Plan: | Kuijlmansweg 2 Doornspijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPKUIJLMANSWEG2-VST1 |
Op het perceel Kuijlmansweg 2 te Doornspijk (hierna: het plangebied) is een agrarisch bedrijf gevestigd dat op korte termijn definitief wordt beëindigd. De aanwezige bebouwing bestaat uit een bedrijfswoning met bijgebouw en diverse agrarische opstallen. Tegen de bedrijfswoning aan staat een zogeheten kleine (niet-agrarische) woning.
Op afbeelding 1 is het plangebied aangegeven.
Afbeelding 1. Overzicht bebouwing (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De gemeente Elburg heeft VAB-beleid: functieverandering naar wonen en recreëren. Op basis van dit beleid is door initiatiefnemer functieverandering naar wonen aangevraagd. Met functieverandering vindt er een omzetting plaats van de agrarische bestemming naar een woonbestemming. De basis voor functieverandering is vastgelegd in een erfadvies van het Gelders Genootschap, d.d. 24-10-2019. Het erfadvies is als bijlage 1 opgenomen.
Met uitzondering van de bedrijfswoning en de garage worden alle aanwezige opstallen gesloopt. Hiervoor in de plaats wordt een vrijstaande woning met bijgebouw gebouwd.
Tegen de agrarische bedrijfswoning aan is een burgerwoning gelegen. Dit betreft een zogeheten kleine woning. Initiatiefnemer wenst een wijziging van het bijbehorende bestemmingsvlak.
Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk om de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken. Bij principebesluiten van 20 juli 2018 en 17 september 2019 hebben burgemeester en wethouders aangegeven aan de beoogde ontwikkelingen medewerking te willen verlenen.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Elburg, op korte afstand van de gemeentegrens van Nunspeet.
Op afbeelding 2 is de ligging van het plangebied met een rode cirkel aangegeven.
Afbeelding 2. Ligging plangebied (bron: www.gemeenteatlas.nl)
Het plangebied heeft een ontsluiting op de Kuijlmansweg. Via deze weg kan de Bovenweg worden bereikt in de richtingen van Nunspeet, Doornspijk en 't Harde. Aan de noord- en zuidzijde van het plangebied is bebouwing aanwezig ten behoeve van de woonfunctie. Op zeer korte afstand is het Natura 2000-gebied 'Veluwe' en het Gelders Natuurnetwerk gelegen.
De gronden die tot het plangebied behoren zijn de percelen kadastraal bekend gemeente Doornspijk, sectie D, de nummers 5225 (gedeeltelijk), 5318 (gedeeltelijk) en 5316 (gedeeltelijk).
Sinds de jaren '50 van de vorige eeuw is in het plangebied bebouwing aanwezig ten behoeve van een agrarisch bedrijf.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018' (hierna: het vigerend bestemmingsplan). In het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Wonen – Kleine woning'.
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden ' is de uitoefening van een agrarisch bedrijf toegestaan. Ten behoeve van de agrarische bestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen (bedrijfs)gebouwen, waaronder één bedrijfswoning, zijn toegestaan.
Binnen de bestemming 'Wonen – Kleine woning' is een kleine woning met bijgebouw toegestaan.
Verder heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde', bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
Afbeelding 3 bevat een uitsnede van de verbeelding behorende bij het vigerend bestemmingsplan.
Afbeelding 3. Uitsnede verbeelding plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De beoogde ontwikkelingen zijn op grond van het vigerend bestemmingsplan niet mogelijk. Een partiële herziening van het vigerend bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk.
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk twee de inhoud van het initiatief beschreven. Hoofdstuk drie gaat in op het beleidskader van de verschillende overheidsniveaus. In hoofdstuk vier worden de omgevingsaspecten en de haalbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk vijf gaat in op de wijze van bestemmen en hoofdstuk zes gaat in op de economische uitvoerbaarheid. Ten slotte beschrijft hoofdstuk zeven de (gevolgde) procedure.
In de bestaande situatie staat in het plangebied een bedrijfswoning met bijgebouwen, alsmede verschillende agrarische opstallen. Verder is een zogeheten kleine woning aanwezig. Deze is gelegen tegen de bedrijfswoning aan.
De ten behoeve van functieverandering te slopen opstallen hebben een gezamenlijke inhoud van 3.844 m3.
Het bestaande erf is kort langs de Kuijlmansweg gelegen. Het erf en de weg lopen in elkaar over. Het in de omgeving gelegen bos vormt het groene decor van het erf, dat zelf weinig beplanting heeft.Aan de zuid-zuidoostzijde van het erf staat bebouwing ten behoeve van de woonfunctie. Ten noorden en oosten van het erf zijn landbouwgronden gelegen.
Afbeelding 4 geeft een impressie van het plangebied in relatie tot de directe omgeving.
Afbeelding 4. Impressie plangebied en de directe omgeving (bron: www.google.com)
In het kader van functieverandering wordt het agrarisch bedrijf definitief beëindigd en worden de opstallen, met uitzondering van de bedrijfswoning en de garage, gesloopt. Na sloop wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. De agrarische bestemming van het plangebied wordt naar een woonbestemming getransformeerd.
Daarnaast wordt een stukje agrarische grond aan de zuidzijde van de kleine woning ten behoeve van het wonen omgezet naar tuin.
In de nieuwe situatie is sprake van drie woningen met verschillende eigenaren. Wel vormen de woningen en de bijgebouwen met elkaar een architectonisch geheel. Op afbeelding 5 is de nieuwe woonsituatie opgenomen.
Afbeelding 5. Bebouwing in de nieuwe situatie (bron: erfadvies Gelders Genootschap)
Het erfadvies van het Gelders Genootschap (zie bijlage 1) bevat inspiratiebeelden voor het verder uitwerken van de bebouwing in de nieuwe situatie.
Het plangebied ligt aan de rand van de Veluwe. Volgens het Landschapsontwikkelingsplan Elburg valt het plangebied in een kleinschalige/lineaire kampenlandschap. Dit type landschap wordt gekenmerkt door bochtige wegen en reliëf. Het plangebied ligt in het kleinschalige deel waar de afwisseling wat groter is en met een onregelmatig blokvormig kavelpatroon als een inham in het bos. De ambitie is het herstel van de samenhang en het balans tussen de verschillende landschapselementen en het versterken van de bosrand.
Het landschap wordt in de nieuwe situatie versterkt door het toevoegen van een hoogstam fruitboomgaard, streekeigen hagen en bomen. De hagen vormen een groene plint om de verbondenheid met het landschap te krijgen. De bosrand wordt versterkt met een bomenrij van eiken.
Het erfadvies van het Gelders Genootschap (zie bijlage 1) bevat een uitwerking van de landschappelijke versterking.
Op rijksniveau is op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het meest relevante beleidsdocument. Daarnaast bevatten het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening ruimtelijk relevante aspecten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) schetst de rijksoverheid hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft de rijksoverheid in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:
De SVIR is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Met het Barro maakt het rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder genoemde onderwerpen als de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
De SVIR en het Barro staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Besluit ruimtelijke ordening
In artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, moet de benutting van ruimte in alle ruimtelijke besluiten worden gemotiveerd.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' betekent voor de beoogde ontwikkeling geen belemmering, omdat het aantal extra woningen niet meer dan één bedraagt.
In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Omgevingsvisie en -verordening en de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe.
Algemeen
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 (hierna: de omgevingsvisie Gelderland) is een structuurplan van de provincie Gelderland. De provincie wil Gelderland in de toekomst 'gaaf' houden en staat voor stevige uitdagingen. Er zijn grote, verscheidene ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dit wil de provincie realiseren door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier uitvoering aan:
1. energietransitie: van fossiel naar duurzaam;
2. klimaatadaptie: omgaan met veranderend weer;
3. circulaire economie: het sluiten van kringlopen;
4. biodiversiteit: werken met de natuur;
5. bereikbaarheid: duurzaam verbonden;
6. vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio, en
7. woon- en leefomgeving: dynamisch, divers en duurzaam.
De omgevingsvisie Gelderland is verder uitgewerkt in vier zogenaamde 'doe-principes'. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren, ruimte maken voor nieuwe technologieën en werkgelegenheid, kansen pakken op het terrein van duurzaamheid, economische kracht en verbondenheid. In het kort betreffen deze principes:
1. doen: Gelderland kijkt breed met een focus en zoekt actief ruimte;
2. laten: Gelderland stimuleert niets buiten onze visie;
3. zelf: Gelderland neemt zelf verantwoordelijkheid en geeft het goede voorbeeld, en
4. samen: Gelderland werkt samen met oog voor innovatie.
Met de Omgevingsverordening Gelderland stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de Omgevingsverordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan(nen) op deze regels afstemmen.
Nationale Landschappen
De Nationale landschappen in Gelderland zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. De provincie Gelderland wil door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Nationale landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten.
Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Veluwe. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van dit landschap te behouden en waar mogelijk verder te ontwikkelen. Behoud wordt bereikt middels een regel in de Omgevingsverordening die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten behouden of versterken.
De belangrijkste kernkwaliteiten van het Nationaal landschap Veluwe zijn het grote, aaneengesloten bosgebied en actieve stuifzanden en het open en gesloten landschap. Voor het plangebied geldt in het bijzonder het waardevolle open landschap. Met de beoogde ontwikkeling neemt per saldo bebouwing in het plangebied af. Om die reden zal geen sprake zijn van een negatieve invloed op genoemde kernkwaliteit.
Gelderse Groene Ontwikkelzone
De provincie Gelderland heeft de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (hierna: het GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. De provincie Gelderland richt zich op het realiseren van een robuust GNN met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, zoals wonen, bedrijven en infrastructuur heet de Gelderse Groene Ontwikkelzone (hierna: de GO). In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. Ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van de GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Het plangebied ligt net buiten de begrenzing van het GNN, maar wel in de GO. Dit houdt in dat moet worden beoordeeld of het plan effecten heeft op de kernkwaliteiten van dit gebied. In dit kader wordt verwezen naar het rapport 'Beoordeling Wet Natuurbescherming' van 26 augustus 2019, van Ruimte voor Advies. Dit rapport is als bijlage 6 opgenomen. In dit rapport wordt onder andere geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkelingen niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten, waarden en ontwikkelingsdoelen van het GNN.
Functieverandering
De provincie Gelderland streeft naar een vitaal buitengebied met behoud van levendigheid en een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Hierbij wordt rekening gehouden met grote verschuivingen door schaalvergroting in de landbouw, energietransitie en urbanisatie de komende jaren.
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor functieverandering naar wonen en werken. Daarvoor dragen in eerste instantie initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:
- kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes, en
- ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie.
Daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied. Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en/of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid. De beoogde ontwikkeling betreft functieverandering naar wonen, waarbij sprake is van sloop en landschappelijke inpassing. Dit past binnen het provinciale beleid.
De gemeente Elburg heeft samen met andere gemeenten op de Noord-Veluwe het beleidsdocument 'Streekplanuitwerking Functieverandering regio Noord-Veluwe' op- en vastgesteld. Functieverandering naar wonen wordt in de regionale beleidsinvulling gezien als een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Gezien de aard en constructie van de bebouwing is hergebruik van de aanwezige bebouwing vaak niet mogelijk. Sloop en herbouw is dan gewenst.
Bij functieverandering naar wonen geldt dat maximaal 50% van de bebouwing mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd, is maatwerk. De invulling is afhankelijk van de omgevingskwaliteit, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma. Bij een functieverandering naar wonen kan zowel hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden als sloop en vervangende nieuwbouw. Bij functieverandering naar wonen dient in beginsel minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt.
Voor wat betreft de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving is onderscheid gemaakt in een zogenaamd basispakket en een basispakket-plus. Het basispakket is altijd van toepassing en vraagt om: sloop van alle bedrijfsgebouwen, intrekken milieuvergunning, cultuurhistorische waardevolle bebouwing wordt behouden, verkleining van het bouwvlak, beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing. Het basispakket-plus is alleen van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van de aanvullende regeling.
De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met voornoemde streekplanuitwerking. Er wordt minimaal 500 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt en ten behoeve van ruimtelijke kwaliteit wordt toepassing gegeven aan het basispakket.
Het gemeentelijk beleid dat van belang is voor de beoogde ontwikkeling is de Structuurvisie Elburg 2030, de Omgevingsvisie Elburg 2018, de Woonvisie en het zogeheten VAB-beleid.
Structuurvisie Elburg 2030
Met de structuurvisie gemeente Elburg 2030 (hierna: de structuurvisie) geeft de gemeente Elburg haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De ambities van de gemeente rondom de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen en water, milieu en duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn hierin in samenhang gebracht voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de kernen en het buitengebied. De visie biedt hiermee één actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van de structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.
Samenvattend zet de gemeente in op het bieden van rust en ruimte in een fraaie omgeving. Naast het behoud en versterking van cultureel erfgoed, zoals de Vesting Elburg, wordt hiertoe de ontwikkeling van bijzondere natuur- en cultuurlandschappen gestimuleerd. In het buitengebied wordt belang gehecht aan versterking van het landschap en herstel van oude landschapselementen. De van oorsprong aanwezige sterke afwisseling in het landschap moet beter zichtbaar worden. De ontwikkeling van passende recreatieve voorzieningen en routestructuren zorgen voor een versterking van de recreatieve potenties van het Elburgse landschap. Nieuwe ontwikkelingen in de agrarische sector worden opgepakt en zorgvuldig in het landschap ingepast. Ook mogelijkheden voor agrariërs om kleine nevenactiviteiten te ontplooien blijven bestaan. Bij functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing vraagt het tegengaan van verrommeling nadrukkelijk aandacht.
De vitaliteit en kwaliteit van het landelijk gebied staan onder druk. Het aantal agrarische bedrijven neemt sterk af. Agrarische bedrijfsgebouwen komen leeg te staan. In de Omgevingsverordening Gelderland is de mogelijkheid opgenomen om niet agrarische functies in vrijkomende agrarische bebouwing toe te staan. Dit is het zogenaamde VAB-beleid. Het toestaan van extra woningen in het buitengebied na sloop van bedrijfsbebouwing vraag om maatwerk. De gemeente kiest er dan ook voor om dit alleen mogelijk te maken door middel van een partiële herziening van het bestemmingsplan. Dit maakt dat per geval binnen de vastgestelde beleidskaders maatwerk kan worden geleverd. Daarbij wordt nadrukkelijk ook een relatie gelegd met de lokale woningbehoefte en het woningbouwprogramma binnen de kernen.
Voor wat betreft het plangebied is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling gericht op het versterken van de bosrand. Volgens het bij de structuurvisie behorende uitvoeringsprogramma betreft dit een maatregel uit het Landschapsontwikkelingsplan Elburg (zie paragraaf 2.3).
Afbeelding 6. Uitsnede verbeelding structuurvisie (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Omgevingsvisie Elburg 2018
De Omgevingsvisie Elburg 2018 (hierna: de Omgevingsvisie) geeft de koers aan richting 2030. Deze koers is niet nieuw, maar bouwt voort op onder andere de structuurvisie. Initiatieven die binnen de Omgevingsvisie passen, worden zoveel mogelijk gefaciliteerd.
De gemeente Elburg heeft in de Omgevingsvisie de volgende visie en missie tot 2030 geformuleerd: samen naar een gezonde, veilige en duurzame balans tussen mens, ruimte en gebruik. Bij ontwikkelingen en investeringen staan de volgende kernwaarden voorop: sociaal en zorgzaam, gezond en groen, gastvrij en ondernemend, klimaatneutraal, bereikbaar en veilig.
De Omgevingsvisie heeft een belangrijke rol in het op gang brengen van investeringen die leiden tot kwaliteitsversterking en het dichterbij brengen van ambities. De zogeheten IDee-kaarten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen hebben hierin een belangrijke rol. Deze kaarten benoemen de ontwikkelingsrichting van het gebied en de aandachts-/uitgangspunten voor kwaliteit en leefbaarheid.
Voor het plangebied geldt het deelgebied 'Overgangszone'. Het plan is niet in strijd met de voor dit gebied geldende ontwikkelingsrichting en aandachts-/uitgangspunten. Onder andere is hier hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven aan de orde, waarbij geldt dat ieder verzoek op maat wordt bekeken (ruimtelijke kwaliteit).
Woonvisie en kwalitatief woningbouwprogramma
De geconstateerde woningbehoefte tot en met 2019 in de gemeente Elburg bedraagt 810 woningen. Wanneer rekening wordt gehouden met een planuitval van 20%, dan komt het maximaal aantal te realiseren woningen in de gemeente Elburg in deze periode uit op 972 woningen. Het huidige woningbouwprogramma van de gemeente Elburg tot en met 2019 bevat ruim voldoende woningen om in de woningbehoefte inclusief 20% planuitval te voorzien. De lokale behoefte is uitgewerkt in de gemeentelijke woonvisie, wat betekent dat iedere woning (wooneenheid) in het buitengebied meetelt in het woonprogramma.
In de periode 2010-2019 mogen maximaal 42 woningen in het kader van het VAB-beleid worden uitgegeven. De beoogde ontwikkeling past hiermee in het kwalitatief woonprogramma.
In de Woonvisie is tevens aandacht voor het aspect duurzaamheid. De gemeente Elburg beperkt zich in eerste instantie tot de bijdrage die op het gebied van het wonen kan worden gerealiseerd. Een bredere benadering en aanpak zal worden opgenomen in de lokale uitwerking van de regionale Routekaart Klimaatneutraal 2050.
De bijdrage die op het gebied van wonen kan worden gerealiseerd spitst zich toe op de uitvoering van het landelijk Energieakkoord 2013. In dit kader verwacht de gemeente dat bij nieuwbouw naar energieneutrale woningen wordt gestreefd.
Sinds 1 juli 2018 mogen nieuw te bouwen woningen niet meer op het gasnet worden aangesloten.
VAB-beleid
Als aanvulling op de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe heeft de gemeente Elburg op 23 mei 2016 zogeheten VAB-beleid vastgesteld (VAB-beleid gemeente Elburg 2016. Functieverandering naar wonen en recreëren). Hierin is het beleid weergegeven voor vrijkomende agrarische bebouwing. In het beleid zijn specifieke gemeentelijke criteria en uitgangspunten opgenomen ten aanzien van functieverandering naar wonen. Dit geldt niet alleen voor voormalige agrarische bedrijven, maar ook voor overige (voormalige) bedrijfsbestemmingen.
Het VAB-beleid is van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen en/of vrijkomende bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Het gaat om gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een agrarische bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest.
Voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied gelden volgens het VAB-beleid, naast de algemene regels uit hoofdstuk 3, onder andere de volgende kwantitatieve randvoorwaarden uit paragraaf 4.1 van de beleidsnotitie:
- om in aanmerking te komen voor het bouwen van één of meerdere reguliere woningen dient minimaal 3.450 m³ aan bedrijfsbebouwing aanwezig te zijn op het perceel, exclusief de bestaande woning;
- voor elke nieuw te bouwen woning dient minimaal 3.000 m³ aan bedrijfsbebouwing, exclusief de bestaande woning, te worden gesloopt;
- elke nieuw te realiseren woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
- naast de bestaande woning zijn maximaal vier woningen in maximaal twee gebouwen toegestaan op het perceel;
- er komen maximaal drie bouwvlakken op het perceel, voor maximaal vijf woningen, en
- de bestaande en nieuw te bouwen woning(en) krijgen een reguliere woonbestemming.
Ter compensatie van de sloop van de agrarische bebouwing, met een totale inhoud van 3.844 m3, wordt één vrijstaande woning terug gebouwd. Dit past binnen de beleidsuitgangspunten.
Verder wordt het bouwvlak met minimaal 20% verkleind en voor elke woning wordt iets meer dan 1.000 m2 bestemmingsvlak opgenomen, conform het VAB-beleid. Een deel van het plangebied behoudt de agrarische bestemming, maar zonder bouwvlak.
Bijlage 1 bevat een uitwerking van de landschappelijke inpassing, gericht op versterking.
In dit hoofdstuk wordt het uitgevoerde onderzoek naar de gevolgen van de beoogde ontwikkeling voor de fysieke leefomgeving beschreven.
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, moet worden aangetoond dat de bodem en het grondwater ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Tauw bv uit Deventer heeft ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 7 augustus 2019, projectnummer 1268422. Het rapport is als bijlage 2 opgenomen.
Bevindingen
In de bovengrond op het noordelijke deel van de onderzoekslocatie is minerale olie boven de achtergrondwaarde gemeten. In de rest van de boven- en ondergrond is geen van de geanalyseerde parameters boven de achtergrondwaarde gemeten, In het grondwater is het metaal barium boven de streefwaarde is gemeten. De bovengrondse dieseltank heeft de bodem, milieuhygiënisch gezien, niet negatief beïnvloed.
Conclusie
De bevindingen vormen geen belemmering voor het voorgenomen toekomstige gebruik van de onderzoekslocatie (wonen) en het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen).
De Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh moet bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht worden besteed aan het aspect geluid.
Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, mogelijk worden gemaakt, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op de nieuwe woningen ten gevolge van omliggende wegen, spoorwegen en/of gezoneerde industrieterreinen. Dit onderzoek kan achterwege blijven, indien de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen buiten het zogeheten akoestisch aandachtsgebied is gelegen.
Sain milieuadvies uit Vaassen heeft een akoestische beoordeling uitgevoerd. De resultaten van deze beoordeling zijn vastgelegd in de notitie van 23 september 2019, kenmerk 2018-3152-0b3002/1453. De notitie is als bijlage 3 opgenomen.
Bevindingen
Uit de beoordeling blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen de zone van een industrieterrein, een weg of een spoorweg.
Conclusie
De resultaten van de akoestische beoordeling geven geen milieuhygiënische belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
De belangrijkste luchtkwaliteitseisen zijn als grenswaarden in de Wet milieubeheer opgenomen. Verder is in het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' vastgelegd dat een project 'niet in betekenende mate' (hierna: NIBM) bijdraagt zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% van de grenswaarde bedraagt. In de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Toets
Nu de beoogde ontwikkelingen zien op één woning, kan een toets aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Verder zijn de verkeersbewegingen vanwege de beoogde ontwikkeling dusdanig, dat in het plangebied geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt.
Conclusie
Er zijn uit oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen aanwezig voor de beoogde ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies, en
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten zonder belemmeringen kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Past de nieuwe functie in de omgeving?
Hierbij gaat het er om of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.
In dit geval wordt het plangebied bestemd ten behoeve van woondoeleinden. Met deze bestemming is geen sprake van een milieubelastende activiteit met externe werking. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geen sprake.
Laat de omgeving de nieuwe functie toe?
Hierbij gaat het er om of de nieuwe functie in het plangebied hinder of gevaar ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
In de directe omgeving bevinden zich geen bedrijven, uitsluitend woningen.
Conclusie
Het aspect bedrijvigheid en milieuzonering staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen en kunnen een risico zijn voor de leefomgeving. Dergelijke risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In het kader van externe veiligheid moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: het Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
Toets
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen zogeheten Bevi-inrichtingen aanwezig.
Het plangebied bevindt zich buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 en het plasbrand-aandachtsgebied van de spoorlijn Zwolle-Amersfoort. Het plangebied bevindt zich evenmin binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn, zodat geen beperkte verantwoording van het groepsrisico hoeft te worden opgesteld.
Het plangebied is niet in de nabijheid gelegen van een weg met een plaatsgebonden risicocontour.
Op circa 90 meter afstand van het plangebied ligt de aardgasbuisleiding N-570-20. De nieuw te bouwen woning ligt niet binnen de belemmeringstrook (4 meter) van de buisleiding. Wettelijk gezien is het mogelijk om de woning te realiseren. Wel ligt het plangebied binnen de 1% letaalcontour van de aardgasbuisleiding. Er is sprake van een toename van 2,4 personen dan is geen sprake van een groepsrisico (meer dan 10 personen). In dit geval hoeft er geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden.
De Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is om advies gevraagd over (eventuele) rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Dit advies is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Conclusie
Er zijn uit oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig voor de beoogde ontwikkeling.
Waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Hier wordt het beleid van het waterschap nader behandeld.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In het Waterbeheersplan Veluwe 2010 -2015 is de strategische visie op de uitvoering van de taken van het waterschap beschreven. Dit is uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt een doorkijk gegeven tot 2027. Waterschap Vallei en Veluwe is er voor waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit.
In het Waterbeheerplan staat de integrale benadering van waterhuishoudkundige problemen centraal. Deze benadering is in elk van de zeven stroomgebieden binnen het gebied van het waterschap uitgewerkt in een Stroomgebiedsuitwerkingsplan (SUP). Uitgangspunt daarbij zijn functies en waarden van het betreffende (stroom)gebied. Voor onderhavig plangebied geldt het SUP Elburg-Oldebroek. Het stroomgebied beslaat circa 14.000 ha en helt globaal af van zuid naar noord, wat ook de afwateringsrichting is. Het stroomgebied bestaat in het zuiden uit hoge zandige bos- en heidegronden van het Veluwemassief. Voor het gebied worden de volgende doelen onderscheiden: veilige dijken, gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden, vermindering wateroverlast en water voor droge tijden, goede waterkwaliteit, herstel en behoud van bijzondere natuur, goede afstemming watersysteem en waterketen in stedelijk gebied, goede onderhoudssituatie, brede kijk en meten is weten.
Watertoets
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Uit de uitgevoerde watertoets blijkt niet direct een waterbelang. De watertoets is als bijlage 4 opgenomen.
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (hierna: GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) regelt de gebiedsbescherming van onder andere Natura 2000-gebieden. Daarnaast regelt de Wnb ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.
Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied is het gebied 'Veluwe', gelegen op heel korte afstand van het plangebied. Gelet hierop wordt verwezen naar het rapport 'Beoordeling Wet Natuurbescherming' van 26 augustus 2019, van Ruimte voor Advies. Dit rapport is als bijlage 6 opgenomen. In dit rapport wordt onder andere geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkelingen niet leidt tot een effect op het aangrenzende Natura 2000-gebied.
De Wet natuurbescherming verplicht om na te gaan of in het plangebied beschermde flora en fauna aanwezig is. Adviesgroep Ruimte voor Advies uit Vaassen heeft onderzoek gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde flora en fauna. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Ecologische quickscan Kuijlmansweg 2 te Doornspijk' d.d. 8 augustus 2019. Het rapport is als bijlage 5 opgenomen. Door Ruimte voor Advies is geconcludeerd dat nader onderzoek naar de aanwezigheid van huismussen noodzakelijk is.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel kan de uitvoering van het plan vertraging oplopen vanwege het nader onderzoek dat nodig is. Dit onderzoek is nodig voor het aanvragen van een omgevingsvergunning. Daarmee is het voorkomen van aantasting of vernieling van verblijfplaatsen van huismussen voldoende geborgd.
Algemeen
De opvattingen over de omgang met monumenten zijn sterk veranderd. Gebieden worden belangrijker dan individuele gebouwen. Ook de inzichten over de organisatie van de monumentenzorg zijn anders. Het systeem is daarom aangepast aan de ontwikkelingen van deze tijd. Een en ander heeft ook geresulteerd in de nieuwe Erfgoedwet die voorziet in een bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed.
Een groot deel van de Erfgoedwet stond al in andere wetten en regelingen. Op een aantal gebieden zorgt de Erfgoedwet wel voor veranderingen. Er zijn bijvoorbeeld nieuwe regels voor het afstoten van cultuurgoederen door de rijksoverheid.
In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed (zoals schilderijen), wie welke verantwoordelijkheden heeft, en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als 'sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling'. Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwwerken, al dan niet met een status als monument. Bepaalde landschappelijke elementen als houtwallen, bosjes, bomen, waterlopen etc., kunnen een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in verband met de ontstaans-, bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de streek. In het bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen om deze geschiedenis te behouden cq. de waarden te beschermen.
Archeologie
Onder andere de Monumentenwet 1988 is opgenomen in de Erfgoedwet. Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt op termijn overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is als volgt:
- het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten in de Erfgoedwet, en
- de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet.
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die op termijn naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten, moeten rekening houden met archeologische waarden.
Aanwezige en te verwachten archeologische waarden
Door Bureau voor Archeologie uit Utrecht is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van boringen. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 27 juni 2019, projectnummer 2019013101. Dit rapport is als bijlage 7 opgenomen. Op basis van het onderzoek adviseert Bureau voor Archeologie het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
Zichtbare cultuurhistorische waarden
In het plangebied of in de omgeving bevindt zich geen cultuurhistorisch waardevolle of monumentale bebouwing.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In de huidige situatie is sprake van één erfontsluiting op de Kuijlmansweg. In de nieuwe situatie wijzigt dit niet. Ook de nieuwe woning gaat van de bestaande erfontsluiting gebruik maken.
Uit de Parkeernota van de gemeente Elburg volgt dat 2,8 parkeerplaats per woning (goed en veilig bereikbaar) op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. De ruimte om de woningen is voldoende groot om aan dit criterium te voldoen.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het beleid en ook de ruimtelijke en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de verbeelding en regels. De verbeelding en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels met betrekking tot het gebruik gekoppeld. De toelichting geeft daarbij een weergave van de beweegredenen, onderzoeksresultaten en beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor dit plan is bij het opstellen van de regels zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de gemeente Elburg en het thans in procedure zijnde bestemmingsplan Buitengebied 2012, actualisatie 2018.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels bevatten begripsomschrijvingen en de wijze van meten.
In de bestemmingsregels zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen.
De algemene regels zijn op alle onderdelen van het plan van toepassing.
Tot slot bevat het plan overgangsregels en een slotregel die de naam van het plan vastlegt.
In dit bestemmingsplan komen zowel enkelbestemmingen voor als dubbelbestemmingen. Hierna is een korte toelichting op de bestemmingen weergegeven.
Agrarisch met waarden (Artikel 3)
De bestemming 'Agrarisch met waarden' bevat alleen een gebiedsbestemming. Er is ten behoeve van deze bestemming geen bouwvlak opgenomen. Dit betekent dat de gronden enkel agrarisch gebruikt mogen worden, zonder dat er gebouwen mogen worden opgericht.
Wonen en Wonen - Kleine woning (Artikelen 4 en 5)
De voor 'Wonen' en 'Wonen – Kleine woning' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en voor wat betreft 'Wonen' aan huis verbonden beroepen. Op de verbeelding zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven. Hier mogen de woningen en de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Voor de maatvoering van de woningen wordt aangesloten bij de regels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De bouwvlakken liggen in principe strak om de te realiseren bebouwing heen. De goot- en bouwhoogte is nader geregeld in bouwregels. Bijgebouwen zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van gronden en bouwwerken voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en voor een bed en breakfast-voorziening (bestemming 'Wonen').
Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde (Artikel 6)
De locatie ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Om deze reden is op het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde' van toepassing. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt er een meldingsplicht conform het gestelde in paragraaf 4.8.
Algemene regels (Artikelen 7 tot en met 14)
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaard regels in bestemmingsplannen worden verder niet toegelicht.
Het plan betreft een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering komen geheel voor rekening van initiatiefnemer en er bestaan dus geen financiële gevolgen voor de gemeente Elburg. De gemeente verleent haar medewerking door het voeren en begeleiden van de benodigde bestemmingsplanprocedure.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Elburg is een realisatieovereenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken vastgelegd die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld, zoals de sloopplicht, kostenverhaal en tegemoetkoming in (plan)schade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is op grond van artikel 6.12 van de Wro geen exploitatieplan vereist.
Het bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wro. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook dient op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening overleg te worden gevoerd met besturen van Rijk, provincie en waterschap.
Burgemeester en wethouders hebben besloten geen afzonderlijke inspraakprocedure te voeren. Voor dergelijke planherzieningen wordt de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad voldoende geacht.
De locatie is al lange tijd in beeld als een VAB-locatie op grond van het gemeentelijk VAB-beleid. De initiatiefnemer heeft overleg gevoerd met (direct-)aanwonenden.
Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 Bro is vooroverleg vereist met het Waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gedeputeerde Staten en de minister kunnen op basis van artikel 3.1.1 lid 2 Bro bepalen dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidenlijk het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Rijk
Vooroverleg met het Rijk dient plaats te vinden in die gevallen waar nationale belangen aan de orde zijn. Bij brief van 26 mei 2009 heeft toenmalig minister van VROM middels een bij de brief behorende lijst aangegeven bij welke nationale belangen vooroverleg met het Rijk dient plaats te vinden. Voorliggend plan heeft geen betrekking op de in de lijst genoemde nationale belangen. Om deze reden is geen vooroverleg vereist tussen Rijk en de gemeente.
Provincie Gelderland
Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 5 juni 2008 middels een brief aangegeven dat over de plannen die puur van lokaal belang zijn en plannen die wel van provinciaal belang zijn, maar geen provinciale verantwoordelijkheid zijn, geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden.
Vanwege de gedeeltelijke ligging van het plangebied in het 'Nationaal Landschap Veluwe' is vooroverleg gevoerd met de provincie Gelderland. Mondeling heeft de provincie te kennen gegeven dat het plan in lijn is met het provinciaal beleid.
Waterschap
Zoals in paragraaf 4.6 is verwoord, is op grond van het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe de digitale watertoets op dit plan toegepast.
Vooraankondiging
De gemeente heeft in de plaatselijke Huis aan Huis een kennisgeving gepubliceerd waarin is aangegeven dat burgemeester en wethouders een bestemmingsplan voorbereiden voor de locatie Kuijlmansweg 2 te Doornspijk. Daarmee is voldaan aan de wettelijke verplichting ex artikel 1.3.1 Bro.
Terinzagelegging
Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken, vanaf 18 februari 2020 tot en met dinsdag 31 maart 2020, ter inzage gelegen voor een ieder. Gedurende deze periode is uitsluitend door de Gasunie Transport Services B.V. een zienswijze ingediend.
De zienswijze Gasunie Transport Services B.V. is als volgt samengevat:
De Gasunie merkt op dat de voorgestelde ontwikkeling de agrarische bestemming omzet in een woonbestemming. Door deze omzetting wordt een nieuw kwetsbaar object gerealiseerd. Om die reden dient er een (beperkte)verantwoording te worden gemaakt ten aanzien van het groepsrisico.
Reactie gemeente
In paragraaf 4.5 externe veiligheid van het ontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat het plangebied niet ligt in de nabijheid van aardgasbuisleidingen. Dit is niet juist. Op ca. 90 meter afstand van het plangebied ligt de aardgasbuisleiding N-570-20.
De nieuw te bouwen woning ligt niet binnen de belemmeringstrook (4 meter) van de buisleiding. Wettelijk gezien is het mogelijk om de woning te realiseren. Wel ligt het plangebied binnen de 1% letaalcontour van de aardgasbuisleiding. Er is sprake van een toename van 2,4 personen dan is geen sprake van een groepsrisico (meer dan 10 personen). In dit geval hoeft er geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden.
Er is advies gevraagd van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland over de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid.
In verband met het vorenstaande is paragraaf 4.5 Externe Veiligheid aangepast. In de paragraaf zal de aardgasbuisleiding N-570-20 en het advies van de VNOG opgenomen moeten worden.