direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed Beekdal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De heer H.W. van Ee (initiatiefnemer) beschikt over gronden aan de rand van Wissel. Wissel is een buurtschap gelegen in de gemeente Epe, provincie Gelderland. De gronden van de familie Van Ee bevinden zich op de overgang tussen het Veluwemassief en de IJsselvallei. In het verleden exploiteerde familie Van Ee een agrarisch bedrijf. Onder meer vanwege de mkz-crisis is deze agrarische bedrijfsvoering beëindigd. Om de agrarische gronden een nieuwe functie te geven, is gekozen voor het realiseren van een nieuw landgoed. Het nieuwe landgoed sluit aan op landgoed 'De Pirk' (zie figuur 1.1). Het nieuwe landgoed is gelegen in het zoekgebied voor de ontwikkeling van de “Wisselse Poort”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0001.png"

Figuur 1.1: Nieuw Landgoed Beekdal (bron: Totaalvisie Landgoed Beekdal Wissel van Annerie van Daatselaar Landschapsarchitect te Oosterbeek en Friso Woudstra Architecten bna te Vorden)

Het onderhavige bestemmingsplan vormt de vertaling van de 'Totaalvisie Landgoed Beekdal' zoals deze op 27 maart 2012 en op 7 april 2015 (gewijzigd) door het college van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld. In deze Totaalvisie is het inrichtingsplan, inclusief beheersmaatregelen en het beeldkwaliteitsplan van het landgoed opgenomen.

Voor de totstandkoming van het voorliggende bestemmingsplan is een aantal fases op basis van de 'Leidraad nieuwe landgoederen gemeente Epe, procedurebepaling' doorlopen. In deze leidraad wordt de 1e fase gevormd door de startnotitie en het globale programma van eisen. Deze fase is afgrond met de vaststelling van de startnotitie op 8 maart 2011. De 2e fase betreft de gebiedsanalyse en een definitief programma van eisen. De gebiedsanalyse is beschreven in het inrichtingsplan. De Totaalvisie (inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieopzet) is afgerond met de vaststelling daarvan (bericht bij brief van 27 maart 2012, kenmerk 2012-10070) door burgemeester en wethouders. Met de vaststelling van de Totaalvisie zijn fase 2 en 3 afgerond. Met de aanvraag voor een herziening van het geldende bestemmingsplan is de 4e fase gestart. De 5e fase betreft de procedure van het bestemmingsplan.

In de eerste opzet, geaccordeerd door het college in 2012, was sprake van de ontwikkeling van een landgoed waarbij bijna 10 ha nieuwe natuur zou worden gerealiseerd en drie landgoedwoningen (één landhuis en twee kleinere woningen). In verband met de economisch crisis is het echter niet mogelijk gebleken om de woningen te verkopen en het totale plan uit te voeren. Deze situatie heeft ertoe geleid dat het plan in 2014 in gewijzigde vorm aan de gemeente is voorgelegd. In het laatste kwartaal van 2014 is het gewijzigde plan met de gemeente Epe besproken, waarbij de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:

  • er wordt één woning gebouwd,
  • 5 hectare nieuwe natuur aangelegd,
  • ca. 4 hectare blijft agrarische grond.

De gemeentelijke eis om het gehele landgoed onder de Natuurschoonwet te rangschikken is gehandhaafd. Op basis van deze uitgangspunten is ook de Totaalvisie aangepast, welke in deze toelichting nader is beschreven en als Bijlage 1 aan dit bestemmingsplan is gekoppeld. Het landschapsontwerp en het ontwerp van de woning is in samenhang uitgewerkt en er heeft afstemming plaats gevonden met het Stedenbouwkundig overleg van de gemeente Epe. Het inrichtingsplan is door deze commissie goedgekeurd. De nieuwe opzet is zoals gezegd akkoord bevonden door burgemeester en wethouders.

1.2 Ligging

Landgoed 'Beekdal' is gelegen aan en wordt ontsloten op de Paalbeekweg. De Paalbeekweg is een zijweg van de Tongerenseweg (N309). De Tongerenseweg is de doorgaande weg tussen Epe en Nunspeet. Het landgoed ligt daardoor in het dal van de Klaarbeek aan de rand van Wissel, gemeente Epe. In figuur 1.2 is de ligging van Landgoed Beekdal ten opzichte van Wissel en Epe weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0002.jpg"

Figuur 1.2. Ligging Landgoed Beekdal ten opzicht van Wissel en Epe (bron: Bing maps)

Landgoed Beekdal ligt aan de noord- en noordoost zijde van het landgoed de Waayenberg. Daarnaast grenst het landgoed aan de oostzijde aan landgoed 'De Pirk' (zie figuur 1.3)

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0003.png"

Figuur 1.3: Ligging landgoed de Beekdal, geel ten opzichte van de landgoederen 'De Pirk', rood en 'de Waayenberg', blauw (bron: provincie Gelderland)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het gebied ligt thans binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Epe. Dit bestemmingsplan is op 23 juni 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Epe en op 14 februari 2006 goedgekeurd door het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland. Binnen dat plan hebben de betrokken gronden de bestemming 'Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarde' (ALN). In figuur 1.4 is een fragment weergegeven van het geldende bestemmingsplan. Daarop is de begrenzing van het nieuwe landgoed weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0004.jpg"

Figuur 1.4: Fragment plankaart geldend bestemmingsplan 'Buitengebied (rode belijning betreft Landgoed Beekdal) 

Gronden met de bestemming 'Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarde' zijn onder meer bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, daaronder niet begrepen het sier- en boomkwekerij bedrijf en de bollenteelt;
  • b. het behoud, de bescherming, ontwikkeling en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf, de kleinschaligheid of openheid (enken), de beplantingselementen en- structuur (houtsingels en houtwallen), laaggelegen kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
  • c. het behoud en herstel van de archeologische waarden;
  • d. de waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten, sprengen en beken en andere watergangen, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan alsmede waterstaatkundige doeleinden;
  • e. recreatief medegebruik in de zin van voet-, fiets-, en/of ruiterpaden.

Het plangebied ligt tevens binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied, 4e partiële herziening (correctieve herziening)'. Deze herziening betreft een herziening van het in 2005 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 4 juni 2009. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben het plan goedgekeurd op 28 september 2009 (nr. 2009-012377). De wijzigingen in de voorschriften van de hiervoor genoemde bestemming betreffen de toevoeging van 'en de bollenteelt' in lid a en de toevoeging van het bepaalde in lid c.

De gronden binnen het op de afbeelding weergegeven rode vlak vallen onder de toetsingskaart natte land - natuur. Een fragment van die kaart is in figuur 1.4 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0005.jpg"

Figuur 1.4: Fragment toetsingskaart natte land - natuur (bestemmingsplan Buitengebied, 4e partiële herziening (correctieve herziening) 

Het plangebied ligt binnen de bufferzone ‘natte land – natuur’. Dit betekent dat gronden met die aanduiding mede ter bescherming zijn van de vochtgebonden natuurlijke waarden van de binnen deze zone gelegen gronden. Vanwege de omzetting naar een nieuw landgoed zal het grootste gedeelte van deze gronden een andere functie krijgen. Het behoud, de ontwikkeling en het herstel van natuurlijke waarden zullen in het nieuwe plan de boventoon voeren. De bescherming van de vochtgebonden natuurlijke waarden wordt via de regels vastgelegd.

Tot slot wordt opgemerkt dat de gemeente voorbereidingen treft om te komen tot een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied. In september 2015 is een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. De mogelijkheden ten aanzien van nieuwe landgoederen zijn niet opgenomen in het bestemmingsplan gezien de grote landschappelijke en stedenbouwkundige invloed. De gemeente kiest er voor in dat geval een afzonderlijke planologische procedure te starten. Hieruit volgt dat voor het ontwikkelen van Landgoed Beekdal een apart bestemmingsplan dient te worden opgesteld.

1.4 Beschrijving van het plangebied

Het plangebied ligt in een omgeving die zich kenmerkt door verschillende landschappen, het Veluwemassief en de Veluwerand. Op het Veluwemassief is het grootste aaneengesloten natuurgebied van Nederland gelegen, de Veluwe. De Veluwe is een Natura 2000-gebied, onderdeel van het Nationaal Natuurnetwerk en is één van de Nationale Landschappen die Nederland rijk is. De Veluwerand is een gebied met vele opgaven, waaronder de opgave vanuit het Nationaal Natuurnetwerk om de Veluwe te verbinden met de IJsselvallei. Dit om het leefgebied van de flora en fauna te vergroten. Voor het behalen van de opgaven vanuit het Nationaal Natuurnetwerk in Nederland is inspanning van zowel private als publieke partijen gewenst.

Het stichten van nieuwe landgoederen is een private manier om de opgaven vanuit het Nationaal Natuurnetwerk te realiseren. Naast het Veluwemassief en de Veluwerand maken de gronden ook onderdeel uit van het beekdalenlandschap van de Veluwerand.

Het Veluwemassief is een landschap met een meer gesloten karakter. Het Veluwemassief wordt gevormd door een stuwwal die vrijwel geheel bebost is. Op plaatsen waar onder invloed van de mens is ingegrepen door middel van ver- en begrazing, houtoogst, strooisel en plaggenwinning zijn open gebieden ontstaan waar men nu veelal zandverstuivingen of heidevelden aantreft. De bebouwing op het Veluwemassief is van een lage intensiteit en beperkt zich tot enkele oude landbouwenclaves en bebouwing, gerelateerd aan de ‘watereconomie’ van de beken en de sprengen. Daarnaast zijn er diverse landgoederen gelegen op het Veluwemassief, zoals de landgoederen Tongeren en Welna.

Het landschap van de Veluwerand kenmerkt zich als een half open landschap. De afwisseling van open en gesloten zichtlijnen zijn terug te voeren op het reliëf van het landschap. Op de hoger gelegen dekzandruggen worden droge bossen aangetroffen, deze onderbreken de zichtlijnen en zorgen voor een gesloten karakter. De essen, veengebieden en de vochtige graslanden in de beekdalen geven juist een open karakter. De afwisseling van hoger en lager gelegen gebieden geeft het half open karakter van het landschap weer. De bebouwing in het landschap van de Veluwerand is divers. De dorpen zijn veelal gelegen langs de doorgaande wegen. De buurtschappen liggen verspreid in het landschap, verder is er sprake van lintbebouwing langs de diverse wegen die lopen in het gebied.

Het nieuwe Landgoed 'Beekdal' maakt onderdeel uit van het beekdalenlandschap van de Veluwerand. Op Landgoed 'Beekdal' stroomt één beek, namelijk de Klaarbeek. De Klaarbeek vormt samen met de Dorpsche beek en de Paalbeek de ruggengraat van het landschap van de landgoederen 'De Pirk', 'Beekdal' en de omliggende gronden. Tussen de beken zijn de weidegronden gelegen. In het beekdal zijn weinig landschapselementen te vinden. Daardoor heeft het geheel een open karakter heeft en is er veel doorzicht. Het beekdal strekt zich in oostelijke richting uit tot de bebouwde kom van Epe. De boerderijen staan verspreid in het beekdal en zijn veelal omgeven met beplanting. Samen met de beken en de beplantingen van het buurtschap Wissel vormen ze mede de begrenzingen van het gebied.

1.5 Opzet van de toelichting

Voorafgaand aan hoofdstuk 2 is ingegaan op de aanleiding van de bestemmingsplan herziening, de ligging van het landgoed en de geldende bestemmingsplannen. Ook is de analyse van de locatie beschreven. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader van rijk, provincie en gemeente Epe. In hoofdstuk 3 wordt het project omschreven en wordt in hoofdstuk 4 stilgestaan bij de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de beschrijving van de bestemmingen en de regels. Tot slot worden in hoofdstuk 6 en 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De nationale belangen die van belang zijn voor het voorliggende bestemmingsplan zijn:

  • 1. Efficiënt gebruik van de ondergrond

In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit.

  • 2. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's

Het Rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.

  • 3. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling

Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk evenals het kustfundament. Ook stelt het Rijk de normen voor de primaire waterkeringen, ook die in beheer zijn bij waterschappen.

  • 4. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten

De natuur in het Nationaal Natuurnetwerk blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen dit Natuurnetwerk zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader 'Spelregels EHS' zijn uitgewerkt, blijven overeind.

  • 5. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

  • 6. Behoud cultuurhistorische en natuurlijke waarden

Nederland is een aantrekkelijk land om in te wonen, werken en recreëren, met kenmerkende cultuurlandschappen, natuur en stads- en dorpsgezichten die over de hele wereld bekend staan als typisch Nederlands. De eeuwenlange strijd tegen het water maakt dat Nederland de best beveiligde delta ter wereld is. Deze aantrekkelijkheid moet behouden worden. Dit vergt inspanningen, want de kwaliteit van de leefomgeving in ons dichtbevolkte land staat onder druk. Een leefbaar en veilig Nederland vraagt daarmee om het waarborgen van veiligheid, gezondheid, watersystemen, zoet water, biodiversiteit en unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het rijk. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, het Nationaal Natuurnetwerk, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

2.1.3 Ladder van duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van deze ladder is het bevorderen van een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte én het voorkomen van overprogrammering. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6, tweede lid). Dit betekent dat bij ruimtelijke besluiten (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Het procesvereiste is alleen van toepassing op ruimtelijke besluiten die voorzien in een stedelijke ontwikkeling, waarbij in het Bro een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd is als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Uit jurisprudentie is inmiddels gebleken dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor kleinschalige ontwikkelingen. De volgende voorbeelden kunnen daarvoor aangehaald worden.

Eén nieuwbouwwoning levert volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (201308263/2/R4) geen stedelijke ontwikkeling op in de zin van artikel 1.1.1 lid 1 (onder i) Bro. De regeling is evenmin van toepassing op een kleinschalige ontwikkeling waarbij zes woningen – drie rechtstreeks en drie door middel van een wijzigingsbevoegdheid – worden mogelijk gemaakt. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgde de gemeente in haar betoog dat dergelijke kleinschalige woningbouw geen woningbouwlocatie – en dus geen stedelijke ontwikkeling – in de zin van artikel 1.1.1 lid 1 (onder i) Bro oplevert (201302867/1/R4). Hetzelfde geldt voor een beperkte uitbreiding van een haven en bedrijfsloods (ABRvS 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2977), voor zeven woningen in een dorpskern (ABRvS 11 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2077), voor drie woningen, een bedrijfswoning en het gebruik als jachthaven (ABRvS 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2138) en voor kleinschalige bedrijfsbebouwing met beperkte gebruiksmogelijkheden (ABRvS 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1442, AB 2014/213).

In het voorliggende bestemmingsplan wordt een nieuw landgoed gerealiseerd, waarbij naast handhaving van bestaande agrarische gronden, nieuwe natuur en één woning (landhuis) mogelijk worden gemaakt.

Gelet op vorenstaande jurisprudentie is de bouw van een landhuis dermatig kleinschalig, dat deze niet als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 van het Bro kan worden aangemerkt.

2.1.4 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie. Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit 'meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken', adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Water zal, meer dan in het verleden, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het ruimtegebruik in Nederland. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen, van locatiekeuze tot inrichting en bouwpeil. Hierdoor zal de afstemming tussen ruimtelijke ordening en waterbeheer beter verlopen. Door middel van de digitale watertoets wordt het waterschap geïnformeerd (zie paragraaf 4.3).

2.1.5 Flora en Faunawet

De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten. Voor ontwikkelingen die leiden tot schade aan beschermde soorten is in veel gevallen een voorafgaande ontheffing van de wet verplicht. Tegenwoordig zijn de beschermde soorten verdeeld in drie categorieën die verschillen in de mate van bescherming. Onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • 1. Tabel 1-soorten (van de bij de flora- en faunawet behorende AMvB over wijziging van art. 75): soorten waarvoor een vrijstelling geld. Voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot schade aan de in tabel 1 benoemde soorten, hoeft sinds begin 2005 geen ontheffing meer te worden gevraagd.
  • 2. Soorten waarvoor in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen als deze alleen een vrijstelling geldt wanneer wordt gehandeld volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode.
  • 3. Strikt beschermde soorten, waarvoor in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen als deze ook met een goedgekeurde gedragscode een ontheffing van de Flora- en faunawet moet worden gevraagd. In deze categorie vallen ook de in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn vermelde soorten (soorten die volgens de richtlijn strikt dienen te worden beschermd) en de meeste soorten die zijn vermeld in bijlage 2 (soorten waarvoor gebieden als de Veluwe moeten worden aangewezen).

Het soortenbeleid dat door de provincie Gelderland voor de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur wordt gevoerd (bepaalde soorten zijn binnen Gelders Natuur Netwerk beschermd) overlapt voor een belangrijk deel met de bescherming door de Flora- en faunawet. In paragraaf 4.7 wordt stilgestaan bij het ecologisch onderzoek dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is uitgevoerd.

2.1.6 Structuurvisie buisleidingen

Het nationaal ruimtelijk beleid is gericht op verbetering van de basiskwaliteit van de gehele hoofd infrastructuur. Daarbij is het van belang, dat het bestaande buisleidingennet goed wordt onderhouden en dat voldoende ruimte open blijft voor uitbreiding van het buisleidingentransport in de toekomst. In de Structuurvisie buisleidingen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) wordt een hoofdstructuur vastgelegd van ruimtelijke reserveringen (buisleidingstroken) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen in Nederland voor de komende 25 á 30 jaar. Uitgangspunt daarbij is een zo beperkt mogelijke aanspraak op de ruimte. In veel leidingstroken liggen nu al één of meerdere buisleidingen. Hierin is bovendien ruimte beschikbaar voor het leggen van nieuwe buisleidingen voor aardgas, olieproducten of chemicaliën. Gemeenten hebben de plicht in hun bestemmingsplannen rekening te houden met deze leidingstroken. De Structuurvisie heeft geen betrekking op dit bestemmingsplan, aangezien ter plaatse geen tracé van een buisleiding is geprojecteerd.

2.1.7 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling (een nieuw landgoed met één landhuis) is ruimtelijke aanvaardbaar, waarbij uit onderzoek is gebleken dat er zich geen belemmeringen voordoen op het gebied van de hiervoor beschreven belangen. Daarbij komt dat het landschap wordt versterkt en nieuwe natuur mogelijk wordt gemaakt. Hierdoor wordt het Nationaal Natuurnetwerk versterkt.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben de Provinciale Staten van Gelderland De Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de vastgestelde Omgevingsvisie staan maatschappelijke opgaven in Gelderland, die zijn ontleend aan gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.

In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie.

De hoofddoelen van de visie zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking.
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

De provincie gaat daarbij uit van:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken.
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

Om de doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland.

In het volgende wordt aangetoond dat het te ontwikkelen Landgoed Beekdal binnen de uitgangspunten van de provinciale omgevingsvisie past. Daarbij zal als eerste de Gelderse ladder van duurzame verstedelijking belicht worden. Vervolgens wordt op de kernkwaliteiten ingegaan. De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk namelijk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteiten.

2.2.1.1 Gelderse ladder van duurzame verstedelijking

In het kader van het borgen van de kwaliteit en een duurzame economische structuur hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking voor nieuwe ontwikkelingen. Deze ladder is gebaseerd op de rijksladder voor duurzame verstedelijking. In de Gelderse ladder zijn de volgende punten opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0006.png"

Dit plan

Hiervoor is geconstateerd dat de ontwikkeling van één woning niet aangemerkt kan worden als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Wanneer de ontwikkeling van Landgoed Beekdal getoetst wordt aan de Gelderse ladder kan gesteld worden dat het landgoed past binnen de vastgestelde beleidskaders en -programma's. In het landelijk gebied wordt nieuwe natuur gerealiseerd. Hierdoor ontstaan weer nieuwe ecologische verbindingen die de ecologische waarden in het gebied versterken. De ontsluiting van het landgoed vindt plaats op de bestaande infrastructuur. Aanpassingen van de bestaande infrastructuur als gevolg van de in deze toelichting beschreven ontwikkeling zijn niet noodzakelijk.

2.2.1.2 Kernkwaliteiten

Voor het plangebied, dat ligt binnen het deelgebied Wissel - Emst, zijn de volgende Kernkwaliteiten met betrekking tot het deelgebied natuur en landschap van toepassing:

  • onderdeel van Nationaal Landschap Veluwe
  • Wisselse Poort: ecologische verbinding Veluwe - IJsselvallei
  • sprengen- en bekencomplexen (HEN-water)
  • Wisselse Veen: natuurontwikkelingsgebied met natte schraallanden
  • alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied

Aan de hand van de volgende onderdelen wordt nader op de kernkwaliteiten ingegaan.

  • Natuur
  • Gelders Natuurnetwerk
  • Nationale Landschappen
  • Natte landnatuur / Beschermingszones natte landnatuur
  • Verwevingsgebieden

Binnen de Omgevingsverordening zijn deze kernkwaliteiten beschreven en benoemd. Daarbij is ook aangegeven wat wel en niet is toegestaan. In de volgende paragraaf worden de betreffende kernkwaliteiten vanuit de verordening belicht.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
2.2.2.1 Natuur

Landgoed Beekdal ligt in een gebied dat is aangeduid als 'Groene ontwikkelingszone' (zie figuur 2.1). Voor deze gebieden streeft de provincie naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0007.png"

Figuur 2.1: Fragment kaart 'Natuur', de locatie is met gele aanwijzer aangeduid (bron: Omgevingsvisie Gelderland)

De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN).

In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:

  • de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
  • ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedijf en extensieve openluchtrecreatie;
  • kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
  • beschermen van bos;
  • specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied.

Bij een uitbreiding voor de overige functies gaat het om het 'per saldo' niet significant aantasten (bij een beperkte uitbreiding) dan wel om het substantieel versterken (bij een grote uitbreiding) van de kernkwaliteiten. In dat saldo zijn een vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang een belangrijke randvoorwaarde.

Dit plan

Met de ontwikkeling van Landgoed Beekdal worden agrarische gronden omgezet naar gronden met de bestemmingen 'Natuur' en 'Agrarisch met waarden'. Hierdoor neemt het areaal natuur toe en ontstaan er nieuwe ecologische verbindingen. Het te ontwikkeling landgoed past binnen de beleidskaders van zowel de provincie als de gemeente Epe. De versterking van natuur en landschap en gelet op de jurisprudentie met betrekking tot de bouw van één woning wordt voldaan aan het principe van duurzame ontwikkeling, waarbij het te bouwen landhuis onderdeel uitmaakt van het landgoed.

2.2.2.2 Gelders Natuurnetwerk

Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied nieuwe natuur van 7.300 hectare, voor 5.300 hectare nog te realiseren nieuwe natuur.

Een groot deel van de Gelderse natuurgebieden is internationaal beschermd: de Natura 2000-gebieden. Juist in deze gebieden moet de biodiversiteit worden behouden of verbeterd. De provincie geeft in het natuurbeleid prioriteit aan het behalen van de Natura 2000-doelen in de Natura 2000-gebieden. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vervullen daarnaast een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit.

Binnen het GNN zijn geen (nieuwe) bestemmingen toegestaan waardoor de kernkwaliteiten van het gebied significant worden aangetast.

Dit plan

Met de ontwikkeling van Landgoed Beekdal wordt meer natuur gerealiseerd welke gezien kan worden als nieuwe natuur. Samen met de landgoederen 'De Pirk' en De Waayenberg wordt het areaal natuur nabij Wissel aanzienlijk verruimd. Hierdoor wordt voldaan aan het doel van de provincie om nieuwe natuur te realiseren.

2.2.2.3 Nationale landschappen

De provincie wil door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit.

De kernkwaliteiten voor de nationale landschappen in Gelderland zijn beschreven in het document 'Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen', vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland op 9 juli 2014.

Het plangebied ligt binnen het het deelgebied 'Wiggen-Oost Veluwe' van het nationaal landschap 'Veluwe'. Dit landschap kenmerkt zich onder meer door:

  • gesloten droog bos op hooggelegen terrein, halfopen landschap met veengebieden, essen en vochtige graslanden langs beken en open gebied met vochtige graslanden in het laaggelegen gebied;
  • afwisseling van weide en akkerland, uitlopers van bossen van de Veluwe, bosschages - Kleinschalige percelering met over het algemeen geen duidelijke richtingen, maar die zich voegt naar de structuur van reliëf, met name de west-oostgerichte zandige ruggen in ombinatie met de beken;
  • microreliëf: oost-westgerichte smeltwaterruggen met ertussen beekjes, steilrandjes en bolliggende landbouwgronden;
  • de flank wordt doorsneden door talrijke west-oost stromende sprengen en beken;
  • Openheid van gave essen en veen- en broekontginningen - Karakteristieke open essen bij Wissel, Emst en Tongeren. Karakteristieke open ontginningen, waarbij het onderscheid tussen veen, broek en vochtige heide gradueel was; gemeenschappelijk kenmerk was en is dat er sprake is van openheid en kwel. (Overigens zijn de grootste van deze ontginningen opgenomen in het Waardevol landschap Veluwe, zoals het Wisselsche Veen).

Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken.

Dit plan

De omzetting van de agrarische functie naar natuur en agrarisch met waarde, waarbinnen de Klaarbeek ruimte krijgt, past binnen de kenmerken van het landschap ter plaatse. Het systeem van sprengen en beken is bovendien meegenomen in het ontwerp van het landgoed. Binnen het landgoed wordt ook aandacht besteed aan het recreatieve aspect. Wandelpaden maken onderdeel uit van het landgoed, waardoor de omgeving en natuur beleefbaar worden gemaakt. De beekdalenstructuur blijft gehandhaafd en wordt versterkt. Daarnaast blijven de vochten graslanden behouden. De openheid die aanwezig is, wordt beschermd in het bestemmingsplan. De meerwaarde van het landgoed komt niet alleen tot uitdrukking in de regels, maar wordt ook door middel van een voorwaardelijke verplichting uitgevoerd. Gesteld wordt dat het landgoed op meerdere onderdelen bijdraagt aan de vesterking van de specifieke kwaliteiten van het landschap.

2.2.2.4 Natte landnatuur / Beschermingszones natte landnatuur

Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. Hiertoe wordt ingezet op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit bereiken wij door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO).

De provincie heeft de waterhuishoudkundige functie 'natte landnatuur' toegekend aan enkele bestaande terreinen waarvan meer dan 50% van het areaal bestaat uit natte natuur. De provincie heeft de waterhuishoudkundige functie 'Beschermingszone natte landnatuur' toegekend aan de beschermingszones, de locatie van het nieuwe landgoed ligt binnen zo'n beschermingsgebied.

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een hydrologische beschermingszone worden geen functies toegestaan die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur.

Dit plan

Met de realisatie van het landgoed wordt de beekdalenstructuur versterkt en blijven vochtige graslanden behouden. Hiervoor worden agrarische gronden om gezet in nieuwe natuur, waarbij de natte landnatuur de kans krijgt zich verder te ontwikkelen. Op de verbeelding wordt voor de gronden de gebiedsaanduiding 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur' opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het streefdoel van de provincie Gelderland om de verscheidenheid en kwaliteit van de Gelderse natuur te versterken en te verbinden.

2.2.2.5 Verwevingsgebieden

Het reconstructieplan Veluwe geeft een ontwikkelingsrichting aan aan de verschillende functies op het platteland, zoals (intensieve) landbouw, wonen, werken, recreatie, natuur en landschap. In het reconstructieplan zijn deze functies als het ware bijna opnieuw over de gebieden verdeeld en worden nieuwe ontwikkelmogelijkheden gestimuleerd.

Binnen de reconstructie zijn drie gebieden te onderscheiden:

  • extensiveringsgebieden;
  • landbouwontwikkelingsgebieden;
  • verwevingsgebieden.

Het plangebied ligt binnen het verwevingsgebied. In de omgevingsverordening is het begrip 'verwevingsgebied' als volgt geformuleerd:

'Een gebied waarbinnen meerdere functies in verweven vorm voorkomen en waarin uitbreiding en hervestiging van niet - grondgebonden veehouderijbedrijven onder voorwaarden is toegestaan maar nieuwvestiging van niet - grondgebonden veehouderijbedrijven is verboden.'

Dit plan

De ontwikkeling van het landgoed belemmert geen (agrarische)bedrijven. De functies natuur en wonen passen binnen het verwevingsgebied, waardoor er geen sprake is van een met de reconstructiezonering strijdige situatie.

2.2.2.6 HEN-wateren en SED-wateren

De waterloop die in het plangebied ligt, de Klaarbeek, maakt onderdeel uit van het beïnvloedingsgebied van de beken, en is gekenmerkt als Bovenstrooms beïnvloedingsgebied SED-wateren. De provincie Gelderland heeft de beken in de omgeving van het landgoed dan ook gekenmerkt als HEN & SED wateren. Dit zijn wateren van het hoogste ecologische niveau (HEN) en met speciale ecologische doeleinden (SED).

Vanwege de grote betekenis van waternatuur voor de variatie in het landschap, de beeldkwaliteit en voor het behoud van soorten van aquatische ecosystemen dienen deze wateren beschermd te worden, waarbij gestreefd wordt naar herstel en behoud van natuurlijke watersystemen.

Dit plan

De Klaarbeek die binnen landgoed 'De Pirk' is verlegd, sluit aan op de Klaarbeek op Landgoed Beekdal. De beek wordt vastgelegd in het bestemmingsplan en krijgt een meer natuurlijke loop. Het inrichtings- en beheerplan die voor het landgoed zijn opgesteld, bieden goede mogelijkheden om de abiotische en biotische kwaliteit conform de streefbeelden uit de Waterwijzers voor de SED en HEN-wateren en de doeltypen uit de kernkwaliteiten van het Gelderse Natuurnetwerk c.q. de Groene Ontwikkelingszone te ontwikkelen en veilig te stellen.

2.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Met de realisatie van Landgoed Beekdal wordt nieuwe natuur mogelijk gemaakt welke de Groene ontwikkelingszone en de zone natte landnatuur versterkt. De bescherming van de vochtgebonden natuurlijk waarden van de gronden in het plangebied is via de verbeelding en de regels vastgelegd. De ontwikkeling past derhalve binnen de uitgangspunten van het provinciaal beleid zoals deze hiervoor zijn beschreven.

Ten behoeve van de aanleg en een duurzame instandhouding van het landgoed heeft de gemeente Epe met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. In hoofdstuk 6 is de zakelijke beschrijving van deze overeenkomst opgenomen. Het behoud van het landgoed is derhalve verzekerd.

Kortom de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling is volledig in overeenstemming met het in de Omgevingsvisie verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid. Ook kan vastgesteld worden dat de in dit plan beschreven ontwikkeling in overeenstemming is met het toekomstig ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland zoals dat in de Omgevingsvisie is beschreven.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Veluweflank Epe

Het plangebied ligt binnen de structuurvisie 'Veluweflank Epe'. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad van Epe vastgesteld op 25 maart 2010. In figuur 2.2 is de ligging van het te ontwikkeling landgoed op een fragment van de kaart van de Structuurvisie 'Veluweflank' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0008.png"

Figuur 2.2: Fragment kaart Structuurvisie Veluweflank (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De structuurvisie dient verschillende doelen:

  • Integraal kader voor ambities; de gemeente Epe wil met deze visie laten zien hoe zij haar ambities voor het buitengebied tussen Apeldoorns Kanaal en Veluwemassief ruimtelijk vorm wil geven.
  • Waarborg en toetsingskader; de gemeente Epe wil met deze visie de landschappelijke overgangen tussen Veluwemassief en randgebieden beschermen en versterken. Daarbij hoort een visie op balans tussen enerzijds de gewenste openheid en andere kwaliteiten van het landschap en anderzijds gewenste (nieuwe) economische dragers in het gebied.
  • Ruimtelijk kader en ontwikkelingsrichtingen; de visie geeft al met al een beeld van de ruimtelijke hoofdstructuur van het gebied, van de gewenste ontwikkeling en van de na te streven kwaliteiten. Daarbij hoort een opsomming van randvoorwaarden en condities voor nieuwe ontwikkelingen. De structuurvisie biedt zo mede houvast voor kwaliteitsbeleid en welstand.
  • Overzicht bestaand beleid; ter onderbouwing van de ambitie en de visie moet er voorts ook een goede weergave zijn van de gevolgen van bestaand beleid dat relevant is voor het plangebied.
  • Realisatie ambities; in een structuurvisie moet worden aangegeven hoe de gemeente denkt haar ambities te realiseren.

Een deel van de ontwikkelingen (nieuwe landgoederen, groen wonen) valt in de categorie 'rood voor groen' ontwikkelingen. In van deze structuurvisie afgeleide bestemmingsplannen kan voorts kostenverhaal worden geregeld, evenals groencompensatie of bovenplanse verevening. De structuurvisie zelf kan de basis vormen voor de totstandkoming van anterieure overeenkomsten (dus vóór bestemmingsplanwijziging).

In genoemde structuurvisie is beschreven dat landgoederen vooral moeten bijdragen aan het ontwikkelen van (verweven) natuur, overige ontwikkelingen vooral aan versterking van het landschap, bijvoorbeeld door aanleg van kleine landschapselementen. Het landgoed is gesitueerd binnen een gebied waarbij het accent is gelegd bij natuur (binnen de groene ontwikkelingszone) die gerealiseerd kan worden door particuliere inzet.

Met nieuwe landgoederen kunnen diverse beleidsvoornemens op het gebied van natuur (groene ontwikkelingszone), landschap en cultuurhistorie verwezenlijkt worden.

In paragraaf 2.3.3 'Toetsingskader nieuwe landgoederen gemeente Epe', wordt nader op de toetsingscriteria voor nieuwe landgoederen ingegaan.

2.3.2 Nota Cultuurhistorisch beleid 2010-2015

De nota 'Epe, historisch centrum van de Veluwe, Cultuurhistorisch beleid 2010-2015' (vastgesteld februari 2010) beschrijft hoe Epe cultuurhistorie de komende jaren wil inzetten bij diverse ontwikkelingen en de kansen die het biedt wil aangrijpen. Voorafgaand aan het beleidskader zijn de cultuurhistorische waarden door middel van een uitgebreide inventarisatie onderzocht en inzichtelijk gemaakt. Onder het begrip ‘cultuurhistorie’ vallen archeologie, bouwhistorie en historische geografie. Doel van het cultuurhistorische beleid is om het cultuurhistorisch erfgoed in Epe zichtbaarder en beleefbaarder te maken, cultuurhistorie te integreren in de diverse beleidsvelden van de gemeenten en het een volwaardig onderdeel te laten uitmaken van de afwegingen binnen de ruimtelijke ordening.

Daarbij speelt de cultuurhistorische waarde van het stelsel van beken en sprengen een belangrijke rol. Dit stelsel is richtinggevend bij (ruimtelijke) ontwikkelingen in en rondom het watersysteem. Het unieke beken- en sprengensysteem kent, gekoppeld aan het industriële verleden, een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Gezien de ligging van het systeem op de flanken van de Veluwe is het beken- en sprengensysteem niet alleen cultuurhistorisch, maar ook ecologische en recreatief van grote waarde. Het is van belang dat de historische waarde van met name de sprengkoppelen, maar ook de beken en sprengen zelf, niet ondergeschikt raken aan de andere belangen.

Het gebied voor Landgoed 'Beekdal' doet recht aan de wens om het cultuurhistorisch erfgoed te bewaren. De kenmerkende verschillen en overgang tussen het landschap van het Veluwemassief en de Veluwerand en het daaraan toegevoegde landschap van de beekdalen wordt in het ontwerp gerespecteerd en ook benut door de strategische situering van de bebouwing. De Klaarbeek krijgt binnen het plan meer ruimte en wordt beleefbaar gemaakt. Deze beleving wordt veiliggesteld door het op de verbeelding aanbrengen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - beekdalgebied met openheid'. Daarnaast biedt het plan recreatieve mogelijkheden in de vorm van wandelen. Binnen het landgoed wordt een wandelpad aangelegd welke weer aansluit op recreatieve routes in de omgeving, waaronder die op landgoed 'De Pirk'. Het voorliggende bestemmingsplan geeft dus mede invulling aan de beleving van de cultuurhistorische waarden binnen Epe.

2.3.3 Toetsingskader nieuwe landgoederen gemeente Epe

Bij de beoordeling of een nieuw landgoed haalbaar en toelaatbaar is, hanteert de gemeente Epe onder meer de volgende documenten:

  • Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe, tevens toetsingskader beoordeling landgoederen
  • Leidraad nieuwe landgoederen gemeente Epe, procedurebepaling

De kwaliteitsimpuls buitengebied Epe, tevens toetsingskader beoordeling landgoederen dateert uit 2006. De gemeente Epe wil een kwaliteitsimpuls geven aan de ontwikkelingen in het landelijk gebied door het ontwikkelen van nieuwe landgoederen. Door het stopzetten van agrarische activiteiten treedt een sterke versnippering en verrommeling op van het platteland. Typerende streekeigen landschappen dreigen te verdwijnen. Met het verdwijnen van deze landschappen zullen de daarbij behorende natuur- en recreatiewaarden verder achteruitgaan. Met het geven van een kwaliteitsimpuls aan een duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende leefbaarheid in het landelijk gebied, wordt getracht de versnippering en verrommeling tegen te gaan. De kwaliteitsimpulsen richten zich op landschap, natuur en water, bos, landbouw en tuinbouw, recreatie en toerisme en wonen en werken. De kwaliteitsimpuls heeft een kaderstellende functie en zal richtinggevend zijn bij de beoordeling van initiatieven van nieuwe landgoederen en verzoeken tot functie wijzigingen van het buitengebied van de gemeente Epe. In de kwaliteitsimpuls zijn verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten beschreven. Voor het nieuwe Landgoed 'Beekdal' wordt uitgegaan van een programma van eisen. Het globale programma van eisen is hieronder weergegeven, en komt voort uit bovengenoemde beleidsdocumenten:

  • Het nieuwe landgoed moet gerangschikt kunnen worden onder de Natuurschoonwet (NSW);
  • Het nieuwe landgoed dient voor 90% te worden opengesteld;
  • Het landgoed wordt door middel van wandelpaden ontsloten;
  • Bij het bepalen van de ligging van de wandelpaden wordt aansluiting gezocht met omliggende initiatieven en bestaande structuren;
  • Het landgoed wordt voor minimaal vijf hectare omgevormd naar natuur;
  • Bij het bepalen van de natuurdoeltypen wordt aangesloten op het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland;
  • Er dient in ieder geval overleg plaats te vinden met de Dienst Landelijk Gebied, Waterschap Vallei en Veluwe, Stichting Geldersch Landschap en aangrenzende initiatiefnemers over de inrichting van het landgoed;
  • Het beekdal dient zoveel mogelijk van haar open karakter te behouden en vrij te blijven van opgaande beplanting;
  • Op het landgoed mogen maximaal drie wooneenheden/woningen passend bij het landgoed worden gerealiseerd;
  • De bebouwing mag niet in het ‘open’ beekdal worden gesitueerd, maar dient zo veel mogelijk aan te sluiten bij de opgaande beplanting bij de Paalbeekweg;
  • De bebouwing krijgt een passende architectuur, waarbij de kwaliteit van de plek richtinggevend is. In een volgende fase dient dit in een beeldkwaliteitsplan vastgelegd te worden;
  • Een uitgebreide gebiedsinventarisatie/-analyse vormt de basis voor het op te stellen inrichtingsplan;
  • Het landgoed moet duurzaam in stand worden gehouden, waarbij de initiatiefnemer financieel verantwoordelijk is voor oprichting en onderhoud. Dit dient aangetoond te worden door middel van een exploitatieplan.

Bij brief van 8 maart 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders de gebiedsanalyse vastgesteld. Vanwege deze vaststelling kon gewerkt worden aan de totaalvisie. Deze totaalvisie, opgesteld door Ruimtewerk en Friso Woudstra Architecten bna, is door burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2012. In deze totaalvisie zijn onder meer de inrichting, het beheer en het beeldkwaliteitsplan beschreven (de gewijzigde totaalvisie is als Bijlage 1 aan deze toelichting gekoppeld). Zoals hiervoor is aangegeven hebben de economische omstandigheden van de afgelopen jaren geleid tot aanpassing van de plannen. In plaats van drie woningen wordt nu één landhuis gebouwd en krijgt een deel van de gronden de functie agrarisch met waarden. Het gewijzigde plan is door burgemeester en wethouders geaccordeerd op 7 april 2015.

Voor de realisatie van nieuwe landgoederen heeft de gemeente Epe met de nota 'Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe' een toetsingskader vastgesteld voor de beoordeling van nieuwe landgoederen, met richtlijnen voor de economische basis ervan. Nieuwe landgoederen moeten onder het NSW-regime gaan vallen als waarborg voor duurzame instandhouding.

De Nota Kwaliteitsimpuls heeft tot doel 'het tot stand brengen van een landgoederenstructuur in delen van het landelijk gebied van Epe die een kwaliteitsimpuls nodig hebben en waarin wonen, werken, recreatie en allerlei hedendaagse en toekomstige maatschappelijke en economische activiteiten en functies duurzaam en in evenwicht met elkaar een plek krijgen'. De nota is kaderstellend en richtinggevend bij de beoordeling van nieuwe initiatieven. De nota is in 2005 vastgesteld door de raad.

Uit de toets aan het Toetsingskader beoordeling landgoederen van de gemeente Epe blijkt dat de locatie van Landgoed Beekdal een aanzienlijke bijdrage levert aan de kwaliteitsimpuls van het landelijk gebied. De locatie van Landgoed Beekdal voldoet aan alle ‘harde’ criteria, zoals die ook door de provincie Gelderland gehanteerd worden voor een locatie toets. Uit de locatie toets blijkt verder dat de locatie van het landgoed geen provinciale beleidsdoelstellingen belemmert, zoals die in de structuurvisie/het streekplan zijn geformuleerd.

Op basis van de afgeronde fases en de instemming van de gemeente Epe, kan gesteld worden dat het nieuwe landgoed een kwaliteitsimpuls voor ruimtelijke kwaliteit van het betreffende gebied met zich meebrengt. Het nieuwe Landgoed Beekdal voldoet aan de uitgangspunten van de gemeente Epe zoals beschreven in het document 'Kwaliteitsimpuls buitengebied Epe, tevens toetsingskader beoordeling landgoederen'.

2.3.4 Landschapsontwikkelingsplan

In 2009 is het landschapsontwikkelingsplan vastgesteld. Dit plan is in samenwerking met de gemeenten Heerde en Voorst in de periode 2007 - 2009 tot stand gekomen.

Het landschapsontwikkelingsplan kent drie doelstellingen:

  • 1. De betrokken gemeenten willen in de autonome ontwikkeling van het landschap sturen op behoud en op ontwikkeling van landschappelijke samenhang. Tevens willen de gemeenten ontstening van het buitengebied stimuleren en de karakteristieke kenmerken van het landschap ontwikkelen.
  • 2. De gemeenten willen het landschapsbelang inbrengen in alle ruimtelijke veranderingsprojecten in het gebied. Daartoe willen de gemeenten een ‘landschapskapstok’ bieden die gebruikt kan worden in al de gebiedsprocessen.
  • 3. Omdat het landschapsplan opgesteld is door drie gemeenten bestaat het overkoepelende doel uit een structuur die een aanpak met zich meebrengt waardoor het mogelijk wordt gemaakt om op regionaal niveau 'het goede landschap te maken'.

Landgoed Beekdal ligt in een gebied waar het landschap grote kwaliteiten kent. Hierin zijn twee hoofdlijnen aan te geven. De eerste hoofdlijn heeft te maken met de kenmerken van het betreffende landschap. De tweede hoofdlijn is dat het gebied veel veranderingsprojecten kent. Met betrekking tot landgoederen is het volgende in het landschapsontwikkelingsplan beschreven, waarbij een landgoed als een complex bedoeld wordt dat kan bestaan uit een groot stuk grond (meerdere hectares), bossen, landerijen en daarop een buitenplaats, landhuis, grote boerderij, kerk of kasteel.

In algemene zin worden voor het landschap en bij ruimtelijke ontwikkelingen gestreefd naar:

  • Het verhogen van het contrast tussen de hoge delen van het gebied en de lage delen.
  • Versterking van cultuurhistorische kenmerken. Vaak houdt dat in dat door middel van beplantingsvoorstellen deze kenmerken zichtbaarder worden gemaakt.
  • Versterking van ecologische waarden en biodiversiteit, door herstel van landschappelijke overgangen en bijbehorende systemen en beplanting.
  • Het behouden van openheid binnen de lage gebiedsdelen.
  • Het benoemen en beschermen van waardevolle open gebieden.
  • Het zoveel mogelijk laten aansluiten van ruimtelijke ontwikkelingen bij de visie op de verschillende landschapseenheden.
  • Versterking van de karakteristieken van de bestaande landgoederenzones, door de aanleg van nieuwe landgoederen. Nieuwe landgoederen worden bij voorkeur ingezet ter verbetering van de landschapsstructuur. In andere gebiedsdelen is de inzet van nieuwe landgoederen uitsluitend aan de orde als een forse winst in landschappelijke kwaliteit geboekt wordt.
  • Het beter toegankelijk maken van het buitengebied/landelijk gebied.

Bij de totstandkoming van het nieuwe landgoed, is de beoogde ontwikkeling ook getoetst aan de kwalitatieve kenmerken van het landschap zoals deze in het landschapsontwikkelingsplan zijn beschreven. De open gebieden en het beekdal in landgoed 'Beekdal' worden ruimtelijke vastgelegd door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - beekdalgebied met openheid'. De Klaarbeek sluit aan op de Klaarbeek in het naastliggende landgoed, waarbij het water beleefbaar wordt gemaakt. Vanaf het nieuw aan te leggen wandelpad is de beek goed te zien. Met de aansluiting op langoed 'De Pirk' worden ook nieuwe ecologische verbindingszones tot stand gebracht. De nieuwe bebouwing is zo gepositioneerd dat deze geen geweld doet aan de landschappelijke kwaliteiten.

2.3.5 Woonvisie gemeente Epe, 2013 (Prettig wonen, Samen leven)

Op 15 oktober 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders bekend gemaakt dat de gemeenteraad de Woonvisie 2013 heeft vastgesteld. De directe aanleiding voor het opstellen van een nieuwe woonvisie is gelegen in de demografische ontwikkelingen en de veranderende woningmarkt in de gemeente. In de beleidsnotitie zijn de volgende thema's benoemd, waaraan doelstellingen zijn gekoppeld:

  • geschikte woningen die passen bij de inwoners, waarbij specifiek aandacht is voor de groeiende groep senioren;
  • de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad;
  • een gezonde woningmarkt, waarbij tot en met 2019 maximaal 790 woningen aan de voorraad worden toegevoegd;
  • de kwaliteit van kernen en gemeenschappen, waarbij specifiek aandacht is voor het voorzieningenniveau;
  • duurzaam wonen.

In de Woonvisie 2013 is bepaald dat geen medewerking kan worden verleend aan initiatieven die voorzienin in de toevoeging van extra woningen die niet op de planningslijst voorkomen of waarover reeds een positief besluit is genomen. Over het voorliggende plan is in 2012 reeds een besluit genomen voor de realisatie van drie woningen. Door de terugval op de woningmarkt heeft initiatiefnemer het plan aangepast. De bijgevoegde en aangepaste Totaalvisie voorziet slechts in één woning, waardoor voldaan wordt aan de Woonvisie 2013.

2.3.6 Conclusie gemeentelijk beleid

De realisatie van Landgoed Beekdal past binnen de uitgangspunten van de gemeente Epe zoals deze in de hiervoor beschreven beleidsdocumenten zijn beschreven.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Beschrijving van de huidige situatie

In paragraaf 1.2 en 1.4 zijn de ligging en de kenmerken van het gebied beschreven. Het plangebied wordt op dit moment gevormd door agrarische gronden. Deze gronden werden in het verleden door initiatiefnemer voor agrarische doeleinden gebruikt (het grazen van vee). Vanwege de mkz-crisis is besloten te staken met de veehouderij en is het transportbedrijf verder opgebouwd. De gronden liggen er nu ongebruikt bij. Op deze gronden is geen bebouwing aanwezig (figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0009.jpg"

Figuur 3.1: Luchtfoto bestaande situatie (bron: Google Earth) 

In het voorliggende bestemmingsplan worden deze gronden ingericht om nieuwe natuurwaarden te laten ontwikkelen.

3.2 Beschrijving van de toekomstige situatie

De Totaalvisie (december 2014) bevat de uitgangspunten en randvoorwaarden voor o.a. de positie, het bouwvolume en de architectuur van het landhuis met de inrichting van de buitenruimte. In deze paragraaf wordt kort stilgestaan bij de volgende onderdelen:

  • Ruimtelijk concept
  • Beeldkwaliteit
  • Ontwerp bebouwing

Omdat deze onderdelen ruime aandacht krijgen in de Totaalvisie, is de volledige visie als bijlage 1 aan dit plan gekoppeld.

Ruimtelijk concept

De openheid van het landschap en de natuurontwikkeling vormen de basis van het plan. Het nieuw te bouwen landhuis wordt omgeven door agrarische gronden. Deze gronden worden op basis van de Natuurschoonwet met inachtname van de openheid beplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0010.png"

Figuur 3.2: overzichtkaart toekomstige situatie landgoed Beekbdal (bron: Totaalvisie Landgoed Beekdal Wissel, december 2014)

In de nieuwe situatie wordt ruim vijf hectare landbouwgrond omgevormd in natuur. Ongeveer 4,2 hectare krijgt de bestemming Agrarisch met Waarden. Aan de overige gronden worden de bestemmingen Tuin, Wonen of Water toegekend

De nieuwe Klaarbeek krijgt een smalle, enigszins slingerende, ondiepe loop zonder flauwe oevers. Hierdoor wordt de stroomsnelheid behouden en daarmee het gewenste beekkarakter. Aan weerszijden van de beek wordt een biotoop gerealiseerd waar nieuwe natuur zich kan ontwikkelen. Over de nieuwe inrichting van de Klaarbeek, voor zover binnen de grenzen van het plangebied gelegen, heeft overleg met het Waterschap Vallei en Veluwe plaatsgevonden. Daarbij is in ieder geval overeengekomen dat het water een A-status krijgt en dat het Waterschap het onderhoud op zich neemt.

De wensen en eisen zijn in de Totaalvisie verwerkt. De uitvoeringsplannen zullen te zijner tijd nogmaals aan de betrokken partijen worden voorgelegd. Het landgoed zal zich voegen in het omliggende landschap, maar mag een eigen identiteit en uitstraling hebben. Bij het ontwerp van de bebouwing is rekening gehouden met het omliggende landschap. Met een nieuwe beekloop en het open houden van het landschap ontstaan gras- en hooilanden die passend zijn in een beekdallandschap. Binnen dat open landschap worden wandelpaden aangelegd (figuur 3.2). Daarnaast worden bijzondere elementen (follies) zoals een zitplek met informatiebord of een brug over de verlegde Klaarbeek gerealiseerd.

Omdat prefabschuttingen niet gewenst zijn, is specifiek aandacht geschonken aan de overgang van privé naar het landschap. Deze overgang wordt vormgegeven door een lage (1 m hoge) beukenhaag.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0011.jpg"

Figuur 3.3: Voorbeelden van groen op landgoed (bron: Totaalvisie Landgoed Beekdal Wissel van december 2014)

Beeldkwaliteit

Uitgangspunt voor de realisatie van Landgoed Beekdal te Wissel is de bouw van één landhuis. Uit de Gebiedsanalyse en het Inrichtingsplan is de positie van de bebouwing naar voren gekomen. Bij die positionering is rekening gehouden met zichtlijnen die op het landgoed gerealiseerd kunnen worden. De belangrijkste as van het landgoed is hierbij de lengteas welke van oost naar west loopt. Deze as sluit aan op landgoed 'De Pirk'. Vanaf de Paalbeekweg ligt de bebouwing verscholen achter beplanting langs de Klaarbeek, waarna er verder richting Wissel een doorzicht mogelijk is die vrij zicht biedt op de lengteas van het landgoed. Door kleine architectonische accenten (zoals een bruggetje en uitkijk- of schuilplek) op het landgoed te plaatsen, kan de gewenste woonbebouwing versterkt worden (zie figuur 3.3). Deze accenten zijn dusdanig gesitueerd dat zij de lengteas van het landgoed accentueren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0012.png"

Figuur 3.4: Referentiebeelden accenten landgoed (bron: Totaalvisie Landgoed Beekdal Wissel van december 2014)

In de omgeving is bebouwing aanwezig met grote hoofdgebouwen en kleinere bijgebouwen. De maximale hoogte van die bebouwing bedraagt circa 13 m. Met deze maat is rekening gehouden bij de beoogde nieuwbouw. Het landhuis zal niet hoger worden dan de in de omgeving aanwezige bestaande bebouwing.

Voor wat betreft het landhuis is gekozen voor een havezatestijl die passend is op de gekozen locatie vanwege het relatief kleinschalige karakter. Er is sprake van een compact volume en een historische bouwstijl. Samen met het gebruik van bijbehorende sobere materialen draagt de bebouwing bij aan de identiteit van Landgoed Beekdal.

Ontwerp van de bebouwing

Met de vormgeving van landhuis Beekdal wordt gerefereerd aan de historische havezate. Een havezate is een versterkt huis, hofstede, hof of hoeve. Oorspronkelijk was het een benaming voor een grote boerderij met land, later werd het een benaming voor landelijke huizen. De havezathestijl kenmerkt zich door de kopgevels waartussen zich een schilddak bevindt. In figuur 3.4 zijn de gevels weergegeven van het te bouwen landhuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0013.png"

Afbeelding 3.5: Buitengevels zuid-west en noord-oost (bron: Totaalvisie Landgoed Beekdal Wissel, december 2014)

Voor de maatvoering van het te bouw landhuis geldt het volgende:

  • Landhuis: inhoud 828 m³, bouwhoogte 9 m, goothoogte 4,30 m.
  • Bijgebouw: bouwhoogte 8 m, goothoogte 3,5 m.

Conclusie

Met de ruimtelijke opzet, de gekozen beeldkwaliteit en het ontwerp van de bebouwing van Landgoed ‘Beekdal’ wordt tegemoet gekomen aan de (gedeeltelijke) realisatie van de groene doelstellingen van de provincie Gelderland. Daarnaast worden de cultuurhistorische, natuur- en landschappelijke waarden aangelegd/behouden. De totale ontwikkeling vormt daarom een kwalitatieve verbetering van de betreffende gronden.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Zoals uit het voorgaande afgeleid kan worden, is in de Totaalvisie voor Landgoed Beekdal te Wissel gewijzigd. Er is nu sprake van de bouw van één landhuis, in plaats van drie woningen. Daarnaast wordt een deel van de gronden als agrarische gronden in stand gelaten. In het kader van de Natuurschoonwet wordt wel beplanting aangebracht.

Voor de onderzoeken waar hierna op wordt ingegaan, was de Totaalvisie van 2011 uitgangspunt (dus de bouw van drie woningen). Nu het aantal woning met twee is verminderd heeft dat geen negatieve gevolgen voor de onderzoeken, waardoor nieuwe onderzoeken verricht zouden moeten worden. Daarnaast wordt opgemerkt dat de onderzoeken nog actueel zijn en dat de gronden de afgelopen jaren geen andere functie hebben gehad dan een agrarische functie.

Dit betekent dat de resultaten van de onderzoek in dit hoofdstuk in stand blijven, maar nu van toepassing zijn op de actuele Totaalvisie (december 2014). Slechts daar waar wijzigingen noodzakelijk bleken, zijn deze doorgevoerd. Hierbij dient in acht te worden genomen dat de situering van het landhuis nagenoeg onveranderd is gebleven. Alleen de twee kleinere woning vanuit de eerste opzet zijn verdwenen.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beroordeling

De wettelijke bepalingen ten aanzien van de m.e.r.-plichtigheid van onder meer bestemmingsplannen zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage. Sinds 1 april 2011 is toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend voor beantwoording van de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Voor een activiteit met een omvang die lager is dan de grenswaarden dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn middels milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen:

  • belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of;
  • belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten.

In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling.

Het voorliggend bestemmingsplan ziet toe op de realisatie van een landgoed met één woning met bijbehorende bouwwerken en landschappelijke inpassing.

Conclusie

De bouw van het landhuis wordt niet gezien als een m.e.r.-plichtige activiteit, omdat deze pas geldt bij een stedelijke ontwikkeling met een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2000 woningen of meer en bij een ontwikkeling met een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m² of meer. Het milieubelang is in dit bestemmingsplan zorgvuldig afgewogen in de plantoelichting. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten.

4.2 Milieuzonering

Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met de milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies.

Veehouderijbedrijven

Nabij het plangebied liggen nog twee inwerking zijnde veehouderijbedrijven. Op de ene locatie, Paalbeekweg 24, is een paarden- en hondenfokkerij gevestigd. De andere locatie betreft Paalbeekweg 10, een paardenfokkerij. De afstand tussen een paardenhouderij en een nieuwe woning behoort minimaal 50 m te zijn. Voor het fokken van huisdieren geldt op basis van de VNG-uitgave bedrijven en milieuzonering een afstand van 30 m voor het aspect geur en 50 m voor het aspect geluid. Wanneer sprake is van een dierenpension dient uitgegaan te worden van de grootste afstand van 100 m vanwege geluid. Gelet op de ligging van beide veehouderijen en hun activiteiten ten opzichte van de beoogde locatie voor de nieuwe bebouwing, bedraagt de afstand respectievelijk 100 m en 140 m. Dit is voldoende om beide veehouderijbedrijven niet te hinderen in hun bedrijfsvoering.

Bedrijven in omgeving

Op het perceel Blekersweg 16 is Bouwbedrijf Wissel gevestigd. Gelet op de aanwezigheid van een eigen timmerwerkplaats wordt voor wat betreft de milieuzonering uitgegaan van een timmerfabriek. Op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering dient bij een timmerfabriek, met een oppervlakte groter dan 200 m² rekening gehouden te worden met een indicatieve afstand van 100 m. Hoewel de mogelijkheden van dit bedrijf al beïnvloedt worden door omliggende woningen, is de nieuwe bebouwing van het landgoed op circa 170 m van de bedrijfsbebouwing gesitueerd. De beoogde nieuwbouw vormt daarom voor Bouwbedrijf Wissel geen belemmering. Op het perceel Blekersweg 18 is Rosindu Industrieventilatoren gevestigd. Dit bedrijf is een leverancier van diverse industriële ventilatoren. Gelet op de ligging van het bedrijf, omgeven door bestaande (woon)bebouwing, wordt er vanuit gegaan dat de voornaamste activiteit bemiddeling (geen productie en testen) betreft. Bij dit uitgangspunt dient rekening gehouden te worden met een indicatieve afstand van 10 m. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.

4.3 Waterhuishouding / watertoets

Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan. In onderhavige waterparagraaf worden de waterhuishoudkundige situatie en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding beschreven. Het algemene uitgangspunt is de trits van 'vasthouden - bergen - afvoeren' van water. Het waterschap Vallei en Veluwe is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer in het plangebied. In nauw overleg met het Waterschap is de verlegging van de Klaarbeek op landgoed De Pirk besproken. De Klaarbeek wordt in Landgoed Beekdal verder geleid met ruimte voor de beek. De onderhavige waterparagraaf is voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe. Bij e-mailbericht van 16 juli 2012 (bijlage 2) is aangegeven dat de waterparagraaf een goede weergave van de gemaakte afspraken weergeeft. Er zijn geen opmerkingen t.a.v. de waterparagraaf. Benadrukt wordt dat de verdere uitwerking in samenspraak met het waterschap moet plaatsvinden.

Algemeen

Het plangebied wordt via een toegangsweg ontsloten op de Paalbeekweg in het landelijke gebied ten noorden van de kern Wissel. Het valt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plan is voor een groot deel gericht op een versterking van natuur- en landschapskwaliteiten en heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. Het gebiedseigen water blijft hierdoor zo lang mogelijk in het plangebied waardoor kansen ontstaan voor de ontwikkeling van waardevolle vegetaties.

Het watersysteem in het gebied waar Landgoed Beekdal is gelegen is zeer complex. Het is een systeem dat voor een belangrijk deel afhankelijk is van de gevallen neerslag op lange en korte termijn. De neerslag zijgt in op het hoger gelegen Veluwemassief en de hoger gelegen dekzandruggen en oeverwallen. De neerslag die inzijgt op de hoger gelegen gebieden treedt op grote of kleine afstand naar buiten als kwel. Dit proces van neerslag inzijging en kwel is goed zichtbaar in het gebied rondom Landgoed Beekdal.

Klaarbeek

De Klaarbeek is door de provincie aangemerkt als SED-water: dit is een water met een specifiek ecologische doelstelling. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn voor SED-wateren onder meer gericht op 'het veiligstellen en ontwikkelen van deze wateren en het ten minste handhaven van de huidige waterhuishoudkundige situatie, evenals op het bewerkstelligen van een minimale nadelige invloed van menselijk handelen op ecologie, kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater en grondwater'.

Het westelijke deel van het landgoed is met een peil van ca. 15,5 m + NAP het hoogst gelegen, het oostelijk deel ligt ongeveer 0,5 m lager. Op de hoogtekaart van Waterschap Vallei en Veluwe is goed te zien dat het westelijk deel doorsneden wordt door een lagere zone, mogelijk een eerdere waterloop. Ter plaatse van deze meanderende strook wordt de nieuwe beekloop van de Klaarbeek aangelegd in aansluiting op het nieuwe beektracé op landgoed 'De Pirk'. De lengte van de nieuwe beekloop is ca. 420 m.

De nieuwe beek krijgt een smalle, enigszins slingerende ondiepe loop, zonder flauwe oevers. Flauwe oevers zorgen namelijk voor een verbreding van het stroomprofiel en afname van de stroomsnelheid, en daardoor vermindert en verdwijnt het gewenste beekkarakter. De oevers worden onregelmatig aan gelegd, waardoor de beek zijn eigen profiel verder kan vormgeven.

Door het aanbrengen van stoorobjecten, zoals boomstronken en takken, in het stroomprofiel ontstaat er stromings- en structuurvariatie.

Aan weerszijden van de beek wordt de bouwvoor (tot een diepte van 30 cm) verwijderd. Ten noorden van de beek betreft het een strook met een variabele breedte van 5 tot 20 meter. Aan de zuidzijde wordt de strook tussen de 10 en 40 meter breed. Het verwijderen van de bouwvoor zorgt voor een voedselarmere bodem, maar het is niet bedoeld om flauwe oevers te realiseren. De laaggelegen zones van de beek mogen overstromen bij hoge beekafvoeren. In deze zone worden enkele moerassige, slenkvormige laagtes aangelegd voor de ontwikkelingmoerasvegetaties en fauna van natte milieus. Hierbij wordt gebruik gemaakt van aanwezige laagtes in het terrein.

Langs de beekloop (maar niet op de onderhoudsstrook) staan bomen en struiken die via spontane ontwikkeling daar terecht zijn gekomen. Naar verwachting zullen vooral elzen kiemen op de stroken langs de beek die afgegraven worden. Elzen horen van nature thuis langs beken en geven schaduw op de beek, waardoor er veel minder onderhoud nodig is en de temperatuur van het beekwater niet te hoog wordt. Daarnaast zorgen ze voor structuur in de beek in de vorm van wortels in de oever (schuilplaatsen voor vissen en waterdiertjes), takken in het water en bladeren (voedsel, structuur en substraat voor macrofauna). Overhangende takken zijn belangrijk als visplek voor ijsvogels.

Ter hoogte van het landhuis sluit de nieuwe beekloop aan op de huidige Klaarbeek. De huidige beek blijft geheel gehandhaafd om een goede ontwatering van de percelen in de omgeving te kunnen garanderen. Zowel de huidige als de nieuwe beekloop moeten goed bereikbaar zijn voor onderhoud. In het ontwerp is rekening gehouden met een 5 meter vrije strook voor de onderhoudsmachines. Het beekonderhoud wordt zo extensief mogelijk (fasering in ruimte en tijd) uitgevoerd; er blijven altijd delen van vegetatie (min. 25% sparen) en hout (takken e.d.) en bladeren liggen. Het maaisel wordt altijd afgevoerd. In figuur 3.7 zijn de principe profielen van de bestaande en nieuwe beekloop weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0014.png" Figuur 3.7: Principe profielen bestaande en nieuwe beekloop (bron: Totaalvisie Landgoed Beekdal Wissel van december 2014)

Er zijn de volgende afspraken met Waterschap Vallei en Veluwe gemaakt over de bestaande en de nieuwe beekloop:

  • Het nieuwe beektracé krijgt de A-status en wordt door het Waterschap onderhouden.
  • Op een deel van het oude tracé vervalt de A-status. De watergang blijft behouden ten behoeve van de afvoer van water vanaf de noordelijk gelegen percelen. Het Waterschap vindt het wenselijk dat de initiatiefnemer van het landgoed het onderhoud van deze watergang op zich neemt.
  • Tussen het oude en nieuwe tracé (bovenstrooms op het landgoed) wordt een duiker geplaatst om de waterafvoer van de noordelijke percelen en bij hoogwater te kunnen garanderen.
  • Daar waar de nieuwe beekloop over gaat in het oude tracé, wordt een duiker of een voorde geplaatst. Daarmee is het mogelijk om met onderhoudsmaterieel de watergang te kruisen.

De definitieve uitwerkingsplannen worden aan het Waterschap voorgelegd.

Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het gebied biedt bovendien dankzij het nieuwe landgoed meer mogelijkheden om water op te vangen. De verlegde Klaarbeek en de nieuwe beekloop hebben beide een overloopgebied dat bij een grote toename van water onder kan lopen. Hierdoor kan er nieuwe vegetatie ontstaan. Het principe van "vasthouden, bergen, afvoeren" kan in de nieuwe situatie goed plaatsvinden. Het bestemmingsplan heeft daarom geen negatieve effecten op het oppervlaktewater.

DWA en RWA

Het hemelwater op de daken en oppervlakteverhardingen van de bebouwing op het landgoed zal worden geïnfiltreerd in de bodem. De wijze waarop dit wordt uitgevoerd wordt in een later stadium bepaald. Met de vermindering van het aantal woningen, neemt ook de oppervlake aan verharding af. Dit heeft een positief effect op het principe van "vasthouden, bergen, afvoeren". Door gebruik van niet-uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grondwater verontreinigd. Infiltratie zal het grondwater niet verstoren. Er wordt geen hemelwater afgevoerd naar de riolering.

Conclusie

Met het nieuwe plan worden de waterhuishoudkundige belangen niet onevenredig benadeeld. Integendeel, water krijgt in dit plan een belangrijke betekenis. Mede gelet op de reactie van het waterschap d.d. 16 juli 2012 kan gesteld worden dat het plan niet in strijd is met de waterbelangen ter plaatse. Er wordt in een later stadium een definitief uitwerkingsplan in afstemming met het waterschap Vallei en Veluwe opgesteld.

4.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het beheersen van risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid is erop gericht te voorkomen dat er activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden op locaties die te dicht bij gevoelige bestemmingen liggen. Uit oogpunt van externe veiligheid dient een veiligheidsafstand in acht te worden genomen tussen de risicovolle activiteit en omliggende functies. De risicokaart van de provincie Gelderland is geraadpleegd (figuur 3.8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0015.jpg"

Figuur 3.8: Fragment risicokaart provincie Gelderland 

De ligging van Landgoed Beekdal is door middel van de rode lijnen aangegeven. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland kan afgeleid worden dat in de directe omgeving (binnen een straal van 1 km) van het plangebied geen wegen aangewezen zijn voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook bevinden zich geen bedrijven en/of buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen in de buurt. Ook het plan zelf brengt geen externe veiligheidsrisico's met zich mee.

De groene aanduidingen binnen de straal van 1 km duiden op objecten die in het kader van externe veiligheid als gevoelig worden aangemerkt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om onderwijsinstellingen en verblijfsmogelijkheden voor meer dan 50 personen.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid is de planontwikkeling aanvaardbaar. Nader onderzoek naar externe veiligheidsrisico’s wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

4.5 Geluid

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of vaststelling van een projectafwijkingsbesluit een akoestisch
onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan
de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg wordt ondervonden. Het
onderzoek is alleen noodzakelijk als de geluidsgevoelige bestemming binnen de wettelijke
geluidszone van de weg gesitueerd is. In artikel 74.1 van de Wgh is aangegeven dat wegen
aan weerszijden van de weg een wettelijke geluidszone hebben waarvan de grootte is
opgenomen in figuur 3.9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0016.jpg"

Figuur 3.9: Tabel wettelijke geluidzones (bron: Akoestisch onderzoek plan Landgoed Beekdal Paalbeekweg te Wissel) 

De geplande woningen liggen in 'buitenstedelijk' gebied binnen de wettelijk vastgestelde geluidszone van de Paalbeekweg. De afstand tot de Paalbeekweg bedraagt namelijk ± 75 m. Het is hierom dat door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering een akoestisch onderzoek is verricht. De resultaten van dat onderzoek zijn beschreven in het rapport van 17 juni 2012 (werknummer 12.101). Dit rapport is als bijlage 3 aan de toelichting van dit bestemmingsplan gekoppeld. Hierna wordt ingegaan op de in het rapport beschreven conclusie.

De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting LDEN op de gevels van een woning t.g.v.
een weg bedraagt 48 dB. De op de woningen invallende geluidbelasting LDEN kan worden bepaald met een rekenmodel, volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006, standaard-methode I of II. In deze situatie is binnen de randvoorwaarden gebruik gemaakt van de rekenmethode II. Deze methoden zijn gebaseerd op het berekenen van de geluidemissie (afhankelijk van het aantal en type voertuigen, het soort wegdek, de rijsnelheid en enkele correctiefactoren) en de geluidsoverdracht tussen de weg en de immissiepunten (geplande woning gevel). Uit de berekening volgt dat de maximale geluidbelasting LDEN incl. aftrek op de maatgevende waarneemhoogte van 4,5 m maximaal 41 dB bedraagt, waarmee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ruim wordt onderschreden. Dit geldt voor de dichtstbij de Paalbeekweg gelegen kleinere woning vanuit de eerste opzet. Nu voor deze woning de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, kan aangenomen worden dat de gevelbelasting voor het landhuis evenmin de voorkeursgrenswaarde zal overschrijden.

Conclusie

Voor het aspect wegverkeerslawaai is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.6 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeente dient er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen bekend zijn en in de ruimtelijke inrichting worden meegewogen.

Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader onderzoek noodzakelijk is. De inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK) worden in navolging op deze ontwikkeling op dit moment vervangen door een Archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente Epe, welke tot het Cultuurhistorisch Beleid van de gemeente behoort. De Archeologische waarden- en verwachtingskaart is vastgesteld op 11 februari 2010.

In figuur 3.10 is een fragment van de archeologische waarden- en verwachtingswaardenkaart van de gemeente Epe weergegeven. Het plangebied is rood omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0017.jpg"

Afbeelding 3.10: Fragment archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Epe

Uit het fragment kan afgeleid worden dat de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten laag is.

Conclusie

Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is, conform het Cultuurhistorisch Beleid, dan ook niet noodzakelijk. Het plangebied kan op archeologische gronden worden vrijgegeven. Mochten er tijdens het uitvoeren van de civiele werkzaamheden archeologische resten aangetroffen worden, dan geldt een meldingsplicht bij het bevoegd gezag (de gemeente Epe) volgens de Monumentenwet 1988, artikel 53 en 54.

4.7 Flora en fauna

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.
Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te
beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen. Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden.

Naast het soortenbeleid uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn wordt ook aandacht gevraagd voor de speciale beschermingszones uit deze regelgevingen, nu samengevoegd tot Natura 2000-gebieden. Deze zijn verwerkt in de Natuurbeschermingswet 1998 die oktober 2005 in werking is getreden. De Natura 2000 gebieden zijn beschermd conform de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Tevens horen tot de Natura 2000 gebieden alle natuurmonumenten die onder de vorige Natuurbeschermingswet vielen. Een ruimtelijke ingreep in of een activiteit in de buurt van (externe werking) een speciale beschermingszone mag niet plaatsvinden als deze negatieve effecten heeft op de speciale beschermingszone, tenzij het gaat om dwingende redenen van zwaarwegend maatschappelijk belang. In dat geval moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat en dat alle schade wordt gecompenseerd. Ook de Ecologische hoofdstructuur uit het Structuurschema Groene Ruimte en de Provinciale Omgevingsplannen genieten deze bescherming.

In aanvulling op de bestemmingsplanprocedure moet voor de uitvoering van alle ruimtelijke plannen worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of er verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.

Door AD.ECO ecologisch onderzoek en adviesbureau is onderzoek naar die natuurwaarden gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport van mei 2010. Het rapport is als bijlage aan de toelichting van dit bestemmingsplan gekoppeld. Hierna wordt ingegaan op de in het rapport beschreven conclusie.

Uit het onderzoek blijkt dat er geen nadelige gevolgen optreden voor vaatplanten. De huidige vegetatie zal zeker vooruitgaan bij het nieuwe beheer. De ingrepen worden als positief beoordeeld voor de flora.

'Overige' soorten zoogdieren (zoals egel, muizensoorten, kleine marterachtigen, mol, ree en haas) die in het gebied waargenomen zijn, genieten een lichte bescherming, waarvoor geen ontheffing hoeft te worden gevraagd. Na aanleg van de landschapselementen zal het gebied veel aantrekkelijke zijn voor zoogdieren.

Met betrekking tot vleermuizen wordt aangegeven dat er zes soorten zijn waargenomen (gewone- en ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis en baardvleermuis). De gewone dwergvleermuis en de laatvlieger zijn gebouwbewonende soorten (er zijn geen gebouwen aanwezig). De bomen zijn te jong om verblijfplaats te bieden aan boombewonende vleermuizen. Deze bomen blijven overigens gehandhaafd.

Er worden geen zomerverblijven van vleermuizen verwacht en er is met de realisatie van de plannen slechts positieve invloed op voorkomende soorten te verwachten.

Ten aanzien van vogels wordt opgemerkt dat de in het gebied voorkomende soorten niet door de tijdelijke storing worden bedreigd. Bij en goede inrichting en beheer zijn meer soorten te verwachte. Bij de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen. In het broedseizoen mag volgens de wet geen enkele vogelsoort gestoord worden dus mag dan alleen met het werk begonnen worden als aangetoond wordt dat er geen vogels broeden. Het broedseizoen wordt gerekend van 15 maart tot 15 juli.

De huidige biotoop is voor wat betreft amfibieën en reptielen alleen geschikt voor de bruine kikker en de gewone pad. Alle mogelijk soorten orden niet bedreigd in hun voortbestaan, waardoor geen ontheffing hoeft te worden gevraagd. Bij werkzaamheden aan het watersysteem moet wel rekening gehouden worden met de winterslaap en de voortplantingstijd, dus werkzaamheden in augustus tot oktober.

Met de voorgestelde biotoop en wanneer de Klaarbeek verder passeerbaar wordt, zal het plangebied geschikter zijn voor insecten en vissen. Nu worden geen bedreigde soorten verwacht.

Conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in de beschermingszone van het Nationaal Natuurnetwerk en nabij een Natura 2000 gebied. Dit is ook de reden om hier dit landgoed te ontwikkelen. Er is geen sprake van externe werking gezien de aard van de ingreep. Er is dus geen vergunning in het kader van de natuurbeschermingswet 1998 nodig. Het Nationaal Natuurnetwerk wordt door de aanleg van het landgoed een stuk op weg geholpen.

Soortbescherming
Niet bedreigde diersoorten
Er zijn geen floristische waarden in het plangebied waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd. De plannen bedreigen de in het gebied voorkomende insecten, amfibieën, vissen, reptielen en zoogdieren niet.

Vogels
Alle vogelsoorten zijn beschermd op basis van de Flora en faunawet. Daarmee is in principe iedere ontwikkeling moeilijk te realiseren. Toch zal ontwikkeling mogelijk moeten blijven. Er zal dus een goede afweging over de gevolgen moeten worden gemaakt.
Werkzaamheden in het terrein betekent tijdelijke verandering van het leefgebied van de voorkomende vogelsoorten. Dit zal geen relevante gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten of -populaties. De werkzaamheden mogen alleen in het broedseizoen begonnen worden als is aangetoond dat er geen vogels broeden.

Er hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.

4.8 Verkeer en vervoer

Met betrekking tot de bestaande infrastructuur zullen geen wijzigingen optreden. Het erf biedt voldoende ruimte voor informeel parkeren. Er worden geen parkeervakken gemarkeerd. De toegangsweg wordt (indien gewenst) van lage verlichtingselementen voorzien. De lichtbron is op de weg gericht en heeft zo min mogelijk uitstraling naar de omgeving. Op het erf bestaat de verlichting uit armaturen die aan de gevels bevestigd zijn. De toegangsweg maakt onderdeel uit van de bestemming wonen

Op enkele meters na het inrijden van de onverharde Paalbeekweg worden aan de rechterzijde vijf parkeerplaatsen aangelegd. Op de verbeelding worden deze parkeerplaatsen vastgelegd.

Op basis van de nieuwe situatie (één landhuis en parkeren voor bezoekers) zal het aantal verkeersbewegingen licht toenemen. Deze toename wordt aanvaardbaar geacht. Doordat er voldoende parkeergelegenheid bij het landhuis aanwezig is en het parkeren door bezoekers niet op de openbare weg plaatsvindt, wordt er geen hinder voor de omgeving verwacht. De Paalbeekweg is berekend op een geringe toename van het aantal verkeersbewegingen. De beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen zal geen nadelige effecten op de kwaliteit van de weg hebben.

Conclusie

De bestaande infrastructuur behoeft geen wijzigingen te ondergaan en zal niet lijden onder de geringe toename van het aantal verkeersbewegingen. De geringe toename zal geen onevenredige hinder voor de omgeving veroorzaken.

4.9 Luchtkwaliteit

Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen is opgenomen in de Wet milieubeheer en wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ (Wlk) genoemd. Deze wet is van kracht sinds november 2007. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wlk bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximum concentraties voor een aantal stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), het wegverkeer, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale bronnen. NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wegverkeer. Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij zolang de toename van de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de bouw van 1.500 woningen met één ontsluitingsweg of de bouw van kantoren met een oppervlakte van 100.000 m² met één ontsluitingsweg. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.

Conclusie

Het onderhavige project (de bouw van één landhuis) is aan te merken als een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

4.10 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet worden aangetoond of de bodemkwaliteit binnen het plangebied geschikt is voor het toekomstige gebruik. Een vroegtijdig inzicht in de kwaliteit van de ondergrond kan bovendien helpen om de kwaliteit van de bodem optimaal op het toekomstige gebruik af te stemmen. Voor dit bestemmingsplan is de kwaliteit van de bodem bepaald aan de hand van een verkennend bodemonderzoek (Bijlage 5, Kruse Milieu BV, 24 september 2012) en een aanvullend bodemonderzoek (Bijlage 7, FMA-Nilissen, 22 juli 2013). Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de Omgevingsdienst Veluwe IJssel (zie Bijlage 6 en Bijlage 8). Deze onderzoeken waren specifiek gericht op de locatie van de nieuwe woningen, de tuinen en overige aangrenzende privé gronden.

Bij het verkennend bodemonderzoek zijn in totaal 22 boringen verricht, waarvan 1 tot 5,2 meter diepte. Hiervan zijn 5 boringen afgewerkt tot peilbuis. Uit de analyse van deze boringen bleek dat de hypothese "onverdachte locatie" verworpen moet worden, omdat er sprake was van overschrijdingen van de achtergrond-, streef- en interventiewaarden.

Naar aanleiding van het verkennende bodemonderzoek is contact opgenomen met de Omgevingsdienst Veluwe IJssel. De provincie Gelderland heeft adviesbureau TAUW opdracht gegeven nader onderzoek naar te doen naar de mogelijke relatie tussen de aangetroffen waarden bij het verkennend bodemonderzoek en een grondwaterverontreiniging van VOCL aan de Achterste Molenweg. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat de grondwaterverontreiniging niet afkomstig kan zijn van de Achterste Molenweg, maar waarschijnlijk van een onbekende lokale bron.

Door FMA-Nillesen is aan aanvullend bodemonderzoek verricht. Doel van dit onderzoek was het vaststellen of op de onderzoekslocatie sprake is van een antropogene bron of verhoogde waarden aan vluchtige stoffen in de bodem welke onder invloed van uitdamping uit de bodem treden waarmee de aangetoond VOCL-verontreiniging in het grondwater is te verklaren of de gevolgen daarvan. Hiertoe zijn 23 boringen verricht. In de grondmonsters van de betreffende boringen (30-50 cm -mv) blijven de gemeten waarden van de onderzochte parameters allen beneden de achtergrondwaarde of de detectielimiet. In de grondmonsters van de boringen met een diepte van 50-70 en 70-90 cm -mv blijven de gemeten waarden van de onderzochte parameters allen beneden de achtergrondwaarde of detectielimiet. Er is geen sprake van het voorkomen van VOCL verontreinigde grond als gevolg van een antropogene bron of onder invloed van uitdamping van VOCL uit de bodem (grond/grondwater) op de onderzoekslocatie.

De conclusie uit het aanvullende bodemonderzoek luidt dat er onder voorwaarden geen aantoonbaar risico bestaat om de voorgenomen herinrichting van de onderzoekslocatie doorgang te verlenen. De voorwaarden zijn dat er geen beroering van het grondwater mag plaatsvinden en dat mogelijk toekomstige uitwaseming uit de bodem naar maaiveld of kruipruimte zoveel mogelijk wordt voorkomen. Geadviseerd wordt een dampdichte voorziening (folie) in de kruipruimte van de nieuw te bouwen panden aan te brengen teneinde risico's op eventuele uitdamping van vluchtige stoffen in de toekomst tegen te gaan.

Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten heeft de Omgevingsdienst Veluwe IJssel bij brief van 16 augustus 2013 (kenmerk 2013-070523, bijlage 8) het volgende te kennen gegeven: "Voor de bestemmingsplanwijziging is de verontreinigingsituatie voldoende in beeld, om te concluderen dat de grond geschikt is of geschikt is te maken voor het beoogde doel namelijk landgoed en de bouw van een woning".

Conclusie

Uit milieukundig oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De bodemkwaliteit wordt, onder voorwaarden, geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

4.11 Cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Landschap

Hogere en lagere, meer droge en nattere gronden liggen in en rondom het Tongerense Veen dicht bij elkaar. Door de dekzandruggen en de uitgesleten beekdalen wisselt het reliëf zich ook sterk af. Het terrein vormt één van de uitlopers van de hoger gelegen Veluwe. Het water wat op de stuwwal van de Veluwe in de grond zijgt, komt in dit type gebieden als kwelwater weer naar het oppervlak om vervolgens af te vloeien richting het lager gelegen oosten. De hoge kwaliteit van het water en de nagenoeg continue stroom van water zorgden ervoor dat het gebied zich ontwikkelde. Bronnen van kwelwater werden extra aangegraven om beken en gegraven sprengen van water te voorzien. Zo werden de Paalbeek en de Dorpsche beek gebruikt om molens aan te drijven, om te voorzien in schoon waswater en om landerijen te bevloeien met water met daarin meststoffen. Het laatste aspect is overigens niet geheel bevestigd, maar de structuur van de sprengen en beken wijst op een dergelijke functie. In het beekdal werden de gronden voornamelijk gebruikt als wei- en hooilanden (zie ook figuur 3.11). De gronden waren te nat om akkerbouw te kunnen bedrijven. Een strikte aparte verkaveling was in eerste instantie niet aan de orde. Gemeenschappelijk gebruik (marken) vond tot ver in de 19e eeuw, net als de op de heidegronden, plaats. Vanaf 2e helft 19e eeuw is een voorzichtige verkaveling te zien. In hoofdzaak werden de gronden als weiland gebruikt. Door veranderende omstandigheden in de landbouw, waaronder de komst van de kunstmest en betere ontwateringsmethoden en de onttrekkingen van de sprengen en beken, werd het Tongerense veen steeds meer in cultuur gebracht (bron: Cultuurhistorische effectrapportage Landgoed De Pirk, Cultuurland Advies).

Het plangebied van landgoed 'Beekdal' past binnen deze ontwikkelingen. Het deelgebied vormde onderdeel van de grotere ontwikkeling in het beekdal. De reeks Bonnekaarten geven een helder overzicht hiervan. Het landbouwareaal wordt in de periode tussen 1872 en 1933 langzaam uitgebreid evenals de bebossing op de hoger gelegen delen. De bodemkaart laat voor het plangebied drie typen bodems zien: beekeerdgronden, moerige eerdgronden en laarpodzolgronden. De genoemde typen gronden komen veelal voor in erosiedalen, de laagst gelegen landschapsdelen. Ze sluiten aan bij het type grondgebruik en de mate van ontwikkelingen door de eeuwen heen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG029LandgdBeekdal-VBP1_0018.png"

Afbeelding 3.11: Fragment 1872 (bron: www.topotijdreis.nl)

Wonen

Het plangebied ligt dicht bij Wissel. Wissel werd vroeger beschouwd als een echte woonplaats, maar in de negentiende en twintigste eeuw veranderde dat langzaam. Wissel heeft een archeologisch monument, te weten een terrein met drie sterk verstoorde heuvels (grafheuvels) in heide bij Heidebad onder 'Tongeren' uit de Bronstijd. In Wissel hebben twee korenmolens/papier molens gestaan. De Zuidelijke molen is aangelegd in 1615 door Casper Weydeman (Wedeman). In 1648 is bij deze korenmolen een papiermolen bij gebouwd In 1675 wordt in opdracht van eigenaar Jan Berends (van Wissel) de korenmolen tot papiermolen verbouwd. Vanaf 1881 is de molen een fabriek voor houtbewerking en de noordelijke korenmolen is circa 1648 gebouwd. In 1675 wordt in opdracht van de eigenaar van Berends (van Wissel) de korenmolen verbouwd tot papiermolen. In 1895 wordt de molen ingericht tot wasserij. Op een historische kaart uit 1899 uit 1890 (figuur 3.11) is door middel van een rode cirkel globaal de ligging van Landgoed Beekdal weergegeven. De gronden werden agrarisch gebruikt en er waren weiden met sloten aanwezig (bron: CHER Plangebied De Waayenberg, Molenweg 2 te Wissel (Epe) gemeente Epe, Hamaland Advies).

Landgoed Beekdal ligt in een open beekdal tussen hoger gelegen dekzandruggen. Door het stopzetten van agrarische bedrijven, het verdwijnen van streekeigen kenmerken en o.a. het verliezen van recreatie- en natuurwaarden zijn nieuwe impulsen nodig om de kwaliteiten in het buitengebied te waarborgen. Met het nieuwe landgoed worden de recreatie- en natuurwaarden hersteld. De Klaarbeek die binnen het plangebied ligt, sluit aan op de verlegde Klaarbeek binnen landgoed 'De Pirk'. De openheid van het beekdalgebied wordt vastgelegd in het voorliggende bestemmingsplan, waardoor de cultuurhistorische elementen (beken en openheid) veilig gesteld worden. De belevingswaarde van het gebied zal hierdoor toenemen.

In het gebied zijn verder geen of nauwelijks cultuurhistorische waarden te vinden. Alleen de historische ligging van de Paalbeekweg is goed zichtbaar. Het profiel en het tracé van deze weg veranderen niet.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat Landgoed Beekdal geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden. De versterking van de recreatie- en natuurwaarden geeft juist een positieve impuls aan deze waarden.

Hoofdstuk 5 Toelichting op het plan

5.1 Algemeen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en procedureregels) en overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit bestemmingsplan opgenomen:

  • Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap
  • Natuur
  • Tuin
  • Water
  • Wonen

De RO Standaarden van 2012 zijn in dit plan toegepast.

5.2 Opzet en toelichting regels

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Artikel 1. Begrippen

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Artikel 2. Wijze van meten

Dit artikel wordt onder meer aangegeven op welke wijze een hoogte, inhoud of oppervlakte gemeten moet worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

In zijn algemeenheid geldt dat het gehele plangebied binnen een gebied ligt dat mede aangeduid is als 'natte landnatuur'. Deze gronden zijn bestemd voor de bescherming van de vochtgebonden natuurlijke waarden. Omdat alle enkelbestemmingen binnen die aanduiding liggen, zijn alle enkelbestemmingen ook mede bestemd voor de bescherming van de vochtgebonden natuurlijke waarden. Met deze bescherming wordt voldaan aan het beleid van de provincie. In het Waterhuishoudingsplan van de Provincie Gelderland is namelijk beleid opgesteld voor onder andere de natte landnatuurgebieden en beschermingszones rond deze natte natuurgebieden. In de algemene afwijkingsregels is mede bepaald dat bij de toepassing van een afwijking geen onevenredige aantasting van de vochtgebonden natuurlijke waarden in het plangebied mag ontstaan.

In dit hoofdstuk zijn de volgende bestemmingsregels opgenomen.

Artikel 3. Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

De belangrijkste functie zal het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde van de gronden zijn. Ook het weiden van vee is mogelijk. Boomteelt is niet toegestaan. De waterhuishouding en extensieve (dag)recreatie maken eveneens onderdeel van de functieomschrijving.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' wordt ook een folly mogelijk gemaakt. Een folly is een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard. De locatie van de folly is op de verbeelding aangegeven en komt overeen met de Totaalvisie.

De hoogte van bouwwerken bedraagt niet meer dan 1 m. De folly mag maximaal 5 m hoog worden.

Artikel 4. Natuur

Het nieuwe landgoed heeft als belangrijke drager natte natuur. Door de unieke ligging, en door de aanwezigheid van een beek is het terrein uitstekend geschikt voor het aanleggen van natte natuur. De natte natuur op landgoed 'Beekdal' ligt met name langs de nieuwe beekloop. Binnen die zone zijn laagtes aanwezig die voor plas-dras situaties kunnen zorgen. Deze plas-draszones kunnen moerasvegetaties en fauna van natte milieus zich ontwikkelen. De vernieuwde beekloop sluit naadloos aan op de verlegde Klaarbeek op landgoed De Pirk. Op de verbeelding zal de openheid van dit gebied kenbaar gemaakt worden door de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beekdalgebied met openheid'. Hoog opgaande beplanting is in beginsel niet mogelijk. Slechts op enkele punten kunnen in overeenstemming met het landschap bijvoorbeeld bomen geplant worden. Op het landgoed zullen diverse solitaire of kleine groepen van bomen worden aangeplant. De enkele bestaande bomen binnen het gebied blijven gehandhaafd.

Artikel 5. Tuin

Direct aansluitend op de bebouwing zijn de gronden bestemd voor 'Tuin'. De aarden wal, die fysiek het onderscheidt vormt tussen het privégedeelte van het landgoed en het landgoed, ligt volledig binnen de bestemming 'Tuin'. Door de gekozen opzet kunnen binnen de bestemming tuin alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, zoals erfafscheidingen. Hierbij zal vanzelfsprekend rekening gehouden moeten worden met de beeldkwaliteit. Er mogen geen prefab houten schuttingen worden toegepast. Tuinafschermingen dienen als onderdeel in de architectuur van de woning te worden meegenomen. Afschermingen kunnen gerealiseerd worden door gebruik te maken van losse beplanting of geschoren hagen (buxus, hulst of beuk).

Afwijkende bouw in de vorm van een folly is mogelijk daar waar dat op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 6. Water

De aanwezigheid van de Klaarbeek op het landgoed biedt kansen om deze beek, geheel in stijl met het hedendaagse waterbeheer, meer ruimte te geven. De beek stroomt op een natuurlijke manier over het landgoed (licht meanderend). De nieuwe beekloop zal er voor zorgen dat er op kleine schaal een bijdrage wordt geleverd aan waterberging en het verbeteren van de waterkwaliteit. Het geven van ruimte aan het water, waardoor het langer vast gehouden wordt in het gebied zelf, sluit naadloos aan op het overheidsbeleid van vasthouden, bergen en afvoeren.

Artikel 7. Wonen

Voor het te bouwen landhuis is de bestemming 'Wonen' gekozen. Dit is vooral gelegen in het feit dat de inhoud van het landhuis niet meer wordt dan 900 m³. De bouw- en goothoogte bedragen niet meer dan 5 m en 10 m. Bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak toegestaan. Het plan voldoet aan die maatvoering. De bouw- en goothoogte bedragen voor bijgebouwen respectievelijk 8 m en 3,5 m.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden ook voor het gehele plangebied en bevatten:

Artikel 8. Anti-dubbeltelregel

Grond de één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

Artikel 9. Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

Artikel 10. Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels zijn verschillende gebiedsaanduidingen benoemd. Deze hebben betrekking op de ecologie, curltuurhistorie, landschappelijke en natuurlijke waarden en waardevol landschap.

Omdat de gronden van het plangebied volgens de provinciale omgevingsverordening binnen de 'overige zone - groene ontwikkelingszone' liggen, is het gehele plangebied binnen deze zone geprojecteerd. Binnen de 'groene ontwikkelingszone' liggen de gebieden voor ehs - natuur en het verwevingsgebied. Ook de natte landnatuur ligt binnen deze zone.

Binnen de zone voor cultuurhistorie, landschappelijke en natuurlijke waarden zijn de beekdalen opgenomen. Deze zones hebben een nat karakter en zijn mede bestemd voor natuurontwikkeling, open uitstraling (gras-, wei- of hooiland), elzensingels, cultuurhistorische elementen (sprengen), herkenbaarheid boven-, midden- en benedenloop van het beekdal.

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevol landschap' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap.

Artikel 11. Algemene afwijkingsregels

Binnen de regels zijn algemene afwijkingsmogelijkheden voor burgemeester en wethouders opgenomen. Deze afwijkingsmogelijkheden komen neer op de binnen de gemeente Epe gebruikelijke en gehanteerde afwijkingsmogelijkheden.

Artikel 12. Algemene wijzigingsregels

Met deze bevoegdheid voor burgemeester en wethouders kunnen wijzigingen van grenzen mogelijk gemaakt worden. Voor bestemmingsgrenzen geldt een maximum van 5 m. Bouwgrenzen mogen met niet meer dan 10 m worden verschoven. Daarnaast kunnen kleine gebouwen van openbaar nut met deze regels worden toegelaten.

Artikel 13. Algemene procedureregels

In deze regels is bepaald op welke wijze de procedure gevoerd dient te worden in het geval nadere eisen opgelegd worden (artikel 13.1).

In deze regels zijn ook werken en werkzaamheden opgenomen waarvoor een vergunningplicht geldt (artikel 13.2).

Artikel 14. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De belangrijkste omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden zijn overzichtelijk opgenomen in artikel 14 van de planregels. Voor de agrarische gronden zijn deze vergunningen gekoppeld aan de aanduidingen voor de zones uit het landschapsontwikkelingsplan (zie paragraaf 3.1.2 ). Werkzaamheden die de kwaliteiten van deze landschappen kunnen aantasten zijn dan gekoppeld aan een vergunning. Dat betekent niet dat deze werkzaamheden niet zijn toegestaan, maar dat vooraf moet worden afgewogen in hoeverre aantasting van de landschapskwaliteiten plaatsvindt. Als dat niet het geval is, kan een omgevingsvergunning worden verleend. Of dat de werkzaamheden anders worden uitgevoerd, zodat er geen aantasting plaatsvindt.

Daarnaast geldt ook een stelsel van omgevingsvergunningen voor de aanduiding 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur'. Hierbij wordt beoordeeld of de kwaliteiten van het naastgelegen natte natuurgebied door de voorgenomen werkzaamheden negatief worden beinvloedt. Het stelsel van omgevingsvergunningen betreft dus vooral werkzaamheden die de waterhuishouding kunnen beinvloeden. Daarnaast hebben aanwezig kleischotten ook invloed op de waterhuishouding. Bij graafwerkzaamheden binnen deze aanduiding moet de aanvrager middels onderzoek aantonen dat deze werkzaamheden geen invloed hebben op de mogelijk aanwezige kleischotten en daarmee geen negatief effect hebben op de waterhuishouding.

Het kan dus voorkomen dat er een omgevingsvergunning nodig is voor zowel een landschapszone als de beschermingszone natte landnatuur. Dat betekent dat bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zowel getoetst moet worden op de effecten voor de landschapskwalititeiten als de effecten op de natte landnatuur.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels (artikel 14) is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel (artikel 15) wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.3 Overige bijzonderheden

Naast de specifiek voor dit plan bedoelde regels, wordt ook bestaand beleid in de gemeente Epe meegenomen, zoals het Prostitutiebeleid 2000+.

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft met de gemeente Epe een anterieure overeenkomst gesloten waarin de exploitatie van het nieuwe landgoed 'Beekdal' aan de Paalbeekweg te Epe is beschreven. Hieronder is de zakelijke inhoud van die overeenkomst weergegeven.

Inhoud

De gemeente Epe heeft ten behoeve van het oprichten van het nieuwe Landgoed Beekdal aan de Paalbeekweg te Epe met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst getekend, als bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening, alsmede een overeenkomst aanleg en duurzame instandhouding Landgoed Beekdal. In de overeenkomsten zijn de voorwaarden geregeld waaronder de gemeente Epe bereid is mee te werken aan een bestemmingsplanherziening om de ontwikkeling mogelijk te maken.

Het beoogde project voorziet in de realisatie van een nieuwe landgoed, waarbij 5 ha nieuw natuur wordt aangelegd. Binnen het plangebied blijft circa 4 ha als agrarische grond behouden. Zoals gesteld gaat het niet meer om de bouw van één landhuis met twee kleinere woningen, maar om één landhuis. Het landgoed wordt in de toekomst opengesteld voor publiek. Binnen het landgoed is een wandelpad opgenomen die aansluit op het wandelpad op Landgoed De Pirk. De gemeente heeft geen ruimtelijke bezwaren tegen de realisering van het plan. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeente de kosten die zij moet maken in het kader van haar publiekrechtelijke taak te verhalen op de initiatiefnemer. De getekende overeenkomst voorziet hierin. Tevens is in de overeenkomst opgenomen dat de initiatiefnemer verantwoordelijk is voor het uitvoeren en aanleveren van de benodigde onderzoeken in het kader van de ruimtelijke procedure.

Aanleg en duurzame instandhouding

De gemeente heeft de bevoegdheid om in een overeenkomst eisen op te nemen betreffende de inrichting van de locatie. In het voorliggende geval is onder andere overeengekomen dat de initiatiefnemer zorgt voor de aanleg van een natuurweide en nat hooiland. Tevens dient de initiatiefnemer het open karakter van het beekdal te behouden. Eén en ander is vervat in een inrichtings- en onderhoudsplan welke deel uit maakt van de overeenkomst. Wanneer het landgoed gerangschikt als NSW-landgoed zal het duurzaam in stand moeten worden gehouden.

Kettingbeding en boetebepaling

Om er zeker van te zijn dat de verplichtingen uit de overeenkomsten ook gelden voor eventuele rechtsopvolgers van de initiatiefnemer is in de overeenkomst een kettingbeding opgenomen. Daarnaast is een boetebepaling opgenomen voor het niet nakomen van de overige verplichtingen, zoals de locatie-eisen en de instandhoudingverplichting.

Het opgenomen kettingbeding en boetebeding zien toe op de duurzame aanleg en instandhouding van het landgoed. Dit komt overeen met de in de Structuurvisie Gelderland neergelegde visie ten aanzien van nieuwe landgoederen.

In lijn met de Wet ruimtelijke ordening heeft de zakelijk omschrijving van de overeenkomst gedurende twee weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen reacties ingebracht. Daarnaast is overeengekomen dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. Op basis van de gemaakte afspraken kan gesteld worden dat de gemeente Epe geen financiële risico's loopt. Het plan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerp heeft met ingang van 2 maart 2016 gedurende zes weken voor inspraak ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft ook het wettelijk overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden.

7.1.1 Resultaat inspraakreactie

Gedurende de bovengenoemde periode is 1 inspraakreactie ingediend. De reactie is binnen de gestelde termijn ingediend. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro zijn drie overlegreacties ingediend.

Van de binnengekomen reacties wordt in de Nota inspraak en overleg een samenvatting weergegeven, voorzien van een gemeentelijke reactie. De Nota inspraak en overleg is als Bijlage 9 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Landgoed Beekdal heeft vanaf 5 oktober 2016 op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze tegen het plan naar voren gebracht.

Uit de zienswijze kwam naar voren dat de regels van het bestemmingsplan geen duidelijkheid boden over het aantal te realiseren woningen in het plangebied. Daarnaast werd in de zienswijze gewezen op de begripsbepalingen die onvoldoende eenduidig waren. Op basis van de zienswijze zijn de regels aangepast, zodat duidelijk is dat het in het voorliggend plan slechts gaat om de realisatie van één landhuis met één woning. Daarnaast is de begripsbepalingen aangepast en in overeenstemming gebracht met het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Voor een uitgebreide samenvatting met beantwoording van de zienswijze wordt verder verwezen naar de Zienswijzennota ontwerp bestemmingsplan Landgoed Beekdal, die als Bijlage 10 bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Het ontwerp bestemmingsplan is op basis hiervan gewijzigd vastgesteld.