Plan: | Tempelweg 7A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPTEMPELWEG7A-VST1 |
Aan de Tempelweg 7 en 7a staat een voormalig agrarisch bedrijf. Het gaat om een boerderij op een terp en diverse schuren. Het achterhuis wordt bewoond.
De gemeente Elburg heeft zogeheten VAB-beleid: ter compensatie van het slopen van voormalige agrarisch bebouwing mag één of meer woningen worden gebouwd.
Op basis van dit beleid is door initiatiefnemer gevraagd om medewerking te verlenen aan het slopen van een aantal schuren, en een kleine vrijstaande woning te mogen bouwen.
In eerste instantie hebben het Gelders Genootschap en het Oversticht een opzet gemaakt voor een nieuw erf, waarna op 11 augustus 2020 heeft college het besluit genomen om onder voorwaarden medewerking te willen verlenen (zie Bijlage 1).
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018' is de voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk. Het geldende bestemmingsplan dient hiervoor herzien te worden. Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.
Het plangebied aan de Tempelweg 7A, is gelegen in het buitengebied van de gemeente Elburg, aan de noordzijde van Oostendorp, op de grens van de gemeente Oldebroek
Ligging plangebied (rode cirkel)
Op de navolgende afbeelding is het perceel aan de Tempelweg 7A te zien vanuit de lucht.
Luchtfoto van het plangebied
Kadastrale gegevens
Het perceel is kadastraal bekend:
Gemeente : Elburg
Sectie : E
Nummer : 119, 120 en 121
Kadastrale kaart
Voor het plangebied aan de Tempelweg is het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018' van toepassing. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Elburg op 28 januari 2019. Het plangebied heeft op basis van het geldende bestemmingsplan de enkel bestemmingen 'Agrarisch' met functieaanduiding 'openheid', 'Groen - Landschappelijke beplanting' en 'Wonen' met de aanduiding' maximum aantal wooneenheden 2'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie AMK', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Waardevol landschap'.
Uitsnede geldend bestemmingsplan (www.ruimtelijkeplannen.nl)
De bestaande en toekomstige situatie wordt in hoofdstuk 2 beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. In hoofdstuk 4 komen de onderzoeksaspecten aan de orde. Daarna wordt in hoofdstuk 5 een toelichting gegeven op de regels. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op het vooroverleg, inspraak en zienswijzen.
Het plangebied is gelegen aan de Tempelweg 7a, buiten de bebouwde kom van Elburg. Binnen het plangebied is bebouwing aanwezig in de vorm van een schuur bekleed met damwanden, een houten kapschuur met golfplaten dak en een houten schuur met golfplaten dak. Er is vegetatie aanwezig in de vorm van grasveld en een drietal beukenbomen. Navolgende foto geeft een overzicht van het plangebied.
Hierna volgt een 3D-luchtfoto van het plangebied
Locatie en gebouwen
Het erf is gelegen op een rechthoekig perceel, een groen eiland in het open polderlandschap. In het open landschap bevinden zich enkele woonpercelen. Op dit perceel zijn twee woningen gelegen. Een jonge burgerwoning en de boerderij van Tempelweg 7 en 7a. Het is een karakteristieke boerderij gelegen op een terp. De boerderij is georiënteerd op de Tempelweg en wordt dubbel bewoond. Op het erf staan diverse schuren, een grote en een aantal kleinere. Deze worden allemaal gesloopt in kader van de functieverandering, behalve een garage.
Hoewel de boerderij geheel bewoond wordt is er nog een duidelijk onderscheid in ‘voor’ en ‘achter’ op het erf. De voorzijde (van oorsprong woonzijde en sierzijde) is duidelijk herkenbaar door de oriëntatie, gevelindeling en boomgaard. De achterzijde (de werkzijde en meer informele zijde) is eenvoudig ingericht en wordt gedomineerd door de grote schuur.
Landschap
De locatie ligt in het halfopen kampenlandschap. Het landschap heeft hier lange tijd onder invloed gestaan van de Zuiderzee. De polders zijn in de middeleeuwen ontgonnen. Bebouwing ontstond op de hoger gelegen zandruggen, veiliger voor de dynamiek van de Zuiderzee. De oude boerderijen liggen op terpen in het landschap. Zo ontstond een bijzonder contrast tussen de open polders, weiden en hooilanden, gescheiden door sloten en de meer besloten zandruggen met bebouwing, erfbeplanting en perceelgrensbeplanting.
Ook de Tempelweg is herkenbaar als meer besloten zandrug in de open polder. De locatie ligt nu aan het einde van de Tempelweg maar is ook ooit ontsloten geweest vanaf de Winterdijk in Oosterwolde. Dat is nu een recreatief pad. De locatie ligt als een groen eiland in de polder. De boerderij op een terp, de naast gelegen jongere woning staat op maaiveld. Het gehele perceel ligt hoger dan de rest van de polder.
Om een extra woning te mogen realiseren moet in totaal 2.450 m3 aan bedrijfsbebouwing worden gesloopt. Deze te slopen bebouwing bevindt zich op eigen terrein. In navolgende afbeelding is weergegeven welke bebouwing wordt gesloopt en hoeveel m3 het betreffende gebouw is.
.
Overzichtstekening te slopen bebouwing
In de navolgende tabel wordt per te slopen gebouw weergegeven hoeveel m3 er wordt gesloopt.
Gebouw | m3 te slopen bebouwing | |
A | 35 | |
B | 21 | |
C | 2.100 | |
D | 138 | |
E | 237 | |
Totaal | 2.531 |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat wordt voldaan aan de voorwaarde van 2.450 m3 sloopmeters.
Behalve de sloop van een deel van de aanwezige bebouwing dient er voor gezorgd te worden dat er sprake is van kwaliteitswinst voor het landschap. Daarom is door Stichting Landschapsbeheer Gelderland een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie Bijlage 3), welk als voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Bij het landschappelijk inpassingsplan is rekening gehouden met gebiedseigen beplanting.
Landschappelijk inpassingsplan (rood = nieuwe woning / donker grijs = bestaande woning)
Op de navolgende afbeelding wordt een globale doorsnede van het geheel weergegeven, links de bestaande woning, vervolgens de schuren behorende bij de woningen en uiterst rechts de nieuw te bouwen woning.
Hierna de indicatie gevelbeelden, plattegrond en doorsnede van de nieuw te bouwen woning.
De woning wordt gebouwd als een seniorenwoning met slaapkamer en douche op de begane grond. De goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk bijna 3 en 7 meter.
Hierna volgt een impressie van de woning.
Duurzaamheid
Het streven is om de woning te realiseren met aandacht voor energie en klimaat. Door te bouwen met de standaard van de toekomst is de woning voorbereid op klimaatverandering en heeft het een hogere toekomstwaarde. Uitgangspunt in het plangebied is 'nul-op-de-meter' woning. De woning is veel beter geïsoleerd en er wordt geen aardgas gebruikt. Zonnepanelen en/of een elektrische warmtepomp dragen bij aan een beter wooncomfort.
Vormgeving van de bebouwing
De nieuwe woning heeft een landelijke uitstraling met enkelvoudige hoofdvorm. Eén bouwlaag met zadeldak. De kleuren en natuurlijke materialen van de bebouwing komen overeen met die in de omgeving (aardetinten). De nieuwe bebouwing heeft stijlovereenkomsten met bebouwing in de omgeving. De maximale inhoud van de reguliere woning bedraagt 500 m³ en de woning heeft een maximale goot- en bouwhoogte van 3 en 7 meter.
Op rijksniveau is op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het meest relevante beleidsdocument. Daarnaast bevatten het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening ruimtelijk relevante aspecten. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om kaders te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken .
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) schetst de rijksoverheid hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft de rijksoverheid in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:
Door de herontwikkeling van het plangebied ontstaat een leefbare en veilige omgeving.
Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder genoemde onderwerpen als de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Het initiatief is niet in strijd met de SVIR en het Barro.
Besluit ruimtelijke ordening
In artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, moet de benutting van ruimte in alle ruimtelijke besluiten worden gemotiveerd.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Met dit bestemmingsplan zijn er één extra woning mogelijk gemaakt. Toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is niet nodig voor de beoogde ontwikkeling, omdat het aantal extra woningen niet meer dan 11 woningen bedraagt.
In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Omgevingsvisie en -verordening en de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 (hierna: de omgevingsvisie Gelderland) is een omgevingsvisie van de provincie Gelderland. De provincie wil Gelderland in de toekomst 'gaaf' houden en staat voor stevige uitdagingen. Er zijn grote, verscheidene ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dit wil de provincie realiseren door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier uitvoering aan:
Ambitie:
De omgevingsvisie Gelderland is verder uitgewerkt in vier zogenaamde 'doe-principes':
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan(nen) op deze regels afstemmen.
Wonen
In artikel 2.2.1.1 (Wonen) is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het Regionaal Programma Wonen. Het gaat om alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing, vrijkomende agrarische bebouwing etc.
Toetsing
Eén van de doelstellingen uit de Omgevingsvisie betreft het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Daarbij is het van belang om te ontwikkelen met kwaliteit en recht te doen aan de kwaliteiten van het gebied.
Dit plan zorgt er voor dat er sprake is van landschapsverbetering. Dit wordt bereikt door het verwijderen van diverse opstallen en het landschappelijk inpassen van de nieuwe woning.
De ontwikkeling past daarmee binnen de kaders van de Omgevingsvisie Gelderland.
Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Veluwe. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van dit landschap te behouden en waar mogelijk verder te ontwikkelen. Behoud wordt bereikt middels een regel in de Omgevingsverordening die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten behouden of versterken.
De belangrijkste kernkwaliteiten van het Nationaal landschap Veluwe zijn het grote, aaneengesloten bosgebied en actieve stuifzanden en het open en gesloten landschap. Voor het plangebied geldt in het bijzonder het waardevolle open landschap. Met de beoogde ontwikkeling neemt de bebouwing in het plangebied af en wordt het plangebied landschappelijk ingericht. Om die reden zal geen sprake zijn van een negatieve invloed op genoemde kernkwaliteit.
De provincie Gelderland heeft de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (hierna: het GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. De provincie Gelderland richt zich op het realiseren van een robuust GNN met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, zoals wonen, bedrijven en infrastructuur heet de Gelderse Groene Ontwikkelzone (hierna: de GO). In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. Ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van de GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Het plangebied is geen onderdeel van beschermde natuurgebieden. In de omgeving liggen verscheidenen onderdelen van Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De afstand tot het GNN bedraagt circa 320 meter, voor Natura 2000-gebied Veluwerandmeren is deze afstand circa 1.600 meter.
Ligging plangebied (rood) t.o.v. beschermde gebieden.
Door de bestemmingswijziging daalt de oppervlakte aan bebouwing en wordt het landschap versterkt.
De gemeente Elburg heeft samen met andere gemeenten op de Noord-Veluwe het beleidsdocument 'Streekplanuitwerking Functieverandering regio Noord-Veluwe' op- en vastgesteld. Functieverandering naar wonen wordt in de regionale beleidsinvulling gezien als een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Gezien de aard en constructie van de bebouwing is hergebruik van de aanwezige bebouwing vaak niet mogelijk. Sloop en herbouw is dan gewenst.
Bij functieverandering naar wonen geldt dat maximaal 50% van de bebouwing mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd, is maatwerk. De invulling is afhankelijk van de omgevingskwaliteit, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma. Bij een functieverandering naar wonen kan zowel hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden als sloop en vervangende nieuwbouw. Bij functieverandering naar wonen dient in beginsel minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt.
Voor wat betreft de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving is onderscheid gemaakt in een zogenaamd basispakket en een basispakket-plus. Het basispakket is altijd van toepassing en vraagt om: sloop van alle bedrijfsgebouwen, intrekken milieuvergunning, cultuurhistorische waardevolle bebouwing wordt behouden, verkleining van het bouwvlak, beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing. Het basispakket-plus is alleen van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van de aanvullende regeling.
De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met voornoemde streekplanuitwerking.
De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten werken sinds 2018 samen in de Samenwerking Noord-Veluwe (SNV). De samenwerking heeft geleid tot verschillende momenten van afstemming en beleidsvorming op het gebied van wonen. Zo is er in 2014 een regionale woonvisie opgesteld. De huidige agenda gaat uit van lokale beleidsvrijheid waar dat kan, en samenwerking waar dat meerwaarde heeft of noodzakelijk is. Er zijn naast de druk op de woningmarkt, verschillende ontwikkelingen rondom bijvoorbeeld duurzaamheid en wonen met zorg die om samenwerking vragen. Eén van de resultaten van de samenwerking zijn afspraken over regionale en gemeentelijke woningbouwaantallen.
Elburg heeft een aanpak programmering woningbouwlocaties opgesteld. De woningbehoefte is vastgesteld op 600 en de bestaande harde planvoorraad bestaat uit 700 woningen. Er wordt dus voorzien is voldoende woningen. Echter, in 2019 heeft gemeente besloten om ruimte te creëren voor (particuliere) ruimtelijke initiatieven. Door een aantal grote gemeentelijke projecten te temporiseren is er ruimte in de plancapaciteit vrij gekomen.
Het gemeentelijk beleid dat van belang is voor de beoogde ontwikkeling is de Structuurvisie Elburg 2030, de Omgevingsvisie Elburg 2018, de Woonvisie en het zogeheten VAB-beleid.
De Omgevingsvisie Elburg 2018 (hierna: de Omgevingsvisie) geeft de koers aan richting 2030. Deze koers is niet nieuw, maar bouwt voort op onder andere de structuurvisie. Initiatieven die binnen de Omgevingsvisie passen, worden zoveel mogelijk gefaciliteerd.
De gemeente Elburg heeft in de Omgevingsvisie de volgende visie en missie tot 2030 geformuleerd: samen naar een gezonde, veilige en duurzame balans tussen mens, ruimte en gebruik. Bij ontwikkelingen en investeringen staan de volgende kernwaarden voorop: sociaal en zorgzaam, gezond en groen, gastvrij en ondernemend, klimaatneutraal, bereikbaar en veilig.
De Omgevingsvisie heeft een belangrijke rol in het op gang brengen van investeringen die leiden tot kwaliteitsversterking en het dichterbij brengen van ambities. De zogeheten IDee-kaarten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen hebben hierin een belangrijke rol. Deze kaarten benoemen de ontwikkelingsrichting van het gebied en de aandachts-/uitgangspunten voor kwaliteit en leefbaarheid.
Voor het plangebied geldt het deelgebied 'Overgangszone'.
Ambitie:
Behoud en versterken van de diversiteit, in beleving, in gebruik en naar ecologische waarden. Koesteren van kleinschaligheid, authenticiteit en van de gradiënt. De recreatieve kracht van het gebied verder benutten en ontsluiten, parels (zoals de landgoederen) aaneenrijgen. Voorkomen van verdere versnippering van het gebied. Zorg dragen voor geleidelijke en aantrekkelijke overgangen tussen de bebouwingsclusters en het buitengebied. Kwaliteitsimpuls voor de (recreatieve)voorzieningen in het gebied is wenselijk, evenals aandacht voor goede fietsverbindingen met voorzieningen. Levensvatbare agrarische bedrijven blijven hier gevestigd met nevenactiviteiten (verbreding) of verdieping (zoals natuurinclusieve landbouw). Voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven liggen er kansen (onder voorwaarden), voor bijvoorbeeld recreatie, kleinschalige horeca, ambachtelijke bedrijvigheid, verkoop streekproducten, zorg en wonen. Ieder verzoek bekijken we op maat, ruimtelijke kwaliteit en een gezond leefklimaat (mens, dier en plant/boom staan voorop).
Uitgangspunten kwaliteit:
Visie en kwalitatief woningbouwprogramma
In de visie is aandacht voor het aspect duurzaamheid. De gemeente Elburg beperkt zich in eerste instantie tot de bijdrage die op het gebied van het wonen kan worden gerealiseerd. Een bredere benadering en aanpak zal worden opgenomen in de lokale uitwerking van de regionale Routekaart Klimaatneutraal 2050.
De bijdrage die op het gebied van wonen kan worden gerealiseerd spitst zich toe op de uitvoering van het landelijk Energieakkoord 2013. In dit kader verwacht de gemeente dat bij nieuwbouw naar energieneutrale woningen wordt gestreefd.
Sinds 1 juli 2018 mogen nieuw te bouwen woningen niet meer op het gasnet worden aangesloten.
Om de kleine woning te mogen realiseren worden diverse opstallen gesloopt. De nieuwe woning wordt landschappelijk ingepast met karakteristieke landschapselementen. De openheid van het landschap wordt hierdoor versterkt.
Kwalitatief afwegingskader woningbouw gemeente Elburg
Projecten zijn kansrijk als zij voldoen aan -een deel van- onderstaande afwegingspunten (projecten hoeven niet aan alle afwegingspunten te voldoen):
Door de opruiming van de diverse opstallen is sprake van landschappelijke kwaliteitswinst. Hierdoor voldoet dit plan aan het afwegingskader.
De gemeenteraad heeft op 28 september 2020 de Woonvisie gemeente Elburg 2020-2025 vastgesteld. De Woonvisie is voor de komende jaren de leidraad bij vraagstukken over de toenemende vraag naar woningen, een krappe woningmarkt en het bouwen van (passende) woningen. De komende tien jaar zijn ongeveer 800 woningen nodig, waarvan een deel uit de ‘ombouw’ van het huidige woningaanbod moet komen. Het Klimaatakkoord, de vergrijzing en andere maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat de gemeente in de toekomst een andere inrichting van de leefomgeving krijgt. Grote uitdaging is om wonen voor iedereen betaalbaar te houden.
Nieuwe woonvormen, verduurzaming en transformatie van de bestaande bebouwde omgeving vormen de fundamenten onder het nieuwe beleid. Dat moet onder andere jongeren, ouderen en mensen met een specifieke vraag voldoende perspectief bieden op passende huisvesting binnen de gemeentegrenzen.
De gemeente gaat uit van een versnelde verantwoorde groei met 810 woningen tot 2030, gelet op de achterstand in de woningbouw en de druk op de woningmarkt (oplopende wachttijden in de huur, snellere verkooptijden van woningen en oplopende koopprijzen).
Er is behoefte aan een gedifferentieerd programma, met daarbinnen een aantal belangrijke accenten:
Aanvullend:
De gemeente heeft oog voor de toename van kleine huishoudens, waaronder met name alleenstaanden. De gemeente houdt daar in het woningbouwprogramma rekening mee :
Specifiek voor wonen met zorg en ondersteuning zet de gemeente in op:
Met de woonvisie wordt aangesloten op de Motie betaalbaar wonen. Hierin wordt het college verzocht om er naar te streven dat minimaal 40% van de reguliere nieuwbouwwoningen wordt gerealiseerd in de sociale huursector, in de goedkope koopsector (tot € 200.000,-- v.o.n.) en in de betaalbare koopsector (tot € 265.000,-- v.o.n.). In de woonvisie is wel aangegeven dat woningen onder € 200.000 realiseren lastig is. In Elburg slaagt de gemeente er wel in woningen rond € 230.000 te bouwen met Nul-op-de-meter. Dat zorgt alsnog voor beperkte maandlasten.
Als aanvulling op de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe heeft de gemeente Elburg op 23 mei 2016 zogeheten VAB-beleid vastgesteld (VAB-beleid gemeente Elburg 2016. Functieverandering naar wonen en recreëren). Hierin is het beleid weergegeven voor vrijkomende agrarische bebouwing. In het beleid zijn specifieke gemeentelijke criteria en uitgangspunten opgenomen ten aanzien van functieverandering naar wonen. Dit geldt niet alleen voor voormalige agrarische bedrijven, maar ook voor overige (voormalige) bedrijfsbestemmingen.
Het VAB-beleid is van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen en/of vrijkomende bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Het gaat om gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een agrarische bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest.
In paragraaf 4.2 'Regels bestemming Wonen – Kleine woning (W-K)' worden de regels weergegeven op basis waarvan onderhavig plan kan worden gerealiseerd:
Planspecifiek
Op 11 augustus 2020 heeft college besloten medewerking te willen verlenen aan de realisatie van een kleine woning van maximum 500 m3, onder de voorwaarde dat er in totaal 2.450 m3 wordt gesloopt.
Uit 2.2 blijkt dat wordt voldaan aan de voorwaarde van 2.450 m3 sloopmeters (zie ook Bijlage 2).
De visie van het LOP is gebaseerd op het benutten van de aanwezige kwaliteiten van het landschap en het versterken van de kenmerkende opbouw van het landschap in Elburg. Van de hoge en besloten Veluwe naar de lage open polders en randmeergebied.
Plangebied
De locatie ligt in het halfopen kampenlandschap. Het landschap heeft hier lange tijd onder invloed gestaan van de Zuiderzee. De polders zijn in de middeleeuwen ontgonnen. Bebouwing ontstond op de hoger gelegen zandruggen, veiliger voor de dynamiek van de Zuiderzee. De oude boerderijen liggen op terpen in het landschap. Zo ontstond een bijzonder contrast tussen de open polders, weiden en hooilanden, gescheiden door sloten en de meer besloten zandruggen met bebouwing, erfbeplanting en perceelgrensbeplanting.
Ook de Tempelweg is herkenbaar als meer besloten zandrug in de open polder. De locatie ligt nu aan het einde van de Tempelweg maar is ook ooit ontsloten geweest vanaf de Winterdijk in Oosterwolde. Dat is nu een recreatief pad. De locatie ligt als een groen eiland in de polder. De boerderij op een terp, de naast gelegen jongere woning staat op maaiveld. Het gehele perceel ligt hoger dan de rest van de polder.
Conclusie
De inrichting blijft eenvoudig en beperkt tot het gebied rondom de woningen. Groene streekeigen hagen en struiken kaderen de woonerven in. Het weiland blijft open en agrarisch en de waardevolle kavelgrensbeplanting wordt waarnodig aangevuld en versterkt. De beplanting rondom het perceel geven de bebouwing een groen kader en versterkt het contrast van de besloten zandrug met de open polder.
Het plan daarmee in overeenstemming met de visie van het LOP.
Het inrichtingsplan (zie Bijlage 3) is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels. Hierin is geregeld dat het verboden is de de gronden te gebruiken voor woondoeleinden, zonder aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals in van de regels is weergegeven.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en de ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie en verkeer en vervoer.
Wettelijk kader
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s). Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar zijn.
Onderzoek
In februari 2019 is door Eco Reest BV een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen met tuin). Het onderzoek is uitgevoerd conform de geldende NEN normen en protocollen. De veldwerkzaamheden en laboratorium werkzaamheden zijn uitgevoerd volgens de actuele beoordelingsrichtlijn en accreditatieschema.
Veldwerkzaamheden
Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn, zwak siltig zand met een humeuze bovengrond. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 0,40 m-mv.
Tijdens het veldwerk zijn geen voor het onderzoek van belang zijnde zintuiglijke waarnemingen naar voren gekomen.
Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen.
Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen:
Grond:
In de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten.
Grondwater:
In het grondwater zijn geen verhoogde gehalten gemeten.
Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein zelf achten wij milieuhygiënisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend grondonderzoek conform het Besluit Bodemkwaliteit. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag.
Conclusie
Het aspect bodem is geen belemmering voor de realisatie van de woningen. Het uitgevoerde onderzoek is als Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek toegevoegd aan dit plan.
Wettelijk kader
Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (uitgave 2009) bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar, e.d.) rekening gehouden dient te worden. In de VNG uitgave zijn voor de diverse SBI-codes deze zogenoemde milieuzones bepaald ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen.
Aan de ene kant wordt hiermee bepaald of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij omliggende gevoelige objecten. Aan de andere kant wordt bekeken of eventuele nieuwe gevoelige objecten de omliggende bedrijven niet beperken.
Naast de geadviseerde milieuzonering op basis van de VNG uitgave kunnen er ook afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden.
Uitgangspunten
De VNG uitgave gaat uit van twee omgevingstypen: een rustige woonwijk / buitengebied of een gemengd gebied. In een gemengd gebied is sprake van matige tot sterke functiemenging, waar bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies aanwezig zijn. Voor een gemengd gebied zijn de milieuzones kleiner dan voor een rustige woonwijk of buitengebied. In dit advies is voor het zoekgebied uitgegaan van rustig buitengebied.
Onderzoek plangebied
Binnen het onderzoeksgebied ligt op ruim 500 meter een bedrijf met maximaal milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een afstandscriteria van 50 meter. De milieucontour van dit bedrijf ligt niet over het plangebied.
Conclusie
Vanuit bedrijven- en milieuzonering zijn er dus geen belemmeringen voor de realisatie van de woning en worden de bedrijven door de woning niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Aangezien er woningen (geluidgevoelige object) in het plangebied wordt gerealiseerd, dient er akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De breedte van deze zone is afhankelijk van:
In stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone:
Onderzoek
Bij de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen (waaronder woningen) dient een onderzoek verricht te worden in het kader van de Wet geluidhinder.
De Melksteeg en Wijkerwoldweg bevinden zich op een afstand van ruim 250 meter vanaf het plangebied. Hierdoor is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. De Tempelweg waaraan het plan is gelegen is een weg met, een zeer lage verkeersintensiteit. Hierdoor wordt geen relevante geluidbijdrage verwacht ter plaatse van het plan en is (vooralsnog) een uitgebreid akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect geluid, nader onderzoek op het gebied van geluid is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Onderzoek
Het bestemmingsplan beoogt de bouw van één extra woningen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect luchtkwaliteit, nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In mei 2015 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Onderzoek
Uitsnede risicokaart
Transport over water
De risico’s als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen over waterwegen vormen geen aandachtspunt voor het plan.
Transport over de weg
Er bevindt zich in de directe omgeving van het plangebied geen transportroute voor gevaarlijke stoffen. De risico’s als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen vormen derhalve geen aandachtspunt voor het planvoornemen.
Transport over het spoor
De risico’s als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over spoorwegen vormen geen aandachtspunt voor het planvoornemen.
Transport door buisleidingen
Het plangebied ligt op ruime afstand van buisleidingen. I
Inrichtingen
Er zijn in de directe geen inrichtingen aanwezig waarvoor de woning een belemmering is.
Conclusie
Het milieuaspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van de plannen.
In geval van een calamiteit moeten personen kunnen schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij met name parameter. Uitgangspunt is dat bij nieuwbouw voldoende aandacht besteed wordt aan de luchtdichtheid van gebouwen.
Daarnaast dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. De gemeente zal de toekomstige bewoners er op wijzen dat zij er voor moeten zorgdragen dat ze via hun mobiele telefoon zijn aangesloten op NL-alert.
Er worden voldoende bluswatervoorzieningen getroffen.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkeling
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/ draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoonhouden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer wordt gevraagd om de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op de website www.vallei-veluwe.nl.
Onderzoek
Het initiatief betreft een wijziging van een bedrijfsbestemming naar de woonbestemming. De aanwezige voormalige kassen zijn gesloopt, hiervoor in plaats komen vier nieuwe vrijstaande woningen. Er is sprake van een afname van het verhard oppervlak.
In november 2020 is door EDOK-RO de watertoets uitgevoerd via www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat er in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden zijn die aangewezen zijn de voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan heeft het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect water, nader onderzoek op het gebied van water is daarom ook niet nodig. De watertoets en de samenvatting watertoets zijn respectievelijk als Bijlage 5 Watertoets en Bijlage 6 Samenvatting watertoets toegevoegd aan dit plan.
Wettelijk kader
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura2000-gebied kunnen aantasten.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling:
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Onderzoek
In januari 2019 is door Eco Reest BV een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd om een beeld te krijgen van de aanwezige habitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten ter plaatse van het plangebied.
Soortenbescherming
Binnen de onderzoekslocatie zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels als beschreven in de Wet natuurbescherming aangetroffen. Daarnaast zijn er geen beschermde soorten of potentiële nest – of verblijfplaatsen voor beschermde soorten aangetroffen.
De te verwachten diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.
In de omgeving kunnen algemene vogelsoorten tot broeden komen. Alle in gebruik zijnde vogelnesten zijn beschermd. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.
Gebiedsbescherming
De onderzoekslocatie is gelegen ten oosten van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, de Veluwerandmeren. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa 1.600 meter. Gelet op de afstand tot het gebied, de kernopgave van het gebied en de aard van de geplande ingreep is er geen onderzoek in het kader van gebiedsbescherming binnen de Wet natuurbescherming uitgevoerd.
Daarnaast is de locatie gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland. Daar er geen sprake is van aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing.
Conclusie
Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek, en dit aspect is geen belemmering voor de realisatie van de extra woning. Het uitgevoerde onderzoek is als Bijlage 7 Natuurtoets toegevoegd aan dit plan.
Wettelijk kader
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
Onderzoek
Op de volgende afbeelding is een uitsnede weer gegeven van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Elburg.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart Elburg
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Elburg (RAAP 2011) laat voor het plangebied een tweetal verwachtingen zien. Het noordelijke deel heeft een hoge archeologische verwachting en het zuidelijke deel een middelmatige waarde. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30cm en groter dan respectievelijk 30 m2 en 120 m2,archeologisch onderzoek noodzakelijk is
Aangezien de woning nagenoeg op de plek van een schuur wordt gebouwd heeft de regio archeoloog aangegeven dat hij bij de start van de graafwerkzaamheden aanwezig moet zijn. Dit wordt als een verplichting opgenomen in de anterieure overeenkomst.
Conclusie
Het aspect archeologie is geen belemmering voor de plannen, tijdens de graafwerkzaamheden zal de regio archeoloog aanwezig zijn.
Ook voor het vrijgegeven plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016, dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Verkeer
Op basis van de CROW publicatie-317 is voor het voornemen de verkeersgeneratie bepaald. In het plangebied vindt de realisatie van 1 nieuwe vrijstaande woningen plaats. Uitgaande van een verkeersgeneratie van maximaal 8 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning resulteert dit in een verkeersgeneratie van 8 mvt/etmaal. Uitgaande van 10% tijdens de spits resulteert dit in 1 auto per uur. Dit is voor de verkeersintensiteit van de omliggende wegen geen enkel probleem.
Parkeren
Ten behoeve van de nieuwe woning geldt volgens de Parkeernota 2014 een norm van 2,5 parkeerplaatsen per woning. In totaal zijn dus 3 parkeerplaatsen nodig. Op de kavel is voldoende ruimte voor de realisatie van 3 parkeerplaatsen. Bij de bouwaanvraag van de woning zal dit op tekening worden weergegeven.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect verkeer en parkeren.
Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.- procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:
Plangebied
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf 4.1. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het beleid en ook de ruimtelijke en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de verbeelding en regels. De verbeelding en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels met betrekking tot het gebruik gekoppeld. De toelichting geeft daarbij een weergave van de beweegredenen, onderzoeksresultaten en beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor dit plan is bij het opstellen van de regels zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de gemeente Elburg en het thans in procedure zijnde bestemmingsplan Buitengebied 2012, actualisatie 2018.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels bevatten begripsomschrijvingen en de wijze van meten.
In de bestemmingsregels zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. De algemene regels zijn op alle onderdelen van het plan van toepassing.
Tot slot bevat het plan overgangsregels en een slotregel die de naam van het plan vastlegt.
In dit bestemmingsplan komen zowel enkelbestemmingen voor als dubbelbestemmingen. Hierna is een korte toelichting op de enkel bestemming weergegeven.
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en aan huis verbonden beroepen. Hier mogen de woningen en de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Voor de maatvoering van de woningen wordt aangesloten bij de regels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De goot- en bouwhoogte is nader geregeld in bouwregels.
Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaard regels in bestemmingsplannen worden verder niet toegelicht.
Het plan wordt op eigen grond door en voor rekening en risico ontwikkeld van de initiatiefnemer. De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan heeft naast de onderzoeksaspecten echter ook betrekking op economische aspecten zoals planschade en grondexploitatiekosten. De ontwikkeling bevat bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het kostenverhaal, de locatie-eisen en de fasering is vastgelegd in een overeenkomst die voor vaststelling van het bestemmingsplan is gesloten. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten en belangen op een andere wijze verzekerd.
De gemeente Elburg is met de initiatiefnemer een anterieure exploitatieovereenkomst aangegaan. Hierin is een planschade-overeenkomst opgenomen, wordt het kostenverhaal geregeld en worden eisen gesteld aan de locatie en fasering. Het plan is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
Het betreft een ontwikkeling op slechts één vrijstaande woning, die passend is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt.
Besloten is om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
Het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) toegezonden aan de provincie Gelderland en het waterschap Vallei en Veluwe. Bij brief van 22 april 2022 heeft de provincie als volgt gereageerd.
"Het plan maakt de bouw van een woning in nationaal landschap mogelijk. Op de plek waar de woning komt, staan nu nog enkele schuren. De sloop van deze gebouwen is voldoende om gebruik te kunnen maken van het lokale beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing. In het plan spelen provinciale belangen een rol. Het gaat om de ligging van de locatie in Nationaal Landschap. Een van de kenmerken van het gebied is openheid. Ondanks de bouw van de woning draagt de sloop van enkele schuren bij aan de versterking van het ervaren van de openheid. Wij constateren dat u de provinciale belangen goed heeft meegewogen in het plan. Als het plan niet wijzigt, rakend aan provinciale belangen, hoeft u het ons in ontwerp niet toe te sturen."
Het waterschap heeft op 8 mei 2022 per mail gereageerd en daarbij het volgende aangegeven:
"Er spelen niet echt waterschapsbelangen (er komt geen verhard oppervlak bij dat loost op het oppervlaktewater, er worden geen watergangen gedempt) en onze algemene uitgangspunten worden genoemd in de toelichting."
De reacties van de provincie en het waterschap geven geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Initiatiefnemer is met de plannen van de woningen, de paardenbak en de inrichting langs geweest bij de adressen: Tempelweg nummer 5 en 7. Allen hebben positief gereageerd op de plannen en aangegeven geen bezwaren te hebben.
Het onderhavige plan voldoet aan het gemeentelijk beleid en is gering van omvang. Er is dan ook besloten om van een voorontwerp af te zien en het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het eventueel indienen van zienswijzen.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Gelderland
Er is wel/geen reactie ontvangen van de provincie Gelderland
Waterschap Vallei en Veluwe
De watertoets heeft plaatsgevonden op de website www.dewatertoets.nl. Verwezen wordt naar de watertoetsprocedure, die opgenomen is in paragraaf 4.2. In november 2020 is de Watertoets ingevuld. Op basis van de watertoets wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. De watertoets en het advies is als Bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Tempelweg 7A' wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Gedurende deze periode zijn wel/geen zienswijzen ingediend.