Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: 2e Partiële herziening bestemmingsplan Waterlanden I
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0230.PH2WATERLANDENI-VST1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1       plan:
het bestemmingsplan, 2e partiele herziening bestemmingsplan Waterlanden I met identificatienummer NL.IMRO.0230.PH2WATERLANDENI-VST1 van de gemeente Elburg;
 
1.2       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
   
1.3       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5       achtererf:
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen achter de achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voor- of zijerf;
 
1.6       achtergevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de van de wegzijde afgekeerde bebouwingsgrens van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
 
1.7       ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.8       ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
 
1.9      antenne:
een constructie bestaande uit een mast, een vang- en zenddraad of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
 
1.10      bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.11      bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
 
1.12      bebouwingsgrens:
de op de verbeelding blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijnen, welke bij het bouwen niet mogen worden overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan;

1.13      bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie
behoudt;
 
1.14      beroepsmatige activiteit in of bij een woning:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
 
1.15      bestaand:
- ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht legaal aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
- ten aanzien van het overige legaal gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
 
1.16      bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.17      bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.18      bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel al dan niet aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak waarbij sprake is van functionele verbondenheid met het zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw;
 
1.19      blok:
twee of meer aaneengesloten woningen en/of andere hoofdgebouwen;
 
1.20      bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.21      bouwgrens:
de grens van een bouwvlak of bouwstrook;
 
1.22      bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd;
 
1.23      bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.24      bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.25      bouwvlak of bouwstrook:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; tenzij in deze regels anders is bepaald;

1.26      bouwwerk:
elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.27      detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.28      erf:
de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen ander hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming;
 
1.29      gestapelde woningen:
woningen in een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, met de daarbij behorende bergingen;
 
1.30      gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.31      groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven, instellingen of personen, ter aanwending in één of andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.32      hobbymatig gebruik:
gebruik uitsluitend voor eigen en kleinschalig gebruik. Er mag geen sprake zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet Milieubeheer (bedrijfsmatige activiteit, of een activiteit alsof zij bedrijfsmatig was);
 
1.33      hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
 
1.34      luifel
een overkapping zonder eigen wanden behorende bij een gebouw al dan niet gesitueerd tegen één gevel van dat gebouw;
 
1.35      onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, woonboten, toer- en stacaravans, kampeerauto's, salonwagens en woonwagens, loodsen, keten, tenten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
 
1.36      overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;
 
1.37      peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;

1.38      perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;
 
1.39      praktijkruimte:
bedrijfsruimte ten behoeve van beoefenaren van vrije beroepen, zoals artsen, tandartsen, architecten, accountants en daarmee gelijk te stellen beroepen;
 
1.40      prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.41      seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
  • een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een privé-huis of een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een seksautomatenhal;
  • een sekstheater, seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
 
1.42      straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (openbare) nutsvoorzieningen;
 
1.43      voorerf:
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen vóór de voorgevelrooilijn(en);
 
1.44      voorgevel:
  1. de gevel aan de voorzijde van een gebouw;
  2. de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.45      voorgevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de naar de wegzijde toegekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
 
1.46      Wet geluidhinder:
wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder (Stb. 1979, 99);
 
1.47      woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van maximaal één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
 
1.48      Woningwet:
wet van 29 augustus 1991 (Stb. 1991,439);
 
1.49      zij-erf
het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen naast de zijgevel, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voorerf.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1       de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens:
 
wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens; luifels, balkons en dakoverstekken tot maximaal 1 meter uit de gevel niet meegerekend.
 
2.2       de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
 
wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
 
2.3       de dakhelling:
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4       de bouwhoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5       de breedte van een gebouw:
 
wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
 
2.6       de goothoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.7       de inhoud van een bouwwerk:
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.8       de nokhoogte:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.9       de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.10      de verticale bouwdiepte:
vanaf het peil tot de bovenkant van de onderste vloer van het gebouw.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. tuinen;
met daaraan ondergeschikt:
b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
c. andere bouwwerken, tuinen en erven. 
 
3.2 Bouwregels
 
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Tuin' is aan een aantal regels gebonden.
 
3.2.1     Luifels
Aan de voor- of zijgevel van het bijbehorende woonhuis mag een luifel worden gebouwd, die:
  1. een diepte mag hebben van maximaal 1,00 meter;
  2. een breedte mag hebben van maximaal 1/3 deel van de breedte van de gevel van het bijbehorende woonhuis;
  3. een bouwhoogte hebben van maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van het woonhuis.
3.2.2     Andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken
maximale bouwhoogte
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw
1 m.
overige erf- en perceelafscheidingen
1 m.
 
3.2.3     Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen en straten;
b. voet- en rijwielpaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
e. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
f. andere bouwwerken en erven.
 
4.2 Bouwregels
 
Andere bouwwerken:
  1. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 1,00 meter;
  2. een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  3. een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  4. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
4.3 Nadere eisen
 
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het eerder bepaalde ten behoeve van:
  1. de bouw van:
    1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  2. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.  
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daaraan ondergeschikt:
b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
c. bijbehorende bouwwerken, overkappingen, andere bouwwerken, tuinen en erven.
  
5.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
 
5.2.1     Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en/of -stroken;
  2. het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  3. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende bouwaanduiding 'twee-aaneen' [tae] zijn de in lid 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor twee aaneengesloten woningen;
  4. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende specifieke bouwaanduiding vrijstaand of twee-aaneen’ [sba-vot] zijn de in lid 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor twee aaneengesloten woningen of voor vrijstaande woningen;
  5. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende bouwaanduiding 'vrijstaand' [vrij] zijn de in lid 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor vrijstaande woningen;
  6. de goot- bouwhoogte van het hoofdgebouw ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende maatvoeringaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m), mag niet worden overschreden;
  7. de afstand van (uitbreidingen van) het hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste te bedragen:
  1. bij vrijstaande woningen: 3 meter;
  2. bij blokken van maximaal twee aaneengesloten woningen: 3,00 meter,
  3. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geringer is dan hierboven is aangegeven, dan mag deze bestaande afstand niet worden verkleind.
5.2.2     Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. op een afstand van 1,00 meter tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 50 m² bij een perceel kleiner dan 500 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel groter dan of gelijk aan 500 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 125 m² bij een perceel groter dan of gelijk aan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat een aaneengesloten grondoppervlakte van 35 m² van het achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 4. mag op een perceel kleiner dan 500 m² in ieder geval een bijgebouw van 6 m² worden gebouwd;
  4. bij aangebouwde bijgebouwen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter, of niet groter dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  5. als het om vrijstaande bijgebouwen gaat een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
5.2.3     Overkappingen
  1. Overkappingen mogen:
    1. een bouwhoogte van maximaal 2,70 meter hebben;
    2. op een afstand van 1,00 meter tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd en achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn, niet zijnde de rooilijn welke is gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning;
  2. de oppervlakte van alle overkappingen samen mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.
5.2.4     Andere bouwwerken
a. een erf- en terreinafscheiding mag:
  1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
  2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
b. een ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3.00 meter.
 
5.3 Nadere eisen
 
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.
 
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep of bedrijf waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
  1. de grondoppervlakte bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
  2. er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
  3. er vindt geen gebruik plaats dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
  4. er mag geen detailhandel, kappersactiviteiten of horeca plaatsvinden;
  5. er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
  6. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
  7. geen reclame uitingen worden aangebracht.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel bouwvlakken en/of stroken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuiving in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak en/of stroken met maximaal 10% zal worden gewijzigd;
  2. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.
5.6       Afwijkingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid van het plan af te wijken indien de afwijking betrekking heeft op:
het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor de bouwhoogte van hoofdgebouwen met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
  
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, mits de overschrijding niet meer dan 25 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en luifels mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 85 cm.
7.2 Meetverschil
 
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of -stroken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden respectievelijk een seksinrichting;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
8.2 Afwijkingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders wijken, behoudens voor wat betreft doeleinden als bedoeld onder 8.1.c, af van het bepaalde in lid 8.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Afwijkingsregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of overtuigende esthetische redenen noodzakelijk is of indien de bestaande situatie hiertoe aanleiding geeft;
  2. de bestemmingsregels met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3,00 meter;
  3. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet groter is dan 3,00 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15,00 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
  4. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en pergola's, wordt vergroot tot maximaal 5,00 meter.
9.2 Toetsingscriteria
 
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Overige regels
  
10.1 Uitsluitend aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
  
11.1 Overgangsregels bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
11.2 Overgangssregels gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '2e partiele herziening bestemmingsplan Waterlanden I'.
 
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Elburg op 23 mei 2016.