Plan: | Oude Hogeweg 16 Doornspijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPOUDEHOGEWEG16-VST1 |
Op de locatie Oude Hogeweg 16 te Doornspijk (hierna: het plangebied) is een agrarisch bedrijf gevestigd dat op termijn zal worden beëindigd. De aanwezige bebouwing bestaat uit een bedrijfswoning met diverse agrarische opstallen.
De gemeente Elburg heeft VAB-beleid: functieverandering naar wonen en recreëren. Op basis van dit beleid is door de eigenaar van de locatie functieverandering naar wonen aangevraagd. Met functieverandering vindt er een omzetting plaats van de agrarische bestemming naar een woonbestemming. De basis voor functieverandering is vastgelegd in een erfadvies van het Gelders Genootschap (versie 23-02-2017). Dit erfadvies is als bijlage 1 opgenomen.
Met uitzondering van de monumentale bedrijfswoning wordt alle aanwezige bebouwing gesloopt. Hiervoor in de plaats worden twee vrijstaande woningen gebouwd. De bestaande bedrijfswoning wordt gesplitst in twee wooneenheden. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Elburg, grenzend aan de kern Doornspijk.
Op afbeelding 1 is de ligging van het plangebied met een rode cirkel aangegeven.
Afbeelding 1. Ligging plangebied (bron: www.kadaster.nl)
Het plangebied heeft een ontsluiting op de Oude Hogeweg. Via deze weg kan het agrarisch buitengebied van Doornspijk worden bereikt, maar ook de Zuiderzeestraatweg in de richtingen Elburg en Nunspeet. Aan beide zijden van de Oude Hogeweg is bebouwing aanwezig, hoofdzakelijk met een woonfunctie.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012' (hierna: het vigerend bestemmingsplan). In het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een agrarisch bedrijf toegestaan met maximaal één bedrijfswoning. Verder heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Waardevol landschap', bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de landschapswaarden en 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde', bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem. Daarnaast is een bouwvlak opgenomen waarbinnen bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd.
Op afbeelding 2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
Afbeelding 2. Uitsnede verbeelding plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Functieverandering is op grond van het vigerend bestemmingsplan niet mogelijk. Een partiële herziening van het vigerend bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk om functieverandering mogelijk te maken.
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk twee de inhoud van het initiatief beschreven. Hoofdstuk drie gaat in op het beleidskader van de verschillende overheidsniveaus. In hoofdstuk vier worden de omgevingsaspecten en de haalbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk vijf gaat in op de wijze van bestemmen en hoofdstuk zes gaat in op de economische uitvoerbaarheid. Ten slotte beschrijft hoofdstuk zeven de (gevolgde) procedure.
In de bestaande situatie staat in het plangebied een bedrijfswoning met verschillende agrarische opstallen. De bij functieverandering te betrekken opstallen hebben een gezamenlijke inhoud van 7.088 m3. Het erf heeft een langgerekte opzet, bijna haaks op de Oude Hogeweg. Op afbeelding 3 is het plangebied in de bestaande situatie weergegeven aan de hand van het geldende agrarische bouwvlak.
Afbeelding 3. Het plangebied in de bestaande situatie (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In het kader van functieverandering wordt het agrarisch bedrijf beëindigd en worden de opstallen, met uitzondering van de bedrijfswoning, gesloopt. Na sloop worden twee vrijstaande woningen gerealiseerd en wordt de bedrijfswoning in twee wooneenheden gesplitst. De agrarische bestemming van het plangebied wordt naar woonbestemming getransformeerd.
In de nieuwe situatie is sprake van verschillende woningen met verschillende eigenaren. Wel vormen de woningen met elkaar een architectonisch geheel. Op afbeelding 4 is de nieuwe woonsituatie opgenomen.
Afbeelding 4. Bebouwing in de nieuwe situatie (bron: erfadvies Gelders Genootschap)
Naast het woongebouw met twee wooneenheden komt een hoogstam fruitboomgaard als onderdeel van de landschappelijke inpassing. Deze bestaat verder uit streekeigen hagen en struiken. Het achterste deel van het erf wordt weer open en krijgt een agrarische bestemming zonder bebouwing.
Het erfadvies van het Gelders Genootschap (zie bijlage 1) bevat inspiratiebeelden voor het verder uitwerken van de bebouwing in de nieuwe situatie.
Het plangebied ligt in de nabijheid van de kern Doornspijk, gelegen op een smalle zandrug. Volgens het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan ligt het plangebied in een kleinschalig kampenlandschap. Dit type landschap wordt gekenmerkt door een onregelmatig blokvormig verkavelingspatroon. De randen van de percelen zijn op een aantal plaatsen aangezet met houtwallen, waardoor een relatief kleinschalig landschap ontstaat. Het gebruik van de landbouwpercelen in dit gebied is wisselend van grasland tot bouwland.
Het landschap wordt in de nieuwe situatie versterkt door het toevoegen van een hoogstam fruitboomgaard, enkele eiken en streekeigen bomen en hagen passend binnen het landschap. Hierbij is rekening gehouden met het versterken van het zicht van de kijker vanaf de weg in de richting van achterliggende landbouwpercelen. Tuinen worden van elkaar gescheiden door middel van afscheidingen van hagen.
Een situatieschets met daarin een uitwerking van de landschappelijke versterking is als bijlage 2 opgenomen.
Op rijksniveau is op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het meest relevante beleidsdocument. Daarnaast bevatten het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening ruimtelijk relevante aspecten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) schetst de rijksoverheid hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft de rijksoverheid in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren, en
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De SVIR is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Met het Barro maakt het rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
De SVIR en het Barro staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Besluit ruimtelijke ordening
In artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, moet de benutting van ruimte in alle categorieën ruimtelijke besluiten worden gemotiveerd.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' betekent voor de beoogde functieverandering geen belemmering, omdat het aantal extra woningen niet meer dan drie bedraagt.
In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Omgevingsvisie en -verordening en de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe.
Algemeen
De omgevingsvisie is een structuurplan van de provincie Gelderland. De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze doelen zijn:
- een duurzame economische structuur, en
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit betekent een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In de omgevingsvisie worden verschillende deelgebieden onderscheiden. Het plangebied ligt in de regio Noord-Veluwe. Kenmerkend voor deze regio zijn:
- rust en ruimte;
- een afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
- een rijke cultuurhistorie;
- gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
- de recreatieve en toeristische sector en zorg, en
- goede verbindingen met omringende regio's.
Nationale Landschappen
De Nationale landschappen in Gelderland zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. Provincie Gelderland wil door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Nationale landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De kernkwaliteiten van het deelgebied Randmeerkust agrarisch op het gebied van natuur en landschap zijn als volgt:
Het plangebied ligt voor een klein deel in het Nationale landschap Veluwe. Het deel van het plangebied dat in het Nationale landschap ligt, wordt echter niet bebouwd.
Het slopen van bedrijfsgebouwen en het realiseren van extra woningen heeft dan ook geen invloed op de kernkwaliteiten van het Nationale landschap. Op afbeelding 5 is de situering ten opzichte van het Nationale landschap opgenomen.
Afbeelding 5. Het plangebied in relatie tot het Nationale landschap Veluwe (bron: Omgevingsvisie Gelderland)
Gelderse Groene Ontwikkelzone
De provincie Gelderland heeft de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (hierna: het GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. De provincie Gelderland richt zich op het realiseren van een robuust GNN met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, zoals wonen, bedrijven en infrastructuur heet de Gelderse Groene Ontwikkelzone (hierna: de GO). In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. Ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van de GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Het plangebied ligt niet in of direct nabij het GNN of een GO, zodat de beoogde ontwikkeling geen negatief effect hierop heeft. In dit kader wordt verwezen naar het rapport van 11 april 2017, 'Flora en Fauna Quickscan Oude Hogeweg 16 Doornspijk'. In dit rapport wordt onder andere geconcludeerd dat nader onderzoek naar effecten op GNN en GO niet nodig is. Zie verder paragraaf 4.7. Op afbeelding 6 is de situering ten opzichte van het GNN en GO opgenomen.
Afbeelding 6. Het plangebied in relatie tot het GNN en GO (bron: Omgevingsvisie Gelderland)
Functieverandering
Provincie Gelderland streeft naar een vitaal buitengebied met behoud van levendigheid en een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Hierbij wordt rekening gehouden met grote verschuivingen door schaalvergroting in de landbouw, energietransitie en urbanisatie de komende jaren.
Provincie Gelderland stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor functieverandering naar wonen en werken. Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. Provincie Gelderland voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:
- kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes, en
- ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie.
Daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied. Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en/of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid. De beoogde ontwikkeling betreft functieverandering naar wonen, waarbij sprake is van sloop en landschappelijke inpassing. Dit past binnen het provinciale beleid.
De Omgevingsverordening wordt ingezet als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen en is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Voor het plangebied gelden geen algemene regels op grond van de Omgevingsverordening die van invloed zijn.
De gemeente Elburg heeft samen met andere gemeenten op de Noord-Veluwe het beleidsdocument 'Streekplanuitwerking Functieverandering regio Noord-Veluwe' op- en vastgesteld. Functieverandering naar wonen wordt in de regionale beleidsinvulling gezien als een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Gezien de aard en constructie van de bebouwing is hergebruik van de aanwezige bebouwing vaak niet mogelijk. Sloop en herbouw is dan gewenst.
Bij functieverandering naar wonen geldt dat maximaal 50% van de bebouwing mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd, is maatwerk. De invulling is afhankelijk van de omgevingskwaliteit, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma. Bij een functieverandering naar wonen kan zowel hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden als sloop en vervangende nieuwbouw. Bij functieverandering naar wonen dient in beginsel minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt.
Voor wat betreft de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving is onderscheid gemaakt in een zogenaamd basispakket en een basispakket-plus. Het basispakket is altijd van toepassing en vraagt om: sloop van alle bedrijfsgebouwen, intrekken milieuvergunning, cultuurhistorische waardevolle bebouwing wordt behouden, verkleining van het bouwvlak, beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing. Het basispakket-plus is alleen van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van de aanvullende regeling.
De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met voornoemde streekplanuitwerking.
Het gemeentelijk beleid dat van belang is voor de beoogde ontwikkeling is de Woonvisie en het zogeheten VAB-beleid.
Woonvisie en kwalitatief woningbouwprogramma
De geconstateerde woningbehoefte tot en met 2019 in de gemeente Elburg bedraagt 810 woningen. Wanneer rekening wordt gehouden met een planuitval van 20%, dan komt het maximaal aantal te realiseren woningen in de gemeente Elburg in deze periode uit op 972 woningen. Het huidige woningbouwprogramma van de gemeente Elburg tot en met 2019 bevat ruim voldoende woningen om in de woningbehoefte inclusief 20% planuitval te voorzien. De lokale behoefte is uitgewerkt in de gemeentelijke woonvisie, wat betekent dat iedere woning (wooneenheid) in het buitengebied meetelt in het woonprogramma.
In de periode 2010-2019 mogen maximaal 42 woningen in het kader van het VAB-beleid worden uitgegeven. De beoogde ontwikkeling past in het kwalitatief woonprogramma.
VAB-beleid
Als aanvulling op de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe heeft de gemeente Elburg op 23 mei 2016 zogeheten VAB-beleid vastgesteld (VAB-beleid gemeente Elburg 2016. Functieverandering naar wonen en recreëren). Hierin is het beleid weergegeven voor vrijkomende agrarische bebouwing. In het beleid zijn specifieke gemeentelijke criteria en uitgangspunten opgenomen ten aanzien van functieverandering naar wonen. Dit geldt niet alleen voor voormalige agrarische bedrijven, maar ook voor overige (voormalige) bedrijfsbestemmingen.
Het VAB-beleid is van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen en/of vrijkomende bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Het gaat om gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een agrarische bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest.
Voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied gelden volgens het VAB-beleid, naast de algemene regels uit hoofdstuk 3, onder andere de volgende kwantitatieve randvoorwaarden uit paragraaf 4.1 van de beleidsnotitie:
Ter compensatie van de sloop van de agrarische bebouwing, met een totale inhoud van 7.088 m3, worden twee vrijstaande woningen terug gebouwd. Dit past binnen de beleidsuitgangspunten.
Verder wordt het bouwvlak met minimaal 20% verkleind en voor elke woning wordt maximaal 2.000 m2 bestemmingsvlak opgenomen, conform het VAB-beleid. Een deel van het plangebied behoudt de agrarische bestemming, maar zonder bouwvlak.
Bijlage 2 bevat een situatieschets met daarin een uitwerking van de landschappelijke inpassing, gericht op versterking.
Woningsplitsing
Naast het terug bouwen van twee vrijstaande woningen wordt de bestaande woning gesplitst in twee wooneenheden. Artikel 23.4.4 van het vigerend bestemmingsplan biedt hiervoor de wettelijke grondslag, mits wordt voldaan de volgende voorwaarden:
Aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, moet worden aangetoond dat de bodem en het grondwater ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Asma BV uit Nieuwediep heeft ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 20 april 2017, projectcode 11200. Het rapport is als bijlage 3 opgenomen.
Bevindingen
In de bovengrond ter plaatse van de voormalige dieselolietank is in de bovengrond een lichte verontreiniging met minerale olie aangetroffen. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen.
In de bodem naast de schuur is een klein beetje puin waargenomen. In de toplaag is echter geen asbest aangetoond.
Op het overige terrein zijn in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan zink, lood, minerale olie en PAK aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan zink en naftaleen aangetoond. Zink komt van nature in grondwater voor.
Conclusie
De aangetoonde licht verhoogde gehalten leveren geen risico's op voor de volksgezondheid of het milieu. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek geven geen milieuhygiënische belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
De Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.
Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, mogelijk worden gemaakt, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op de nieuwe woningen ten gevolge van omliggende wegen, spoorwegen en/of gezoneerde industrieterreinen.
Voor het plangebied is in het kader van de geluidsbelasting wegverkeerslawaai van belang. Hiertoe heeft Sain milieuadvies uit Vaassen akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de notitie van 26 april 2017, kenmerk 2017-3038b2273/1453. De notitie is als bijlage 4 opgenomen.
Bevindingen
Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op de nieuwe woningen lager is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder
Conclusie
De resultaten van het akoestisch onderzoek geven geen milieuhygiënische belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
De belangrijkste luchtkwaliteitseisen zijn als grenswaarden in de Wet milieubeheer opgenomen. Verder is in het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' vastgelegd dat een project 'niet in betekenende mate' (hierna: NIBM) bijdraagt zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% van de grenswaarde bedraagt. In de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Nu de beoogde ontwikkeling ziet op twee nieuwe woningen, kan een toets aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Verder zijn de verkeersbewegingen vanwege de beoogde ontwikkeling dusdanig, dat in het plangebied geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt.
Conclusie
Er zijn uit oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen aanwezig voor het realiseren van twee woningen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies, en
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten zonder belemmeringen kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Past de nieuwe functie in de omgeving?
Hierbij gaat het er om of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.
In dit geval wordt het plangebied bestemd ten behoeve van woondoeleinden. De functie wonen betreft geen bedrijfsactiviteit. Daarom is er geen sprake van een milieubelastende activiteit met externe werking. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geen sprake.
Laat de omgeving de nieuwe functie toe?
Hierbij gaat het er om of de nieuwe functie in het plangebied hinder of gevaar ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
Omgevingsdienst Noord-Veluwe heeft onderzocht of en in hoeverre omliggende bedrijven belemmerd worden door de voorgenomen ontwikkeling. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in de notitie van 2 december 2016, kenmerk Z-16-183160. De notitie is als bijlage 5 opgenomen.
In de directe omgeving bevinden zich een veehouderij en een autospuiterij. Deze bedrijven worden niet extra belemmerd door de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect bedrijvigheid en milieuzonering staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen en kunnen een risico zijn voor de leefomgeving. Dergelijke risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In het kader van externe veiligheid moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: het Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen zogeheten Bevi-inrichtingen aanwezig.
Het plangebied bevindt zich buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 en het plasbrand-aandachtsgebied van de spoorlijn Zwolle-Amersfoort. Het plangebied bevindt zich wel binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn, zodat een beperkte verantwoording van het groepsrisico moet worden opgesteld.
Het plangebied is in de nabijheid gelegen van de provinciale weg N310. Deze weg heeft geen plaatsgebonden risicocontour. Het plangebied is wel gelegen binnen het invloedsgebied van deze weg. Een berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk, omdat er geen sprake is van een significante toename van personen. Wel moet een beperkte verantwoording van het groepsrisico worden opgesteld.
In het kader van de beperkte verantwoording van het groepsrisico is de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland geconsulteerd. In het advies van de Veiligheidsregio van 22 januari 2018, kenmerk 17-38540/18-056660, wordt gesteld dat het plangebied goed bereikbaar is en de bluswatervoorziening voldoende is. In het kader van zelfredzaamheid bedekt het bereik van het Waarschuwings- en Alarmsysteem (WAS-palen) het gehele plangebied. Het advies is als bijlage 9 bijgevoegd.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen voor het transport voor gevaarlijke stoffen gelegen.
Conclusie
Er zijn uit oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig voor de beoogde ontwikkeling.
Waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Hier wordt het beleid van het waterschap nader behandeld.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In het Waterbeheersplan Veluwe 2010 -2015 is de strategische visie op de uitvoering van de taken van het waterschap beschreven. Dit is uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt een doorkijk gegeven tot 2027. Waterschap Vallei en Veluwe is er voor waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit.
In het Waterbeheerplan staat de integrale benadering van waterhuishoudkundige problemen centraal. Deze benadering is in elk van de zeven stroomgebieden binnen het gebied van het waterschap uitgewerkt in een Stroomgebiedsuitwerkingsplan (SUP). Uitgangspunt daarbij zijn functies en waarden van het betreffende (stroom)gebied. Voor onderhavig plangebied geldt het SUP Elburg-Oldebroek. Het stroomgebied beslaat circa 14.000 ha en helt globaal af van zuid naar noord, wat ook de afwateringsrichting is. Het stroomgebied bestaat in het zuiden uit hoge zandige bos- en heidegronden van het Veluwemassief. Voor het gebied worden de volgende doelen onderscheiden: veilige dijken, gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden, vermindering wateroverlast en water voor droge tijden, goede waterkwaliteit, herstel en behoud van bijzondere natuur, goede afstemming watersysteem en waterketen in stedelijk gebied, goede onderhoudssituatie, brede kijk en meten is weten.
Watertoets
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Uit de uitgevoerde watertoets blijkt niet direct een waterbelang. De watertoets is als bijlage 6 opgenomen.
Het plangebied bevat een C-watergang, waardoor de watertoets als normale procedure wordt aangemeld. Het waterschap Vallei-Veluwe heeft aangegeven geen op- en aanmerkingen te hebben, omdat het functieverandering betreft, zonder uitbreiding of verplaatsing van het bouwvlak.
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (hierna: GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Vanaf 1 januari 2017 geldt de nieuwe Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Deze nieuwe wet regelt de gebiedsbescherming van de Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Daarnaast moet worden gekeken naar het effect op het Gelders Natuurnetwerk. De nieuwe wet regelt ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.
De dichtstbijgelegen Natura 2000-gebieden zijn 'Veluwerandmeren en 'Veluwe', gelegen op circa 1.700 en 2.100 meter van het plangebied. Het gebied 'Veluwe' is tevens onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Gelet op de afstand tot de gebieden zijn geen negatieve effecten te verwachten.
De Wet natuurbescherming verplicht om na te gaan of in het plangebied beschermde flora en fauna aanwezig is.
Adviesgroep Ruimte voor Advies uit Vaassen heeft onderzoek gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde flora en fauna. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 11 april 2017, 'Flora en Fauna Quickscan Oude Hogeweg 16 Doornspijk'. Door Ruimte voor Advies is geconcludeerd dat het plan geen invloed heeft op beschermde planten en dieren en dat geen aanvullend onderzoek in het plangebied nodig is. Het rapport is als bijlage 7 opgenomen.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Algemeen
De opvattingen over de omgang met monumenten zijn sterk veranderd. Gebieden worden belangrijker dan individuele gebouwen. Ook de inzichten over de organisatie van de monumentenzorg zijn anders. Het systeem is daarom aangepast aan de ontwikkelingen van deze tijd. Een en ander heeft ook geresulteerd in de nieuwe Erfgoedwet die voorziet in een bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed.
Een groot deel van de Erfgoedwet stond al in andere wetten en regelingen. Op een aantal gebieden zorgt de Erfgoedwet wel voor veranderingen. Er zijn bijvoorbeeld nieuwe regels voor het afstoten van cultuurgoederen door de rijksoverheid.
In de Erfgoedwet staat:
- wat cultureel erfgoed is;
- hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed (zoals schilderijen);
- wie welke verantwoordelijkheden heeft, en
- hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als 'sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling'. Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwwerken, al dan niet met een status als monument. Bepaalde landschappelijke elementen als houtwallen, bosjes, bomen, waterlopen etc., kunnen een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in verband met de ontstaans-, bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de streek. In het bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen om deze geschiedenis te behouden cq. de waarden te beschermen.
Archeologie
Onder andere de Monumentenwet 1988 is opgenomen in de Erfgoedwet. Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt op termijn overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is als volgt:
- het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten in de Erfgoedwet, en
- de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet.
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die op termijn naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten, moeten rekening houden met archeologische waarden.
Aanwezige en te verwachten archeologische waarden
De voorgenomen ontwikkeling is aan de regionaal archeoloog voorgelegd. Op basis van een uitgevoerd bureau-onderzoek heeft hij het volgende gesteld.
Het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologische verwachting. Deze verwachting komt voort uit de ligging van de locatie op een oude dekzandrug. Deze van oorsprong hoger liggende natuurlijke zandrug bood de mens sinds de prehistorie droge voeten. Een bekende dekzandrug is die van Wessinge die van Nunspeet naar 't Harde loopt. Hier is recentelijk aan de Bovenweg een prachtige prehistorische vindplaats opgegraven.
Het plangebied is momenteel bebouwd. De opstallen worden gesloopt en op nagenoeg dezelfde locatie wordt nieuwbouw gepleegd. De bouw van de huidige opstallen alsmede de erfinrichting zullen eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord hebben. Ook het feit dat het plangebied aan de rand van de dekzandrug ligt, doet veronderstellen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden nihil is. Daarom wordt archeologisch onderzoek niet aanbevolen.
Zichtbare cultuurhistorische waarden
In het plangebied of in de omgeving bevindt zich geen cultuurhistorisch waardevolle, maar wel monumentale bebouwing. De bestaande woning is een rijksmonument dat als volgt wordt omschreven: gepleisterde boerderij, onder rieten wolfdak. Links uitgebouwde kamer. In de voorgevel jaartalankers: 1744 en vensters met luiken en negenruitsschuiframen. Het planologisch splitsen van de woning leidt niet tot aantasting van deze cultuurhistorische waarden.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In de huidige situatie is sprake van één erfontsluiting op de Oude Hogeweg. In de nieuwe situatie wijzigt dit niet. Ook de nieuwe woningen (inclusief de gesplitste woning) gaan van de bestaande erfontsluiting gebruik maken.
Uit de Parkeernota van de gemeente Elburg volgt dat 2,6 parkeerplaats per woning (goed en veilig bereikbaar) op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. De ruimte om de twee woningen en de te splitsen bestaande woning is voldoende groot om aan dit criterium te voldoen. Op de situatieschets die als bijlage 2 is opgenomen zijn 10 parkeerplaatsen ingetekend.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het beleid en ook de ruimtelijke en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de verbeelding en regels. De verbeelding en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels met betrekking tot het gebruik gekoppeld. De toelichting geeft daarbij een weergave van de beweegredenen, onderzoeksresultaten en beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor dit plan is bij het opstellen van de regels zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de gemeente Elburg en het thans in procedure zijnde bestemmingsplan Buitengebied 2012, actualisatie 2018.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels bevatten begripsomschrijvingen en de wijze van meten.
In de bestemmingsregels zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. De algemene regels zijn op alle onderdelen van het plan van toepassing.
Tot slot bevat het plan overgangsregels en een slotregel die de naam van het plan vastlegt.
In dit bestemmingsplan komen zowel enkelbestemmingen voor als dubbelbestemmingen. Hierna is een korte toelichting op de bestemmingen weergegeven.
Agrarisch (Artikel 3)
De bestemming ‘Agrarisch’ bevat alleen een gebiedsbestemming. Er is geen bouwvlak opgenomen. Dit betekent dat de gronden enkel agrarisch gebruikt mogen worden, zonder dat er gebouwen mogen worden opgericht.
Wonen (Artikel 4)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en aan huis verbonden beroepen. Op de verbeelding zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven. Hier mogen de woningen en de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Voor de maatvoering van de woningen wordt aangesloten bij de regels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De bouwvlakken liggen in principe strak om de te realiseren bebouwing heen. De goot- en bouwhoogte is nader geregeld in bouwregels. De maximale oppervlakte aan bebouwing wordt bepaald door de bouwvlakken op de verbeelding. Een en ander is gerelateerd aan de overeengekomen bouwplannen. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' op de verbeelding zijn vrijstaande woningen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn twee aangesloten woningen toegestaan. Bijgebouwen zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van gronden en bouwwerken voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en voor een bed en breakfast voorziening.
Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde (Artikel 5)
De locatie ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Om deze reden is op het hele plangebied de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde’ van toepassing. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt er een meldingsplicht conform het gestelde in paragraaf 4.8.
Waarde – Waardevol landschap (Artikel 6)
Het plangebied ligt op basis van het vigerende bestemmingsplan in gebied met de aanduiding ‘Waardevol landschap’. Om deze gebieden te beschermen, in stand te houden en te ontwikkelen is een dubbelbestemming opgenomen. In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaard regels in bestemmingsplannen worden verder niet toegelicht.
Het plan betreft een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering komen geheel voor rekening van initiatiefnemer en er bestaan dus geen financiële gevolgen voor de gemeente Elburg. De gemeente verleent haar medewerking door het voeren en begeleiden van de benodigde bestemmingsplanprocedure.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Elburg is een realisatieovereenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken vastgelegd die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld, zoals de sloopplicht, kostenverhaal en tegemoetkoming in (plan)schade.
Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan vereist.
Het bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook dient op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening overleg te worden gevoerd met besturen van Rijk, provincie en waterschap.
Burgemeester en wethouders hebben besloten geen afzonderlijke inspraakprocedure te voeren. Voor dergelijke planherzieningen wordt de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad voldoende geacht.
De locatie is al lange tijd in beeld als een VAB-locatie op grond van het gemeentelijk VAB-beleid. De initiatiefnemer heeft overleg gevoerd met (direct-)aanwonenden.
Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 Bro is vooroverleg vereist met het Waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gedeputeerde Staten en de minister kunnen op basis van artikel 3.1.1 lid 2 Bro bepalen dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidenlijk het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Rijk
Vooroverleg met het Rijk dient plaats te vinden in die gevallen waar nationale belangen aan de orde zijn. Bij brief van 26 mei 2009 heeft toenmalig minister van VROM middels een bij de brief behorende lijst aangegeven bij welke nationale belangen vooroverleg met het Rijk dient plaats te vinden. Voorliggend plan heeft geen betrekking op de in de lijst genoemde nationale belangen. Om deze reden is geen vooroverleg vereist tussen Rijk en de gemeente.
Provincie Gelderland
Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 5 juni 2008 middels een brief aangegeven dat over de plannen die puur van lokaal belang zijn en plannen die wel van provinciaal belang zijn, maar geen provinciale verantwoordelijkheid zijn, geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden. Met dit bestemmingsplan is geen provinciale verantwoordelijkheid gemoeid. Daarom is geen formeel vooroverleg gevoerd.
Vanwege de gedeeltelijke ligging van het plangebied in het 'Nationaal Landschap Veluwe' is vooroverleg gevoerd met de provincie Gelderland. Bij brief van 8 februari 2018, zaaknummer 2017-018034, heeft de provincie te kennen gegeven dat het plan in lijn is met het provinciaal beleid. Deze brief is als bijlage 8 bijgevoegd.
Waterschap
Zoals in paragraaf 4.6 is verwoord, is op grond van het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe de digitale watertoets op dit plan toegepast.
Met het waterschap Vallei en Veluwe is vooroverleg gevoerd. Het waterschap heeft één tekstuele opmerking gemaakt. Deze is in paragraaf 4.6 verwerkt.
Vooraankondiging
De gemeente heeft op 27 februari 2018 in de plaatselijke Huis aan Huis een kennisgeving gepubliceerd waarin is aangegeven dat burgemeester en wethouders een bestemmingsplan voorbereiden voor de locatie Oude Hogeweg 16 te Doornspijk. Daarmee is voldaan aan de wettelijke verplichting ex artikel 1.3.1 Bro.
Terinzagelegging
Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken, vanaf 30 mei 2018, ter inzage gelegen voor zienswijzen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is samengevat en van commentaar voorzien. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen. Voor een uitgebreide beschrijving van de zienswijze en de beantwoording wordt kortheidshalve verwezen naar de bijlage 'Zienswijzennota bestemmingsplan Oude Hogeweg 16' (bijlage 10).
Vaststelling
De raad van de gemeente Elburg heeft het bestemmingsplan op 17 december 2018 vastgesteld.