direct naar inhoud van Artikel 8 Leiding - Riool
Plan: Bedrijventerrein Doornspijk - De Glinde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.BPDEGLINDE2013-VST1

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding, met daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.

8.1.2 Prioritering

De belangen van de in lid 8.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde dubbelbestemming geldt dat uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de inhoud van gebouwen maximaal 25 m3 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 4 meter mag bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2:

  • a. voor het oprichten van andere bouwwerken ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen, voor zover de belangen van de leidingen zulks gedogen, waarbij de bouwregels bij de onderscheiden bestemming van overeenkomstige toepassing zijn. Burgemeester en wethouders wijken niet af, alvorens schriftelijk advies is gevraagd bij de desbetreffende leidingbeheerder.
  • b. de bouw van:
    • 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare nutsvoorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    • 2. een ander bouwwerk met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat niet hoger is dan 3 meter;
  • c. het veranderen van de in het plan voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 10%, indien zulks verband houdt met de bouwaanvragen waarvan de realisering gewenst of noodzakelijk is.
8.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 8.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • c. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding.
8.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
  • e. die betrekking hebben op het aanleggen van oppervlakteverharding ten behoeve van aanpassingen van infrastructurele werken; op voorwaarde dat uit een advies van de leidingbeheerder blijkt dat geen schade aan de leiding zal worden toegebracht, dan wel de kans op schade is uitgesloten;
  • f. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
8.4.3 Voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt uitsluitend verleend indien door die werken en/of werkzaamheden geen schade aan de leiding zal worden toegebracht, dan wel kans op beschadiging is uitgesloten;
  • b. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere gebouwen ten dienste van een openbaar nutsvoorziening, met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en waarvan de goothoogte niet hoger is dan 4 meter, voor zover deze op grond van lid 6.3 niet kunnen worden gebouwd;
  • b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor gebouwen en andere bouwwerken met maximaal 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  • c. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.