische waarden te behouden en waar mogelijk te benutten. De gemeente Epe gaat zich de komende jaren inspannen om het cultuurhistorisch erfgoed op de kaart te zetten. Om hier inhoud en vorm aan te geven heeft de gemeente een cultuurhistorisch beleidskader met een uitvoeringsprogramma opgesteld. Het kader is vastgelegd in het rapport 'Epe, historisch centrum van de Veluwe (2010-2015)'.

Het cultuurhistorisch beleidskader beschrijft hoe de gemeente Epe de komende jaren wil omgaan met het cultuurhistorisch erfgoed. Met het cultuurhistorisch beleidskader is cultuurhistorie ook de komende jaren verankerd in het beleid van de gemeente en zijn burgers er van verzekerd, dat de historie de aandacht krijgt die het verdient.

3.4 Conclusie beleid

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal en gemeentelijk beleid zoals dat is opgesteld voor de infrastructuur in de provincie en gemeente.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting. Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, de waterhuishouding en voor archeologische en cultuurhistorische waarden. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan wordt ook onderzocht welke waarden en milieuaspecten bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan hiervoor zijn. De resultaten hiervan worden in dit hoofdstuk beschreven.

4.2 Archeologie

4.2.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

4.2.2 Onderzoek

In het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan is aan de hand van de verwachtingskaart van de gemeente bepaald of er specifiek archeologisch onderzoek gewenst is. In en rondom het plangebied zijn lage, middelhoge en hoge verwachtingswaarden van toepassing (zie figuur 10). Dat wil zeggen dat er in het zwaarste regime (hoge verwachting) sprake is van een verplichting tot onderzoek wanneer er bodemverstorende activiteiten plaatsvinden dieper dan 50 centimeter. Bij het verleggen van de weg en/of het fietspad zal de grond op deze diepte niet verstoord worden. Derhalve is specifiek onderzoek niet noodzakelijk.

Wel is er om ook in de toekomst de archeologische waarden goed te beschermen een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden bij activiteiten die dieper gaan dan 50 centimeter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0026.png"

Figuur 10: archeologische verwachtingswaarde.

4.2.3 Conclusie

Voor het verplaatsen van het fietspad zal de bodem niet verstoord worden dieper dan 50 centimeter. Voor eventuele toekomstige werkzaamheden is een omgevingsvergunning opgenomen waarbij alle activiteiten dieper dan 50 centimeter vergunningplichtig zijn. Het aspect archeologie is daarmee geborgd en vormt geen beperking voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

 

4.3 Bedrijven en milieuzonering

4.3.1 Wettelijk kader

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen met daarin de aan te houden richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstand afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het zo scheiden van milieubelastende en –gevoelige functies dient twee doelen:

  • 1. Het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen);
  • 2. Het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
4.3.2 Onderzoek

In het plan worden geen aanpassingen gedaan aan bedrijven. Ook worden geen gevoelige bestemmingen toegevoegd die mogelijk van invloed kunnen zijn op de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische)bedrijven. De verkeersbestemming zelf zal geen invloed hebben op de bedrijfsvoering van de zittende bedrijven als het gaat om dit aspect.

4.3.3 Conclusie

Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor dit plan.

4.4 Bodem

4.4.1 Wettelijk kader

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn, dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

4.4.2 Onderzoek

De reconstructie van de Heerderweg voorziet in een uitbreiding van de huidige weg met enkele meters. Dossier onderzoek van de Omgevingsdienst Veluwe-IJssel wijst uit, dat er op of langs de weg geen verdachte bodemverontreinigingslocaties bekend zijn die voor dit bestemmingsplan nader onderzoek noodzakelijk maken. Er worden geen gevoelige functies mogelijk gemaakt, waarbij de bodemkwaliteit van groot belang is tijdens de bestemmingsplanprocedure. Wanneer de werkzaamheden starten en er toch grond afgevoerd moet gaan worden zal de kwaliteit van deze grond vooraf bepaald worden in het kader van de vergunningverlening.

4.4.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen beperking voor het bestemmingsplan.

 

4.5 Cultuurhistorie

4.5.1 Wettelijk kader

Per 1 januari 2012 is het Bro gewijzigd. Hierin is onder meer opgenomen, dat het bestemmingsplan een beschrijving moet geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden.

Wat al voor archeologie gold, geldt nu dus ook voor andere cultuurhistorische waarden, zoals bijzondere gebouwen en landschappelijke structuren. Daarmee ligt bij gemeenten de verantwoordelijkheid keuzen te maken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden. De wijze waarop dat kan gebeuren is vooralsnog vormvrij, maar er wordt gewerkt aan normen voor de analyse van de cultuurhistorische waarden.

De bedoeling van deze afweging is de cultuurhistorische waarden vroegtijdig in het planproces een plek te geven, zodat deze waarden niet langer achteraf een belemmering vormen, maar vooraf in de afwegingen een rol spelen.

4.5.2 Onderzoek

De Heerderweg ligt aan de rand van het Veluwse bosgebied. Trajectdeel 1 en 2 liggen grotendeels in bosrijk gebied met woningen en een tweetal horecaondernemingen. Trajectdeel 3 en 4 liggen in weidegebied, waarbij de weg in trajectdeel 3 landschappelijk is ingepast door (oude) eiken en beukenbomen.

De aanleg van de vrijliggende fietspaden langs de weg kost onvermijdelijk ruimte met kappen van bomen als gevolg. Landschappelijk uitgangspunt van het plan is de huidige landschappelijke inpassing van de weg waar mogelijk te behouden. Dit wordt gerealiseerd door het aantal te kappen bomen te minimaliseren en de fietspaden zodanig te situeren dat kap van (oude) laanbeplanting van de weg wordt vermeden. Indien kap onvermijdelijk is, wordt getracht met nieuw aan te planten bomen langs de weg of in de wegberm (tussen weg en fietspad) het bestaande beeld zoveel mogelijk te behouden De reconstructie kost onvermijdelijk ruimte, maar het huidige landschapsbeeld van de weg wordt zoveel mogelijk behouden, dan wel hersteld.

De Heerderweg is een historische weg van Het Loo naar Hattem en al eeuwenlang op de huidige locatie gelegen (zie ook de historische kaarten op de volgende pagina's). De weg is dan ook aangegeven op de historisch geografische waardenkaart van de gemeente. De weg zelf zal blijven liggen, waardoor de cultuurhistorie van het profiel in ere wordt gehouden, maar enkele naastliggende bomen zullen gekapt moeten worden.

Langs de Heerderweg liggen enkele cultuurhistorische elementen. Aan de oostzijde van de weg ligt de Vemderenk. Deze enk is nog vrijwel gaaf met aan de westkant van de enk nog een historisch zandpad. De boerderijen waren vroeger voornamelijk aan de noordzijde georiënteerd. Deze bebouwing vorm de noordelijke begrenzing. De zuidzijde wordt begrensd door nu nog steeds aanwezige houtopstanden. De Heerderweg is met een bocht om de Vemderenk heen gelegd. Door het blijven liggen van de Heerderweg op de huidige locate, wordt deze niet aangetast. De reconstructie van de weg heeft dus geen invloed op dit historische element.

Aan de oostzijde van de Heerderweg ligt ter hoogte van de Vemderenk een historische veedrift met aardenwallen. Deze veedrift werd gebruikt om het vee van de boerderijen bij de enken naar de heidegronden te voeren. De wallen dienden ervoor dat het vee de omliggende enken en weidegronden niet kon betreden. De verbinding tussen de Veedrift en de Vemderenk is reeds doorsneden door de Heerderweg. De reconstructie van de weg heeft hier verder geen gevolg voor.

Ten slotte liggen langs de Heerderweg nog enkele beeldbepalende en waardevolle panden. Deze gebouwen worden niet aangetast als gevolg van de reconstructie van de Heerderweg.

Hieronder zijn enkele historische kaarten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0027.png"

Kaart situatie 1866

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0028.png"

Kaart situatie 1871

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0029.png"

Kaart situatie 1865 en 1871

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0030.png"

Kaart situatie 1865 en 1871

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0031.png"

Kaart situatie 1911

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0032.png"

Kaart situatie 1932 - 1933

4.5.3 Conclusie

Het gebied rondom de Heerderweg is belangrijk qua cultuurhistorie. Bij de aanpassing van de weg is hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Benadrukt wordt dat de weg er altijd al heeft gelegen en dat dit ook zo blijft. De enk wordt niet geraakt en de maatregelen hebben geen invloed op de cultuurhistorische waarde in het gebied. De bomenstructuur en de EHS blijven zoveel mogelijk gehandhaafd; kap van bomen is echter onvermijdelijk. Het verkeersveiligheidaspect is voor de provincie en de gemeente belangrijker in de afweging die daarbij is gemaakt.

4.6 Ecologie

4.6.1 Wettelijk kader

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Zoals in paragraaf 3.2.3 aangegeven wordt de huidige EHS in de nieuwe omgevingsvisie van de provincie vervangen door het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene ontwikkelingszone (GO). In het uitgevoerde natuuronderzoek is daarmee rekening gehouden, zie bijlage 8.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EZ de volgende interpretatie van artikel 11: 'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt.'

Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoo1p. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; 
  • b. door de minister van EZ aangewezen beschermde natuurmonumenten; 
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Natura 2000-gebieden

De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Om de natuur in Europa als geheel te beschermen en te ontwikkelen, werken de lidstaten samen aan Natura 2000. De Nederlandse bijdrage aan dit Europese netwerk van beschermde natuurgebieden bestaat uit ruim 160 gebieden. Deze gebieden liggen zowel op het land als op zee. Voor dit bestemmingsplan is Natura 2000-gebied Veluwe het dichtsbijzijnde gebied. In onderstaande paragraaf wordt daar verder op ingegaan.

4.6.2 Onderzoek

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is ecologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in het rapport (Traject N794 Epe-Heerde, Nader onderzoek Flora- en faunawet en EHS, Eelerwoude, 14-11-2013), dat als bijlage 8 is bijgevoegd.

Uit het genoemde onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.

Beschermde natuurgebieden

Gekeken naar de ligging van de dichtst bij gelegen Natura 2000 gebieden en gebieden die onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vallen, in combinatie met de voorgenomen herinrichtingvoornemens binnen het plangebied, kan worden geconcludeerd, dat er geen nadere toetsing hoeft plaats te vinden naar de mogelijke externe invloeden vanuit het plangebied op gebieden die vallen onder Natura2000. De onderlinge afstand van ruim 400 meter en de gebiedssamenstelling van het tussenliggende gebied, zijn van dien aard dat negatieve externe effecten door geluid, trillingen en/of licht vanuit het plangebied niet te verwachten zijn.

Ecologische hoofdstructuur

Het plangebied doorkruist tussen km 14,6 t/m 15,4 deels gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en tussen km 14,6 en km 15,9 grenzen gronden aan het trace die deel uitmaken van de categorie "EHS verweven". Op basis van de bekende gegevens komt het fietspad voor een deel binnen de grenzen van de EHS te liggen. Hiervoor is een toets uitgevoerd betreffende het oppervlakteverlies (incl. compensatietoeslag). Op basis van de berekeningen wordt met de realisatie van de plannen afbreuk gedaan aan de EHS ter plekke. Er ligt een compensatieopgaaf voor twee bosbeheertypen te weten:

  • N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (600 m2 + 30% = 780 m2)
  • N16.01 Droog bos met productie (5946 m2 + 30% = 7730 m2)

De provincie Gelderland heeft een compensatieplan opgesteld (zie bijlage 14) die voorziet in het aanleggen van nieuw bos binnen de gemeente Epe. De provincie heeft ter realisatie van deze compensatie een aanvraag ingediend om het compensatieplan met de wijzigingsbevoegdheid in het huidige bestemmingsplan Buitengebied te realiseren. De compensatie van de EHS en vanuit de Boswet wordt hiermee geborgd.

De ligging van de compensatie is weergegeven in figuur 10b.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0033.png"

Figuur 10b: Ligging compensatie (lichtgroene ondergrond met donkergroene arcering)

Flora- en faunawet

Tabel 1-soorten

Geconcludeerd moet worden dat het plangebied onderdeel uit maakt van het leefgebied van diverse algemene, maar beschermde soorten uit tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van ontheffing bij ruimtelijke ingrepen.

Tabel 2-soorten

Steenmarter, eekhoorn, wild zwijn

De aangetroffen tabel 2 soorten steenmater en eekhoorn ondervinden geen negatief effect van de voorgenomen maatregel omdat zij zeer mobiel zijn en een relatief groot leefgebied hebben. Zij zullen zich snel aanpassen aan de nieuwe situatie. Ditzelfde geldt ook voor het wild zwijn. Het doen van nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.

Alpenwatersalamander

De Alpenwatersalamander is een meer kritische soort die minder mobiel is en een verborgen levenswijze heeft. De soort gebruik het plangebied niet als permanent landbiotoop, maar kan het wel gebruiken om door heen te migreren. Door over dit deel van het traject tijdelijke amfibieschermen te plaatsen wordt voorkomen dat dieren in het plangebied terechtkomen. E.e.a. wordt uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol. Het doen van nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.

Tabel 3-soorten

Vleermuizen

Met uitzondering van een verblijfplaats van de rosse vleermuis (boom 2551, traject 3) zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld. De verblijfplaats van de rosse vleermuis blijft behouden en wordt tijdens de werkzaamheden afgeschermd. Belangrijke vliegroutes en foerageergebieden zijn niet vast gesteld. Het doen van verder onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor vleermuizen.

Das

De das is nabij het plangebied vastgesteld door middel van een camera-val. Het betrof een jong dier die geen gebruik heeft gemaakt van de wildwissel. Ondanks het feit dat er in de directe omgeving dassenburchten aanwezig zijn, zijn gedurende drie weken geen dieren op camera vastgelegd.

Recente gegevens omtrent aanrijdingen van dassen op dit punt hebben ervoor gezorgd, dat de provincie heeft aangegeven tussen km 15,1 – km 15,2 (net na de Vemderweg) een faunapassage voor dassen en andere kleine dieren te gaan realiseren . Dit zal de oversteekbaarheid van de Heerderweg voor kleine dieren vergroten, aangezien bekend is dat naast dassen ook eekhoorns en andere kleine dieren gebruik maken van dergelijke passages.

4.6.3 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt, dat er geen negatieve gevolgen voor de ecologie zijn. Het Natura 2000-gebied ondervindt geen gevolgen van het plan, en de schade aan de EHS wordt gecompenseerd. De conform de Flora- en faunawet beschermde soorten ondervinden geen significante gevolgen van het plan, waarbij in acht wordt genomen dat een faunapassage wordt gerealiseerd (ecoduiker).

Het onderzoek sluit af met het advies om de standaard voorzorgsmaatregelen rondom broedvogels e.d. te verwerken in een ecologisch werkprotocol. Daarbij kan gedacht worden aan:

  • laatste inspectie voorafgaand aan de werkzaamheden;
  • kappen van begroeiing buiten het broedseizoen;
  • plaatsen tijdelijk amfibieënscherm;
  • verplanten brede wespenorchis en wilde marjolein.

Dit advies zal tijdens de uitvoering van het plan opgevolgd worden.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Wettelijk kader

Externeveiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebondenrisicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en een (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe groter het groepsrisico, hoe groter deze kans.

4.7.2 Onderzoek

Het plan is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. Wel is de provinciale weg een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het huidige risico van deze transporten (PR) overschrijdt nergens de geldende normen en de beperkte aanpassingen aan de weg zorgen ook na aanleg niet tot overschrijding van de normen. Ook het groepsrisico zal niet toe of afnemen door dit bestemmingsplan.

4.7.3 Conclusie

Het plan zorgt niet voor overschrijding van externe veiligheidsnormen en heeft geen gevolgen ten aanzien van het groepsrisico en vormt dus geen belemming voor uitvoering van het plan.

4.8 Geluid

4.8.1 Wettelijk kader

Met de Wet geluidhinder wordt vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

In het algemeen is een geluidsbelasting op de gevel van een bestaande woning tot een maximum van 55dB(A) toegestaan. Op andere geluidsgevoelige objecten kan die norm anders zijn. De wet kent de aanname dat het gebruik van een autoweg waarvoor als verkeersmaatregel een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, geen ongeoorloofde geluidsbelasting teweeg brengt.

De Wetgeluidhinder stelt tevens eisen in geval van wijziging / reconstructie van een weg.

4.8.2 Onderzoek

Het wegverkeerslawaai hangt voornamelijk af van de hoeveelheid verkeer en de afstand van de weg tot de geluidsgevoelige bestemming. Dit plan zal niet leiden tot een toename van het verkeer op de Heerderweg. Wel zal de weg op sommige locaties enige meters verlegd worden.

Zoals eerder aangegeven is de N 794 verdeeld in 4 deeltrajecten. Voor deze 4 deeltrajecten zijn 3 varianten onderzocht. Op basis van de Wet geluidhinder is voor deze trajecten een zogenaamd reconstructie onderzoek uitgevoerd, waarbij inzichtelijk is gemaakt wat de gevolgen zijn van de wijziging van de N794.

Bij traject 1 vindt in geen van de 3 varianten een fysieke wijziging op of aan de weg plaats. De fietspaden worden hier door geleiders van het wegverkeer gescheiden, maar de as van de rijbaan blijft op zijn plaats. Dit deeltraject is akoestisch gezien derhalve niet relevant en in het onderzoek niet onderzocht.

Bij de deeltrajecten 2, 3 en 4 worden de fietspaden en de weg aangepast. De doorgerekende varianten 1 en 2 sluiten aan bij het plan. Hierbij is er in geen van de trajectdelen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Er is gekozen voor variant 1. Geluid is derhalve geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Wijziging van de N479 tussen Epe en Heerde, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Wet geluidhinder" (25 juli 2013, Spa Ingenieurs), dat als bijlage 9 is opgenomen.

4.8.3 Conclusie

Uit het geluidsonderzoek bij dit plan blijkt dat er geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Er zijn geen geluidsmaatregelen nodig bij uitvoering van dit plan. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit de Wet geluidhinder geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van dit plan.

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Wettelijk kader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, (Wlk)). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • 1. een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; 
  • 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

4.9.2 Onderzoek

In het plangebied is de luchtkwaliteit goed (bron: provincie Gelderland) en is geen sprake van overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen. Het plan leidt niet tot toename van het verkeer (zie onderbouwing in paragraaf 2.2.1) en zal daarom ook niet leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.9.3 Conclusie

Het plan leidt niet tot een toename van de luchtverontreiniging in het plangebied.

4.10 Water

4.10.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).

In onder andere de Europese “Kaderrichtlijn water”, het “Nationaal Waterplan” en de adviezen van de “Commissie Waterbeheer 21e eeuw” is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water; dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. In de nota “Anders omgaan met water” is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten.

Op 22 december 2009 is de Waterwet (Wtw) in werking getreden. Uitgangspunt van de Wtw is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Wtw is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. Ook in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is uitdrukkelijk bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding en hoe deze gevolgen in het bestemmingsplan zijn betrokken.

De watertoets is een instrument dat er voor zorgt dat bij alle ruimtelijke plannen (landelijk én stedelijk gebied) aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht voor alle overheden die waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten hebben. Maar ook als bijvoorbeeld een particulier of ondernemer een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig heeft, komt de watertoets aan de orde. In het kader van de Watertoets wordt contact opgenomen met de waterbeheerder. Dit is de overheid die verantwoordelijk is voor het waterbeheer in het plangebied. Meestal het waterschap, soms Rijkswaterstaat of de provincie. In dit geval Waterschap Vallei en Veluwe. De geemente Epe heeft zelf een eigen Waterplan (Waterplan Epe). Hierin staan de gemeentelijke doelstellingen ten aanzien van het beheer van water.

4.10.2 Onderzoek

Het plan voorziet in een vernieuwing van de afwatering van de provinciale weg. Hierdoor zal overlast door afstroom van water van de weg naar lager gelegen naastliggende percelen verminderen. De insteek is om het hemelwater te infiltreren dan wel af te voeren naar het openbaar gebied. Dit afkoppelen van hemelwater is één van de doelstellingen van het Waterplan Epe.

In trajectdeel 4 is aan de oostzijde geen ruimte voor afwateringsvoorzieningen wegens dichtbij staande huizen, terwijl aan de westzijde deels wel ruimte aanwezig is. Daarom is gekozen voor een bermsloot aan de westzijde, waarbij het wegwater van de oostzijde via een riolering naar de westzijde wordt afgevoerd.

De N794 kruist de Zuidelijke Horsthoekerbeek, welke de HEN-status (Hoogste Ecologische Niveau) heeft. De bestaande ecologische waarde van deze beek moet beschermd worden. Lozing hierop is vergunningplichtig. De berging van water van de N794 zal plaatsvinden op een bermsloot, en indien deze niet toereikend is buiten de invloedssfeer van de HEN-watergang.

4.10.3 Conclusie

De reconstructie van de weg zorgt voor een verbetering van de waterhuishouding op en in de nabije omgeving van de weg.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.11.1 Wettelijk kader

Sinds 1 april 2011 is het verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te schenken aan de vraag of er sprake is van milieugevolgen van een bestemmingsplan waarvoor een Milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Op grond van Europese regelgeving dient echter ook bij activiteiten met een omvang die onder deze drempelwaarde liggen uit het Besluit m.e.r. te worden gekeken of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit wordt vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd. Als geconcludeerd kan worden dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten, dan is geen milieueffectrapportage of (verdere) milieueffectbeoordeling nodig.

4.11.2 Onderzoek

In Bijlage D Besluit m.e.r., D1.2 is sprake van infrastructurele werken. Het artikel benoemt het volgende: De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg. De in het artikel genoemde wegen zijn m.e.r.-plichtig. Het plan valt niet onder deze beschrijving / activiteit. Een m.e.r.-beoordeling is derhalve niet aan de orde.

4.11.3 Conclusie

Er is geen sprake van een m.e.r.-(beoordelings)-plicht.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien.

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding (voorheen: plankaart) aangegeven bestemmingen en aanduidingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene op te nemen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

De omschrijving van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en het gebruik van gronden en gebouwen is vermeld in hoofdstuk 2. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen. Het betreft in dit bestemmingsplan de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 ten slotte bevat regels ten aanzien van het overgangsrecht en de tenaamstelling van het plan.

5.2 Nadere toelichting op de bestemmingsregels

In de regels wordt gebruik gemaakt van de volgende artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit eerste artikel zijn noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming bedrijf is toegekend aan het nutsgebouw, dat binnen het plangebied aanwezig is. De hoogte hiervan mag maximaal 3 meter bedragen.

Artikel 4 Bos

Deze bestemming is in hoofdzaak bedoeld voor gronden met bos(beplanting), bospaden en bosstroken. Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Artikel 5 Horeca

De bestemming Horeca is toegekend aan het zittende hotel aan de Heerderweg. De vigerende regels zijn 1 op 1 overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Er mag binnen de bestemming één bedrijfswoning aanwezig zijn met een inhoud van 600m³.

Artikel 6 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan de Heerderweg en de naastliggende fietspaden. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Tevens is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen ter bescherming van mogelijke archeologische waarden in de bodem. Er zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming Eén om de bestemming Verkeer te kunnen wijzigingen naar de bestemming Horeca en één om de bestemming Verkeer te kunnen wijzigen naar de bestemming Tuin. De gronden waar deze wijzigingsbevoegdheid voor geldt zijn met een aanduiding weergegeven op de verbeelding.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Met de regel van dit artikel wordt voorkomen dat regels ten onrechte zo worden gehanteerd dat meer dan de bedoelde bebouwing kan worden toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels geven aan welk gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingen uit dit bestemmingsplan.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is bepaald dat in geringe mate kan worden afgeweken van bouwgrenzen voor ondergeschikte delen van bebouwing tot aan de in dit artikel genoemde maten.

Artikel 10 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure bepaald die gehanteerd dient te worden indien afgeweken wordt van de planregels.

Artikel 11 Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de planregels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 12 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden. De redactie van dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening geldt de verplichting om bij een bestemmingsplan het kostenverhaal te regelen. In sommige gevallen is een exploitatieplan benodigd. Een uitzondering geldt als er een anterieure overeenkomst is afgesloten, waarin het kostenverhaal is geregeld.

Het exploitatieplan ontleent zijn wettelijke grondslag aan artikel 6.12, lid 1. Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen behorend bij bepaalde ruimtelijke besluiten, waarin gronden zijn aangewezen waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Onder een bouwplan wordt verstaan (a) de bouw van een of meer woningen, (b) de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen, (c) de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2 of met een of meer woningen, (d) de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste tien woningen worden gerealiseerd, (e) de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 bedraagt en (f) de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 (zoals omschreven in artikel 6.2.1 Bro).

Onderhavig plan maakt geen dergelijke nieuwe bouwplannen mogelijk. Derhalve is geen exploitatieplan verplicht.

Verder geldt ten aanzien van de economische haalbaarheid dat de provincie Gelderland initiatiefnemer is en in de vastgestelde begroting geld heeft gereserveerd voor dit project. Met het beschikbaarstellen van het budget is de realisatie van het plan gewaarborgd en is de economische uitvoerbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft conform de gemeentelijke Inspraakverordening gedurende zes weken ter inzage gelegen. Ook is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de bevoegde instanties conform artikel 3.1.1. Bro. Tegelijkertijd is het civieltechnische voorontwerp van de N794 online ter inzage gelegd door de provincie Gelderland. Ook is een informatieavond gehouden.

7.1 Inspraak

Er zijn diverse reacties ingediend over het voorontwerp bestemmingsplan en over het civieltechnische ontwerp. Op grond hiervan zijn wijzigingen doorgevoerd in het plan voor de herinrichting van de N794.

Belangrijkste is dat vastgehouden wordt aan de uitgangspunten om vrijliggende fietspaden te realiseren en op een veilige manier de snelheid van 80 km/u op de rijbaan te handhaven. Daarbij worden enkele wijzigingen in het plan doorgevoerd, waaronder het niet verleggen van de Norelbocht, het aanbrengen van uitbuigingen bij kruispunten, en het faciliteren van het oversteken van langzaam verkeer.

Een uitgebreide behandeling van de ingekomen reacties op het voorontwerp bestemmingsplan en het civieltechnische voorontwerp is in de als bijlagen opgenomen Inspraaknota (bijlage 12) en Reactienota (bijlage 13) te vinden. Ook de wijzigingen naar aanleiding van de reacties is hierin te vinden, en is ook al in de eerdere hoofdstukken van deze toelichting aan bod gekomen. Tijdens informatieavonden in november en december 2013 heeft de provincie de gemaakte keuzes uitgelegd.

7.2 Overleg

Er zijn vier overlegreacties ingediend over het voorontwerp bestemmingsplan. Deze hebben tot enkele wijzigingen in het bestemmingsplan geleid. Een uitgebreide behandeling van de ingekomen overlegreacties op het voorontwerp bestemmingsplan is in de als bijlage 12 opgenomen Inspraaknota te vinden. Ook de wijzigingen naar aanleiding van de reacties is hierin te vinden.

7.3 Ontwerp

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft vanaf 5 februari 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen bij de Publiekswinkel in het gemeentehuis te Epe. Ook is het plan vanaf 5 februari 2014 via www.ruimtelijkeplannen.nl in te zien geweest. Gedurende de inzagetermijn heeft een ieder de gelegenheid gekregen een zienswijze naar voren brengen. Er zijn 23 zienswijzen ingediend. Alle zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn ontvangen. Deze zienswijzen zijn in de Zienswijzennota 'ontwerp bestemmingsplan "N794 (Heerderweg) samengevat en van commentaar voorzien. Deze Zienswijzennota is integraal opgenomen in bijlage 16.

Het ontwerpplan is tevens verstuurd aan de provincie Gelderland, het waterschap Vallei en Veluwe, Monumentencommissie Gemeente Epe, Rijkswaterstaat, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Defensie . Van deze partijen is geen zienswijze ontvangen. Er wordt van uitgegaan dat zij kunnen instemmen met het ontwerpbestemmingsplan N794 (Heerderweg). De provincie is met verschillende indieners van zienswijzen in overleg getreden. Dit heeft tot verdere afstemming geleid over het plan

Tot slot geldt dat er nog diverse ambtshalve wijzigingen zijn doorgevoerd. Deze zijn beschreven in de Zienswijzennota in bijlage 16.

7.4 Beroep

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan N794 (Heerderweg) 9 oktober 2014 (kenmerk 2014-23442) vastgesteld (zie bijlage 17). Daartegen is beroep aangetekend bij de Afdelings Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS). In de tussenuitspraak van 30 december 2015 (kenmerk ECLI:NL:RVS:2015:4017, zie bijlage 18) heeft de ABRvS via een bestuurlijke lus de gemeenteraad het volgende opgedragen:

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Epe op om binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van overweging 4.3 en 5.2 de daar omschreven gebreken te herstellen door:

  • a. de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing aan de achterzijde van het terrein van het hotel-restaurant en de visuele afscherming van het terrein van het hotel-restaurant door middel van beplantingen en/of bomen aan de zijdelingse perceelsgrenzen in de planregels te waarborgen;
  • b. toereikend te motiveren dat de voor visuele afscherming en parkeren bedoelde gedeelten van het terrein van het hotel-restaurant mede mogen worden gebruikt voor andere aan de bestemming "Horeca" gerelateerde buitenactiviteiten, waaronder uitbreiding van het bestaande terras en de plaatsing van een barbecue-inrichting, dan wel het plan te wijzigen of een nieuw besluit te nemen;
  • c. de Afdeling en andere partijen de uitkomst mede te delen en het nemen van een nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij het nemen van een nieuw besluit niet te worden toegepast. Terinzagelegging als ontwerp is dus niet nodig om bovenstaande uitspraak te kunnen verwerken.

Om aan bovenstaande uitspaaak te voldoen, heeft de gemeente ten eerste de gerechtelijke uitspraak als gebiedsgericht besluit digitaal geplaatst op de landelijke voorziening. Als plangebied geldt daarbij het plandeel van het bestemmingsplan/besluit dat door de uitspraak is vervallen of niet in werking is getreden: i.c. de betreffende horeca-bestemming.

Daarnaast dient het bestemmingsplan opnieuw te worden vastgesteld. Inhoudelijk zijn er twee aspecten die aanpassing behoeven: de voorwaardelijke verplichting en de uitbreiding van de bestemming Horeca.

De voorwaardelijke verplichting voor de Horeca-bestemming van hotel restaurant Dennenheuvel moet gewaarborgd zijn. De ABRvS verstaat hieronder, dat de voorwaardelijke verplichting handhaafbaar moet zijn. De voorwaardelijke verplichting is daarom kritisch bekeken. Geconcludeerd is, dat de landschappelijke inpassing aan de achterzijde reeds geborgd is door de hier aanwezige bestemming Bos, waarin reeds een bescherming van het aanwezige groen is opgenomen. Deze is daarom uit de voorwaardelijke verplichting gehaald. Resteert de visuele afscherming van de horeca-activiteiten aan de zijkanten. Deze is nu geborgd door de opname als voorwaardelijke verplichting van het inrichtingsplan, dat is opgesteld voor hotel restaurant Dennenheuvel. Hierin is helder opgenomen welk groen waar nodig is voor de visuele afscherming. Dit is gekoppeld aan de Horeca-bestemming, met de eis dat het inrichtingsplan binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan moet worden gerealiseerd en vervolgens in stand moet worden gehouden. Dit is geregeld in artikel 5.5 van de regels.

De bestemming Horeca is in voorliggend bestemmingsplan uitgebreid. De ABRvS wil dat gemotiveerd wordt of dit slechts ten behoeve van het parkeren is of ook voor horeca-activiteiten. Omdat de bestemming inderdaad is uitgebreid om de verplaatsing van het parkeren aan de voorzijde naar de zijkanten te faciliteren, om zo de verkeersveiligheid te verbeteren, is het redelijk de bestemming te beperken tot alleen het gebruik voor parkeren. Dit is gedaan door het plan te wijzigen en de aanduiding parkeerterrein aan de betreffende gronden toe te kennen, waarbij via de planregels uitsluitend gebruik als parkeerterrein met bijbehorende (bestaande) ontsluiting vanaf de Burgemeester Diepenhorstlaan en groenvoorzieningen zijn toegestaan. Dit is geregeld in lid 5.1 sub c. De ontsluiting vanaf de Burgemeester Diepenhorstlaan is voor bussen, auto's met aanhangers en bedrijfswagens en is niet de hoofdontsluiting.

In onderstaande figuur wordt visueel aangegeven hoe de bestemming Bos van het oude bestemmingsplan Epe Noord nu wordt omgezet naar Horeca met de aanduiding voor uitsluitend parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0034.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG036N794-VBP2_0035.png"

De aanpassingen die hier voorgesteld worden ten aanzien van de voorwaardelijke verplichting en de uitbreiding van de bestemming Horeca zijn afgestemd met de belanghebbenden. Dit zijn de appellant die in de tussenuitspraak van de ABRvS gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, en de eigenaar van hotel restaurant Dennenheuvel.

Bij de verwerking van de tussenuitspraak is bijlage 2 'Werkwijze gerechtelijke uitspraken' van de Praktijkrichtlijn Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten PRTRI2012 (14 december 2015) in acht genomen.