1.1 Aanleiding
Aan de Burgemeester Frieswijkweg 16 te Doornspijk ligt een voormalig agrarisch bedrijf, dat een tijd als zorglocatie heeft gefunctioneerd. Op het perceel staat een bedrijfswoning, een kleine woning en circa 5450 m3 aan bedrijfsbebouwing. De initiatiefnemers zijn voornemens om gebruik te maken van het VAB (voormalig agrarisch bedrijf) beleid van de gemeente Elburg. Hierbij willen ze het grootste gedeelte van de bedrijfsbebouwing slopen.
Op basis van het VAB-beleid 2016 van de gemeente Elburg kan er na sloop van 5.000 m3 aan bedrijfsbebouwing een reguliere en een kleine woning terug gebouwd worden.
Op basis van het geldende bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk. Het geldende bestemmingsplan dient hiervoor herzien te worden. Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt. Kanttekening hierbij is dat de bestaande kleine woning onderdeel is van voorliggend bestemmingsplan, deze behoort echter niet tot de VAB regeling om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. De reden om deze mee te nemen is dat een klein deel van de maatschappelijke bestemming op het kadastrale perceel van de kleine woning ligt en deze bestemming dient in het kader van het VAB-beleid geheel verwijderd te worden.
1.2 Ligging en begrenzing
Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Doornspijk in het buitengebied van de gemeente Elburg. Het plangebied ligt aan de Burgemeester Frieswijkweg. Op het perceel bevinden zich de adressen Burgemeester Frieswijkweg 16, 16A en 16B. Het plangebied wordt door de Grevensweg gescheiden in twee delen. In het noordelijk deel van het plangebied staan twee bestaande woningen (bedrijfswoning en een kleine woning) en is het grootste deel van de opstallen gesitueerd. In het zuidelijk deel (overerf) staan ook nog enkele opstallen. Het noordelijk deel van het plangebied wordt aan de oost en zuidzijde begrensd door de Grevensweg en aan de noord en westzijde door de omliggende agrarische gronden. Het zuidelijk deel van het plangebied wordt aan de oost en zuidzijde begrensd door de omliggende agrarische gronden en aan de noord en westzijde door de Grevensweg.
Afbeelding 1] Ligging plangebied (bron: google maps)
Afbeelding 2] Begrenzing plangebied (bron: google maps)
1.3 Geldend bestemmingsplan
Voor het perceel aan de Burgemeester Frieswijkweg 16 is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’ van toepassing. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Elburg op 24 juni 2013. Het plangebied heeft op basis van het geldende bestemmingsplan de bestemming ‘Maatschappelijk' en 'Wonen-Kleine woning'. Het plangebied kent tevens de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde’, 'Waarde - Waardevol landschap' en 'Waarde - EHS verweving'. De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen (therapeutisch centrum + agrarisch bedrijf);
- maximaal één bedrijfswoning;
- aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en niet meer dan 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning en bijbehorende gebouwen, met een maximum van 150 m2;
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012' is het niet mogelijk om in het plangebied een extra reguliere woning en een extra kleine woning te realiseren. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is maximaal 1 bedrijfwoning toegestaan. Een uitsnede van de verbeelding is weergegeven op afbeelding 3.
Afbeelding 3] Uitsnede geldend bestemmingsplan Buitengebied Elburg 2012(bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Bestemmingsplan Buitengebied 2012, actualisatie 2018
Het bestemmingsplan “Buitengebied Elburg 2012” is op 24 juni 2013 vastgesteld. Het bestemmingsplan
biedt een actueel planologisch kader voor het buitengebied van Elburg. Vanwege de vaststelling van nieuw beleid door de gemeente en de provincie bestaat aanleiding om het bestemmingsplan op onderdelen te herzien. Bij de herziening op onderdelen worden ook de partiële herzieningen en wijzigingen overgenomen, zodat deze via één bestemmingsplan raadpleegbaar zijn. Tenslotte worden enkele perceelsgerichte wijzigingen (zoals een aanpassing aan de feitelijke en legale situatie of de aanpassing aan een verleende omgevingsvergunning met afwijking) verwerkt.
Het ontwerp bestemmingspan Buitengebied 2012, actualisatie 2018 (NL.IMRO.0230.BPBUITENGEB2018-ONT1)
heeft met ingang van 23 mei 2018 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen.
Het voorliggende bestemmingspan Burgemeester Fireswijkweg 16 sluit aan bij het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied 2012, actualisatie 2018.
1.5 Leeswijzer
De bestaande en toekomstige situatie wordt in hoofdstuk 2 beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. In hoofdstuk 4 komen de onderzoeksaspecten aan de orde. Daarna wordt in hoofdstuk 5 een toelichting gegeven op de regels. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de
financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op het vooroverleg, inspraak en zienswijzen.
Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie plangebied
2.1 Bestaande situatie plangebied
Op de locatie aan de Burgemeester Frieswijkweg 16 ligt een voormalig agrarisch bedrijf, dat een tijd als zorglocatie heeft gefunctioneerd. Op het perceel staat een bedrijfswoning (A), een kleine woning (B) en circa 5450 m3 aan bedrijfsbebouwing. Binnen het plangebied liggen diverse kadastrale percelen (zie afbeelding 5).
Afbeelding 4] Bestaande situatie plangebied (Zie bijlage 1 Erftransformatieadvies Gelders Genootschap)
Afbeelding 5] Kadastrale situatie plangebied
Afbeelding 5] Bestaande bedrijfswoning en kleine woning (bron: Erf advies Gelders Genootschap)
Het erf ligt in de bocht van de Burgemeester Frieswijkweg tussen twee sloten, oude lijnen in het lineaire landschap. De bedrijfswoning staat in de zuidoosthoek, het erf heeft zich met name ontwikkeld naar het westen/noordwesten. Bijzonder is het overerf, de schuur aan de overkant van de weg.
Naast het van oorsprong agrarische erf is er ten tijde van de zorgfunctie ook een tuinderij ontwikkeld. Het erf kent daardoor een wat rommelige uitstraling met diverse schuren, kassen, kantoorunits en een inrichting met parkeerplaatsen en diverse toegangen waardoor het rommelig aan doet.
De bedrijfswoning is een woonhuis met een eenvoudige agrarische uitstraling. De gebouwen en schuren volgen de hoofdrichting van het landschap of staan er met de nokrichting dwars op. Rondom de bedrijfswoning is het erf groen met een door een beukenhaag omgeven tuin. Rondom de dierenweide staat een coniferenhaag die niet streekeigen is. Waardevol zijn de grote eiken. Kavelgrensbeplanting is nauwelijks meer aanwezig. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via vier erftoegangen
Aanknopingspunten voor ontwikkeling van het erf.
- Erf ligt in de bocht van de Burgemeester Frieswijkweg met veel erftoegangen.
- Hoofdontwikkelingsrichting van het erf richting het westen/noordwesten.
- Waardevolle eiken en hagen.
- Hoofdrichting van de gebouwen volgen oude lijnen in het lineaire kampenlandschap of staan er haaks op.
- Rommelige inrichting met veel verschillende elementen en verharding.
- Coniferenhaag dominant aanwezig in het landschap.
Afbeelding 6] De schuren op het overerf aan de zuidkant van het erf met op de achtergrond waardevolle eiken op de perceelsgrens. (bron: Erf advies Gelders Genootschap)
Landschap
Het landschap rond Elburg is evenwijdig aan de rand van de stuwwal van de Veluwe georiënteerd. Het bestaat uit een afwisseling tussen laaggelegen veenontginnings- en polderlandschap en hoger gelegen dekzandruggen. Het plangebied ligt in een lager deel van het landschap. Een van oorsprong natter gebied dat in de middeleeuwen is ontgonnen. Het is een overgangsgebied tussen de hogere bossen van de Veluwe in het zuiden en de lage en open veenpolders in het noorden.
Bebouwing concentreerde zich van oudsher op de hogere delen. De flanken van de Veluwe en de zandruggen waarop Doornspijk en Hoge Enk liggen. De oude hoofdwegen liggen dan ook langs de Veluweflank en over de dekzandruggen, parallel aan de Veluwerand. Daartussen lopen meer bochtige wegen zoals de Burgemeester Frieswijkweg.
In de huidige tijd is veel kavelgrensbeplanting verdwenen en het landschap opener geworden. Het landschap aan de westzijde van de locatie, landgoed Klarenbeek vormt een waardevol element.
Het deel van de Burgemeester Frieswijkweg waar de locatie aan ligt is een zandweg en daarmee ook een waardevol landschapselement.

Afbeelding 7] Kaart landschap 1900. De locatie is terug te vinden op de kaart. Het ligt in het lineaire kampenlandschap. Lange smalle kavels gescheiden door houtwallen, singels en sloten. (bron: Erf advies Gelders Genootschap)
Afbeelding 8] Luchtfoto 2014: De hoofdstructuren van het landschap zijn nog te herkennen. Bebouwing is geconcentreerd op de hogere delen zoals Doornspijk op de zandrug. Langs de lange wegen tussen de zandrug en de Veluwe liggen nu meer erven en bebouwing. Het landschap is opener geworden door het verdwijnen van kleine landschapselementen. (bron: Erf advies Gelders Genootschap)
2.2 Toekomstige situatie plangebied
Op het perceel aan de Burgemeester Frieswijkweg 16 staat een bedrijfswoning, een kleine woning en circa 5450 m3 aan bedrijfsbebouwing. Het grootste gedeelte van de bedrijfsbebouwing (minimaal 5000 m2) wordt gesloopt. Hiervoor kan een vrijstaande (reguliere) woning en een kleine woning terug gebouwd worden.
Afbeelding 9] Te slopen bedrijfsbebouwing (bron: Bisschop Architect)
De bestaande bedrijfswoning is niet een karakteristieke boerderij maar heeft wel de uitstraling van een hoofdhuis, mede vanwege de positie. De nieuwe woningen dienen daar qua positie aan ondergeschikt te zijn en passen qua uitstraling en hoofdvorm in de landelijke omgeving. De nokrichting van de nieuwe gebouwen volgt de dominante richting van het landschap of staat er haaks op.
De twee nieuwe woningen worden geconcentreerd gesitueerd zodat er een compact geheel ontstaat met de bestaande bebouwing. De nieuwe (reguliere) woning komt wat verder achter op het perceel zodat de voormalige bedrijfswoning de belangrijkste plek behoudt op het erf. De nieuwe kleine woning komt aan de zuidzijde van het erf, het staat daar wat verstopt achter de bestaande bebouwing. De nieuwe reguliere woning en de kleine woning worden in het ontwerp voorzien van een inpandige berging. Op basis van het bestemmingsplan bijft het echter mogelijk om bijgebouwen los van de woning te situeren.
De gronden te noorden van het plangebied worden ingericht als dierenweide en hoogstam boomgaard.
De inritten naar de bestaande woningen blijven behouden. De nieuwe woningen worden ontsloten via een gezamenlijke nieuwe oprit. Het aantal bestaande erftoegangen wordt daarmee gereduceerd. Parkeren vindt plaats op eigen erf, er is ruimte voor 3 auto's op eigen erf.
Duurzaamheid
Het streven is om de woningen te realiseren met aandacht voor energie en klimaat. Door te bouwen met de standaard van de toekomst zijn de woningen voorbereid op klimaatverandering en heeft het een hogere toekomstwaarde. Uitgangspunt in het plangebied is ‘nul-op-de-meter’ woning. De woningen zijn veel beter geïsoleerd en er wordt geen gas gebruikt. Zonnepanelen en/of een elektrische warmtepomp dragen bij aan een beter wooncomfort.
Vormgeving van de bebouwing
De nieuwe woningen hebben een landelijke uitstraling met enkelvoudige hoofdvorm. Eén bouwlaag met zadeldak. De kleuren en natuurlijke materialen van de bebouwing komen overeen met die in de omgeving (aardetinten). De nieuwe bebouwing heeft stijlovereenkomsten met bebouwing in de omgeving. De maximale inhoud van de reguliere woning bedraagt 750 m³ en de woning heeft een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 8 meter. De maximale inhoud van de kleine woning bedraagt 375 m3 en de woning heeft een maximale goothoogte van 3 meter.
Erfinrichting
- De erfbeplanting versterkt het lineaire kampenlandschap en geeft de bebouwing een groen kader;
- De waardevolle eiken blijven behouden;
- De dominante coniferenhaag wordt verwijderd en vervangen door streekeigen beplanting;
- Op de perceelgrens komt een singel van zomereik. Karakteristiek voor het lineaire kampenlandschap. Het geeft het erf een groen decor;
- Tuinen worden in gekaderd met lage hagen. De hagen zijn van streekeigen soorten zoals beuk, haagbeuk, veldesdoorn of meidoorn;
- de beoogde beukenhaag binnen 10 meter van de aansluiting van in de in-uitrit(ten) op de Burgermeester Frieswijkweg wordt maximaal 80 cm hoog.
- Langs de boomgaard komt bij voorkeur een haag van meidoorn of veldesdoorn;
- Verharding wordt tot het hoogstnodige beperkt waarbij gebruik gemaakt wordt van passende materialen zoals klinkers en grind. Het erf heeft in de huidige situatie veel erftoegangen. Deze worden zoveel mogelijk samengevoegd en opgeheven.
- Zie voor meer informatie bijlage 5 'Inrichtingsplan' van de toelichting
Afbeelding 10] Inrichtingsschets toekomstige situatie (bron: Bisschop Architect)
Afbeelding 11] Referentiebeelden bebouwing (bron: Erf advies Gelders Genootschap)
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
De gemeente is in principe vrij in de keuze van het te voeren beleid. De wetgeving in Nederland gaat er wel vanuit dat er rekening wordt gehouden met het beleid van hogere overheden, vooral daar waar het regionale belangen betreft. De gemeente is niet verplicht om dit beleid te volgen, maar een afwijking daarvan moet wel duidelijk gemotiveerd worden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op relevant rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een nieuwe structuurvisie opgesteld Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) “Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig”. Het bijbehorende Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro / Amvb Ruimte) is in werking getreden op 17 december 2011. Hierna wordt kort de doelstelling van dit nieuwe beleid samengevat.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om die nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om gebiedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid om rijks betrokkenheid.
De Amvb ruimte bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo bepaalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevindt. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.
Toetsing aan de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van de provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De SVIR gaat niet in op uitbreidingsmogelijkheden van individuele initiatieven waarvan in het onderhavige geval sprake is.
3.1.2 Ladder van duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt tevens de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.
Voorheen bestond de ladder uit drie treden die doorlopen moesten worden ter verantwoording van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, maar per 1 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen van kracht geworden. Eén van de belangrijkste is dat de drie treden worden losgelaten. Feitelijk is er nog maar één trede: "er dient gemotiveerd worden dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte." Het betreft ontwikkelingen zowel binnen als buiten stedelijk gebied. Het realiseren van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet nadrukkelijk gemotiveerd worden.
Toetsing aan de Ladder van duurzame verstedelijking
Voorliggend plan betreft een plan voor woningbouw. Echter in het plangebied worden dermate weinig woningen ontwikkeld (twee woningen) dat uit jurisprudentie blijkt dat hier geen sprake is van een woningbouwlocatie zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en dat de ladder duurzame verstedelijking op dit plan niet hoeft te worden toegepast.
3.1.3 Conclusie
Het Rijk staat de planontwikkeling, gezien het karakter van het plan, niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 stelden Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vast. De Omgevingsvisie is opgesteld vanuit een sterk veranderende context waarin partijen en de provincie op dit moment werken en de komende jaren naar verwachting zullen werken. De overheid (en provincie) is slechts een van de vele spelers. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In de Omgevingsvisie stelt de provincie dat bij initiatieven voor functieverandering deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Bij een initiatief in het buitengebied geldt dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied. Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.
Toetsing aan de Omgevingsvisie Gelderland
Voorliggend plan voorziet in de sloop van minimaal 5000 m3 aan agrarische bebouwing. Als compensatie voor deze sloopmeters wordt een reguliere woning en een kleine woning teruggebouwd. De bestaande bedrijfswoning en de bestaande kleine woning blijven behouden. De nieuw te bouwen woningen worden zo natuurlijk mogelijk ingepast in de bestaande landschappelijke en stedenbouwkundige context. Gezien het voorgaande zorgt de nieuwe situatie voor een kwaliteitsverbetering, waarmee het plan past in het provinciaal beleid.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch is gewaarborgd. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.
De voor het plangebied van toepassing zijnde thema's worden hierna behandeld.
Landbouw
De provincie maakt voor de veehouderij onderscheid tussen grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderij. Het plangebied is gelegen in 'Verwevingsgebied niet-grondgebonden veehouderij'.
Het beleid voor de niet grondgebonden landbouw was afgelopen jaren gebaseerd op de reconstructieplannen die in 2005 zijn vastgesteld. Met de vaststelling van de omgevingsvisie en omgevingsverordening worden de drie Gelderse reconstructieplannen (Veluwe, Achterhoek-Liemers en Gelderse Vallei Utrecht-Oost) ingetrokken. De ruimtelijke zonering – aanduiding van de gebieden extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden – met daarin een gedifferentieerd beleid, is in het nieuwe omgevingsbeleid overgenomen.
In verwevingsgebieden is het oprichten van een geheel nieuw agrarisch bouwperceel ten behoeve van de niet-grondgebonden landbouw niet toegestaan. Voor ondernemers die een nieuwe locatie zoeken zijn voldoende bestaande locaties te verwerven. In verwevingsgebieden komen meerdere functies verweven voor. De mate waarin bedrijven daadwerkelijk de niet- grondgebonden veehouderijtak kunnen uitbreiden hangt in belangrijke mate af van de aanwezigheid van gevoelige niet agrarische bestemmingen in de directe omgeving. De uitbreiding van de niet-grondgebonden veestapel op een bedrijf vergt, mede met het oog op de andere functies in de omgeving van het bedrijf, op zorgvuldige en transparante wijze te gebeuren. Ruimtelijke kwaliteit verdient aandacht zowel op schaal van het (nieuwe) gebouw, het erf als de landschappelijke inpassing. De noodzaak om nieuwvestigingsruimte te bieden is afgelopen jaren kleiner geworden. Door de marktontwikkeling stoppen veel bedrijven. Deze bestaande bedrijfslocaties komen beschikbaar. Ook binnen verwevingsgebieden komen bestaande locaties voor hergebruik beschikbaar die gezien hun ligging, goede ontwikkelingsmogelijkheden bieden.
Landschap
De provincie wil samen met haar partners de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland behouden. Het actuele landschap is het referentiekader voor deze kwaliteit. Om deze basiskwaliteit van het landschap te behouden en waar mogelijk te vergroten, stimuleert de provincie het ontwikkelen met kwaliteit. Het plangebied is gelegen in 'Nationaal landschap buiten GNN, GO en NHW'. De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit. De provincie heeft met het toepassen van ‘Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik’ een zorgvuldige afweging van ontwikkelingen in het buitengebied voor ogen. Het plangebied is gelegen binnen het deelgebied 'Randmeerkust Agrarisch'. De kernkwaliteiten van dit gebied staan beschreven in bijlage 7 (onder 7h) van deze toelichting (Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen).
Wonen
De Omgevingsverordening bevat algemene regels en specifieke aanwijzingen waaraan gemeenten moeten voldoen om daarmee de provinciale belangen veilig te stellen. De gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de Omgevingsverordening in overeenstemming worden gebracht.
Het Gelderse woonbeleid gaat uit van regionale markten, desondanks is het van provinciaal belang. Het gaat om afstemming met buurprovincies, voorkomen van concurrentie om inwoners en bijbehorende onbedoelde migratiestromen tussen regio's en gemeenten, keuze van de beste locaties voor woningbouw, verkleinen van de kans op leegstand, voorzien in de aangetoonde kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de Gelderse bevolking en bevorderen van regionale samenwerking. Daarom kiest de provincie voor een regierol en stelt zij de kwantitatieve opgave voor wonen per regio vast.
De opgave is vastgesteld in de 'kwalitatieve opgave t/m 2024 en vastgelegd in de Omgevingsverordening (art. 2.2.1.1). In artikel 2 lid 2.1.1 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat nieuwe woonlocaties- en de daar te bouwen woningen toegestaan zijn, mits deze aansluiten op het vigerende bouwprogramma (door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma), waarin de kwantitatieve opgave betreft het wonen voor de regio is opgenomen.
Door de provincie is berekend dat er voor de periode 2013 tot en met 2024 een behoefte is aan een netto toevoeging van 8.850 woningen in de regio Noord-Veluwe. Op basis van dit aantal is er een binnenregionale verdeling gemaakt.
Natuur
De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Afbeelding 12] Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland
Toetsing aan de Omgevingsverordening Gelderland
Onderhavig plan betreft de wijziging van een maatschappelijke bestemming naar de woonbestemming. De aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (minimaal 5000m3) wordt daarbij gesloopt. De ontwikkeling is voorzien van een landschappelijke inpassing. De kernkwaliteiten van het gebied zijn hierin verwerkt en worden niet aangetast maar versterkt. De woonvisie en Het Kwalitatief woningbouwprogramma van de gemeente maken de bouw van de twee toe te voegen woningen mogelijk. Het plan ligt buiten de begrenzing van het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en buiten de Groene Ontwikkelingszone (GO). De grens van het GO-gebied ligt op de rand van het plangebied. Dat zijn gebieden in het GNN met een andere functie dan natuur. Bij ontwikkelingen wordt geprobeerd aan te sluiten bij de omliggende natuurwaarden. De wijziging van een maatschappelijke bestemming naar de woonbestemming leidt niet tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied. Hiermee staat de verordening de ontwikkeling niet in de weg.
3.2.3 Conclusie
Het provinciaal beleid staat de planontwikkeling niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de omgevingsvisie en de omgevingsverordening. In paragraaf 3.1.2 is de planontwikkeling getoetst aan de ladder duurzame verstedelijking. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en dat de ladder duurzame verstedelijking op dit plan niet hoeft te worden toegepast. Een toets aan de Gelderse ladder duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig.
3.3.1 Streekplanuitwerking functieverandering Noord-Veluwe
De Regio Noord-Veluwe, waar de gemeente Elburg onderdeel van uitmaakt, heeft de "Streekplanuitwerking Functieverandering Regio Noord-Veluwe" opgesteld. De streekplanuitwerking is geaccordeerd door Gedeputeerde Staten. In de streekplanuitwerking worden spelregels gegeven voor functieveranderingsgevallen. Afhankelijk van het gebied waarin een perceel ligt, de omvang van de te slopen bebouwing en de gewenste vervolgfunctie worden regels gegeven waaraan de functieverandering moet voldoen.
Bij functieverandering naar wonen geldt dat minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen dient te worden gesloopt. Maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd is maatwerk.
Toetsing aan de Streekplanuitwerking functieverandering Noord-Veluwe
Het grootste gedeelte van de bedrijfsbebouwing (minimaal 5000 m2) wordt gesloopt. Hiervoor kan een vrijstaande (reguliere) woning en een kleine woning terug gebouwd worden. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan dit regionale beleid. Er wordt meer dan 500 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt. Minder dan 50% van de gesloopte oppervlakte wordt teruggebouwd voor twee woningen.
3.3.2 Conclusie
Het regionaal beleid staat de planontwikkeling niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Streekplanuitwerking Functieverandering Regio Noord-Veluwe.
3.4 Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijke beleid dat van belang is voor deze locatie, is de Structuurvisie Elburg 2030, Woonvisie en het VAB-beleid.
3.4.1 Structuurvisie Elburg 2030
Met de structuurvisie gemeente Elburg 2030 (vastgesteld d.d. 24 september 2012) geeft de gemeente Elburg haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De ambities van de gemeente Elburg rondom de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen en water, milieu en duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn hierin in samenhang gebracht voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de kernen en het buitengebied. De visie biedt hiermee één actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van deze structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente Elburg aan derden.
Samenvattend zet de gemeente in op het bieden van rust en ruimte in een fraaie omgeving. Naast het behoud en versterking van cultureel erfgoed, zoals de Vesting Elburg, wordt hiertoe de ontwikkeling van bijzondere natuur- en cultuurlandschappen gestimuleerd. In het buitengebied wordt belang gehecht aan versterking van het landschap en herstel van oude landschapselementen. De van oorsprong aanwezige sterke afwisseling in het landschap moet beter zichtbaar worden. De ontwikkeling van passende recreatieve voorzieningen en routestructuren zorgen voor
een versterking van de recreatieve potenties van het prachtige Elburgse landschap. Nieuwe ontwikkelingen
in de agrarische sector worden opgepakt en zorgvuldig in het landschap ingepast. Ook mogelijkheden
voor agrariërs om kleine nevenactiviteiten te ontplooien blijven bestaan. Bij functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing vraagt het tegengaan van verrommeling nadrukkelijk aandacht.
De vitaliteit en kwaliteit van het landelijk gebied staan onder druk. Het aantal agrarische bedrijven neemt
sterk af. Agrarische bedrijfsgebouwen komen leeg te staan. In de Omgevingsverordening Gelderland is de mogelijkheid opgenomen om niet agrarische functies in vrijkomende agrarische bebouwing toe te staan. Dit is het zogenaamde VAB-beleid. Het toestaan van extra woningen in het buitengebied na sloop van bedrijfsbebouwing vraag om maatwerk. De gemeente kiest er dan ook voor om dit alleen mogelijk te maken door middel van een partiële herziening van het bestemmingsplan. Dit maakt het mogelijk om per geval binnen de vastgestelde beleidskaders maatwerk te leveren. Daarbij wordt nadrukkelijk ook een relatie gelegd met de lokale woningbehoefte en het woningbouwprogramma binnen de kernen.
Afbeelding 13] Uitsnede Structuurvisie Elburg 2030
Toetsing aan de Structuurvisie Elburg 2030
De ontwikkelingen in het plangebied sluiten aan op deze Structuurvisie. In de Structuurvisie wordt de problematiek in het buitengebied benadrukt. De functieverandering aan de Burgemeester Frieswijkweg 16 draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van het buitengebied. Voor het VAB beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.4.3.
Ontwerpversie Omgevingsvisie Elburg
De gemeenten Nunspeet, Elburg en Oldebroek zijn gestart met het maken van een omgevingsvisie. Een omgevingsvisie is hét beleidsinstrument onder de Omgevingswet voor de fysieke leefomgeving en vervangt de huidige structuurvisie Gemeente Elburg 2030. Deze omgevingsvisie zet de koers uit voor ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, voorzieningen en recreatie. Een belangrijke trend is de toenemende aandacht voor nieuwe thema’s zoals veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. Deze thema’s zijn in de Omgevingsvisie Elburg opgenomen.
De ontwerp omgevingsvisie heeft vanaf 1 november 2017 voor zes weken ter inzage gelegen. De omgevingsvisie wordt op dit moment voorbereid voor vaststelling door de gemeenteraad.
3.4.2 Woonvisie en Kwalitatief woningbouwprogramma
De geconstateerde woningbehoefte tot en met 2019 in de gemeente Elburg bedraagt 810 woningen. Wanneer rekening wordt gehouden met een planuitval van 20%, dan komt het maximaal aantal te realiseren woningen in de gemeente Elburg in deze periode op 972 woningen. Het huidige woningbouwprogramma van de gemeente Elburg tot en met 2019 bevat ruim voldoende woningen om in de woningbehoefte inclusief 20% planuitval te voorzien. De lokale behoefte is uitgewerkt in de gemeentelijke woonvisie, wat betekent dat iedere woning (wooneenheid) in het buitengebied meetelt in het woonprogramma.
Toetsing aan de Woonvisie en het Kwalitatief woningbouwprogramma
In de periode 2010-2019 mogen maximaal 42 woningen in het kader van het VAB-beleid wordt uitgegeven. De nieuw te bouwen woningen passen in het Kwalitatief woonprogramma.
3.4.3 VAB-beleid
Als aanvulling op het regionale beleid voor functieverandering, heeft de gemeente Elburg op 23 mei 2016 gemeentelijk VAB-beleid vastgesteld. Hierin is het beleid weergegeven voor vrijkomende agrarische bebouwing. In het beleid zijn specifieke gemeentelijke criteria en uitgangspunten opgenomen ten aanzien van functieverandering naar wonen. Dit geldt niet alleen voor voormalige agrarische bedrijven, maar ook voor overige (voormalige) bedrijfsbestemmingen.
Het VAB-beleid is van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen en/of vrijkomende bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Het gaat om gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een agrarische bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest. Voormalige agrarische bouwpercelen die in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Elburg 2012‟ een woonbestemming hebben gekregen en waar de voormalige bedrijfsbebouwing nog aanwezig is, komen – onder dezelfde voorwaarden – ook voor dit beleid in aanmerking. Dit geldt tevens voor percelen in het buitengebied met een bedrijfsbestemming. Daarbij dienen alle bedrijfsmatige activiteiten te worden beëindigd.
Voor het perceel aan de Burgemeester Frieswijkweg 16 in Doornspijk gelden volgens het VAB-beleid gemeente Elburg de volgende regels:
Algemene regels voor VAB-locaties
- Indien de locatie ligt in een gebied met de bestemming ‘Agrarisch’ dan dient het bestemmingsvlak verkleind te worden met minimaal 20%. Ligt de locatie in een gebied met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ dan dient het bestemmingsvlak verkleind te worden met minimaal 30%. De locatie van de woning wordt in een bouwvlak vastgelegd. Voor elke reguliere woning wordt in het bestemmings-plan een bestemmingsvlak van maximaal 2.000 m2 opgenomen. Voor elke kleine woning wordt in het bestemmingsplan een bestemmingsvlak van maximaal 1.000 m² opgenomen.
Bestemming Wonen
- Om in aanmerking te komen voor het bouwen van één of meerdere reguliere woningen dient minimaal 3.450 m³ aan bedrijfsbebouwing aanwezig te zijn op het perceel, exclusief de bestaande woning;
- Voor elke nieuw te bouwen woning dient minimaal 3.000 m³ aan bedrijfsbebouwing, exclusief de bestaande woning, te worden gesloopt.
- Elke nieuw te realiseren woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³.
- Naast de bestaande woning zijn maximaal vier woningen in maximaal twee gebouwen toegestaan op het perceel.
- Er komen maximaal drie bouwvlakken op het perceel, voor maximaal vijf woningen.
- De bestaande en nieuw te bouwen woning(en) krijgen een reguliere woonbestemming (W) conform het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’. Indien er sprake is van dubbele bewoning zal de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – dubbele bewoning’ toegevoegd worden.
Bestemming Wonen - Kleine woning
- Om in aanmerking te komen voor het bouwen van een ‘kleine woning’ dient minimaal 2.450 m³ aan be-drijfsbebouwing aanwezig te zijn op het perceel, exclusief de bestaande woning.
- Voor elke nieuw te bouwen kleine woning dient minimaal 2.000 m³ aan bedrijfsbebouwing, exclusief de bestaande woning, te worden gesloopt.
- Naast de bestaande woning zijn maximaal twee kleine woningen in maximaal één gebouw toegestaan op het perceel.
- De te realiseren kleine woningen hebben elk een inhoud van maximaal 375 m3.
- De bestaande woning krijgt een reguliere woonbestemming (W). De nieuw te bouwen kleine woningen krijgen een woonbestemming (W-K) conform het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’.
Naast de bovengenoemde regels speelt de landschappelijke inpassing een grote rol bij het creëren van nieuwe erven in het kader van een functieverandering. De landschappelijke inpassing moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen. Het Landschapsontwikkelingsplan is hiervoor medebepalend.
- Waardevolle bestaande erfbeplanting moet behouden blijven;
- Waardevolle landschappelijke elementen buiten het erf en in eigendom van de initiatiefnemer, moeten blijvend bijdragen aan de karakteristiek van het landschap;
- Erfbeplanting met gebiedseigen beplanting moet bijdragen aan de karakteristiek van het landschap;
- Bestrating moet bijdragen aan het karakter van het nieuwe erf.
Toetsing aan het VAB-beleid
Voorliggend bestemmingsplan is passend binnen de beleidsuitgangspunten van de gemeente Elburg. Ter compensatie van de sloop van minimaal 5000 m3 voormalige agrarische bebouwing aan de Burgemeester Frieswijkweg 16, worden een reguliere vrijstaande woning en een kleine woning teruggebouwd. De reguliere woning heeft een maximale inhoud van 750m3 en de kleine woning heeft een maximale inhoud van 375 m3. Het totale bestaande bestemmingsvlak wordt verkleind met minimaal 30%. De locatie van de woning wordt in een bouwvlak vastgelegd. Voor elke reguliere woning wordt in het bestemmingsplan een bestemmingsvlak van maximaal 2.000 m2 opgenomen. Voor elke kleine woning wordt in het bestemmingsplan een bestemmingsvlak van maximaal 1.000 m² opgenomen(zie afbeelding hieronder).
Afbeelding 14] Verbeelding bestemmingsplan met toetsing aan VAB beleid
Een andere belangrijke aanvullende voorwaarde is de landschappelijke inpassing van de bebouwing in de omgeving. Hiertoe is een erftransformatie-advies en een beplantingsplan aangeleverd waaruit duidelijk blijkt hoe de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse toeneemt. Het erftransformatie-advies en het beplantingsplan zijn als bijlage opgenomen in dit bestemmingsplan (zie bijlage 1: erftransformatie advies Gelders Genootschap en bijlage 5: beplantingsplan
3.4.4 Conclusie
Het gemeentelijk beleid staat de planontwikkeling niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de structuurvisie Elburg 2030, de woonvisie en het VAB-beleid.
4.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en de ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema’s bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie en verkeer en vervoer.
4.1.2 Bodem
Wettelijk kader
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s). Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar zijn.
Een bodemonderzoek is niet nodig als:
- Er geen bodemwerkzaamheden worden verricht (bijvoorbeeld het bouwen van een dakkapel of het plaatsen van een extra verdieping op een gebouw);
- Het gaat om een verandering of vergroting waarbij geen grond wordt verzet en het gebruik hetzelfde blijft;
- Er al voldoende actuele en bruikbare onderzoeksresultaten bij de gemeente beschikbaar zijn, waarop de bodemtoets kan worden gebaseerd.
Onderzoek plangebied
In december 2016 heeft er een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden naar de eventuele aanwezigheid van verontreiniging van grond en grondwater. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek geven geen milieu hygiënische belemmeringen voor de bestemmingsplanherziening en de bouwplannen op het perceel. (zie bijlage 2: bodemonderzoek)
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd vanuit het aspect bodem, nader onderzoek op het gebied van bodem is daarom ook niet nodig.
4.1.3 Milieuzonering bedrijven
Wettelijk kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd.
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het beoordelingskader voor geurhinder bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen.
Onderzoek plangebied
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen milieubelastende activiteiten die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plan. Het loonbedrijf aan de Grevensweg 2 is op voldoende afstand (circa 200 meter) gesitueerd van het plangebied. Het plan voegt geen milieubelastende activiteiten toe.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering, nader onderzoek op het gebied van bedrijven en milieuzonering is daarom ook niet nodig.
4.1.4 Geluidhinder
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Er wordt onderscheid gemaakt tussen wegverkeerslawaai en industrielawaai. Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegevoegd een akoestisch onderzoek te worden ingesteld.
Wegverkeerslawaai: Geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo’n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Aantal rijstroken | Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied |
1 of 2 rijstroken | 200 m | 250 m |
3 of 4 rijstroken | 350 m | 400 m |
5 of meer rijstroken | 350 m | 600 m |
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoek plangebied
De nieuwe woningen liggen binnen de geluidszone van de Burgemeester Frieswijkweg en de Grevensweg en zijn een geluidgevoelige bestemming. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is van toepassing.
De locatie Burgemeester Frieswijkweg 16 ligt voor de Wet geluidhinder in het aandachtgebied van de Burgemeester Frieswijkweg op circa 80 meter van de as van de weg. Het betreft een 60 km weg met dicht asfalt beton als wegverharding. Uit de onderstaande tabel is te lezen dat de contour van de voorkeursgrenswaarde (48 dB) ruim buiten het plangebied ligt. De etmaalintensiteit ligt zeer waarschijnlijk ruim beneden de 5000 motorvoertuigen.
Afbeelding 14] Afstandstabel 48 dB-contour Burgemeester Frieswijkweg
De Grevensweg op circa 15 meter van de as van de weg, is een onverharde weg met zeer weinig verkeersbewegingen. De Grevensweg heeft een openbaar karakter maar wordt, gelet op de gesteldheid van de weg (onverhard), niet als verbindingsweg/sluiproute gebruikt. De verwachting is dat het geluidsniveau op de gevels van de nieuwe woningen ruim onder de maximaal toegestane waardes blijft. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect geluid, nader onderzoek op het gebied van geluid is daarom ook niet nodig.
4.1.5 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Onderzoek plangebied
Het bestemmingsplan beoogt de bouw van 2 woningen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect luchtkwaliteit, nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
4.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In mei 2015 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Onderzoek plangebied
Stationaire bronnen
In de nabijheid van de planlocatie zijn geen (geprojecteerde) stationaire risicobronnen aanwezig.
Mobiele risicobronnen
Plaatsgebonden risico
Nabij de planlocatie is de mobiele risicobron spoorlijn Zwolle Amersfoort gelegen. Het plangebied ligt buiten het plaatsgebonden risico, het plasbrandaandachtsgebied en de 200 meter zone van de spoorlijn. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
Groepsrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 3000 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoording groepsrisico spoorlijn Zwolle – Amersfoort
Op basis van het Bevt dient voor een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter vanaf de transportroute ingegaan te worden op:
- De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater;
- De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet. Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast stelt het Bevt dat de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld moet worden om advies uit te kunnen brengen over de mogelijkheden van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Uit de notitie ‘VGR voor standaard externe veiligheidssituaties' blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter zone van een transportroute ligt en het besluit geen objecten toestaat voor verminderd zelfredzame personen, er sprake is van een standaard externe veiligheidssituatie. Voor deze situaties wordt de onderstaande verantwoording van het groepsrisico gehanteerd. De Veiligheidsregio heeft op XXXX 2017 bevestigd dat e.e.a. van toepassing is op het onderhavige besluit.
Maatgevende scenario’s
De maatgevende scenario´s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Onderstaand is vanuit deze scenario’s ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.
Advies VNOG
Bevi, Bevb en Bevt.
Op basis van de aangeleverde stukken lijkt het er op dat uw voornemen past binnen de normen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt).
Advies over de algemene veiligheid
Er is een risicobron aanwezig waarvan het invloedsgebied over het plangebied gaat. De spoorlijn Amersfoort - Zwolle ligt op ongeveer 3000 meter. Het invloedsgebied bij een toxisch scenario is 4000 meter. Gezien de afstand is een beperkte verantwoording van het groepsrisico voldoende.
Bereikbaarheid
Het plangebied is onvoldoende bereikbaar. De Burgemeester Frieswijkweg is voldoende breed om passeren mogelijk te maken. Het plangebied ligt wat van de weg af (eigenlijk aan de Grevensweg). De weg, vanaf de Burgemeester Frieswijkweg tot het plangebied, is echter erg smal. Passeren is hier niet mogelijk, ik adviseer u om deze weg te verbreden zodat passeren makkelijk kan. Het plangebied is tot aan de Burgemeester Frieswijkweg van twee zijden goed bereikbaar. Indien verbreden niet haalbaar mocht zijn dan is een alternatief om met de bewoners de afspraak te maken dat het pad aan de achterzijde van het plangebied begaanbaar blijft voor personenauto's.
Bluswatervoorziening
De bluswatervoorziening is voldoende. Op ongeveer 100 meter van het plangebied is een brandkraan met voldoende capaciteit aanwezig .
Zelfredzaamheid
Het bereik van het Waarschuwing- en Alarmeringssysteem (WAS-palen) haalt volgens de kaart niet het plangebied (roze cirkel). Personen kunnen wel bereikt worden via een alternatief waarschuwingssysteem (NL-alert). Burgers moeten echter zelf het initiatief nemen om hun mobiele telefoon hiervoor geschikt te maken(zie: http://www.crisis.nl/nl alert).
Conclusie
Op basis van de hierboven genoemde overwegingen kan worden geconcludeerd dat er voldoende mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn. Dit betekent dat er geen nadere eisen aan het plan worden gesteld in het kader van het milieuaspect externe veiligheid.
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect externe veiligheid, nader onderzoek op het gebied van externe veiligheid is daarom ook niet nodig.
4.2 Waterhuishouding
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkeling
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/ draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoonhouden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer wordt gevraagd om de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op de website
www.vallei-veluwe.nl.
Onderzoek plangebied
Het initiatief betreft een wijziging van een maatschappelijke bestemming naar de woonbestemming. De aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (minimaal 5000m3) wordt daarbij gesloopt, hiervoor in plaats komen twee nieuwe vrijstaande woningen. Er is sprake van een afname van het verhard oppervlak. De belangen van het waterschap zijn dan ook zeer gering omdat het verhard oppervlak niet toeneemt en omdat er in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden liggen die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Met het in acht nemen van de waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoet het plan aan de eisen die het waterschap stelt aan de voorgenomen ontwikkeling en is er een positief wateradvies gegeven. (zie bijlage 3: watertoets)
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect water, nader onderzoek op het gebied van water is daarom ook niet nodig.
4.3 Ecologie
Wettelijk kader
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura2000-gebied kunnen aantasten.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling:
- een algemene vrijstelling voor algemene soorten;
- een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Onderzoek plangebied
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is er een quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage 4: quickscan natuurtoets ). In de quickscan worden de onderdelen soortgerichte - en gebiedsgerichte natuurbescherming, inclusief de ruimtelijke bescherming van het NNN (in Gelderland GNN genoemd) getoetst.
Beschermde gebieden
De plannen hebben geen schade aan GNN-gebieden tot gevolg. Een vervolgtraject in de vorm van een nadere toetsing in het kader van het GNN-beleid is niet noodzakelijk. Er ontbreekt een ecologische relatie tussen het plangebied en de doelen van het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied Veluwe.
Beschermde soorten
In het plangebied zijn diverse oude nesten van Huismus aangetroffen en daarnaast zijn diverse opstallen beoordeeld als potentieel geschikt als nestplaats van de soort (zie afbeelding 15). Nestplaatsen van Huismus zijn jaarrond beschermd . Andere jaarrond beschermde nesten worden op basis van het aangetroffen biotoop en bekende verspreidingsgegevens niet in het plangebied verwacht. In de bebouwing zijn tevens nesten van diverse andere algemene broedvogels vastgesteld of te verwachten zoals Boerenzwaluw, Merel, Witte kwikstaart, Spreeuw, zwarte roodstaart en Winterkoning.
Afbeelding 15] Opstallen met potenties voor (jaarrond beschermde) nestplaatsen van Huismus (in geel weergegeven)
Conclusie
Bij de sloop van diverse opstallen in het plangebied gaan mogelijk jaarrond beschermde nestplaatsen van Huismus verloren. Er zal daarom voorafgaande aan de werkzaamheden duidelijkheid moeten komen of bezette nestplaatsen van Huismus aanwezig zijn in het plangebied en waar deze zich bevinden. Het is daarom noodzakelijk in het broedseizoen van de soort aanvullend onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek bestaat uit twee bezoeken in de periode april-mei waarbij territoria en nestplaatsen in kaart worden gebracht in het plangebied. Indien nestplaatsen worden vastgesteld is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag (Provincie Gelderland) noodzakelijk.
Werkzaamheden die (in gebruik zijnde) nestplaatsen van vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door de uitvoering in elk geval te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum
Het initiatief wordt belemmerd vanuit het aspect flora- en fauna, nader onderzoek op gebied van de huismus zal moeten plaatsvinden. Het aanvullend onderzoek op gebied van de huismus wordt ook in werking gebracht en zal plaatsvinden in de periode van 1 april tot 15 mei. De resultaten hiervan worden verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
Nader huismusonderzoek
In april 2018 is nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van nestplaatsen van Huismus in de te slopen bebouwing. Het uitgevoerde onderzoek bestond uit twee veldbezoeken op locatie om de aanwezigheid van nestplaatsen/broedparen van Huismussen vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Volgens de richtlijnen zijn minimaal twee inventarisatiebezoeken noodzakelijk in de periode 1 april – 15 mei (de periode dat de soort het best is vast te stellen bij de broedplaatsen), waarbij er minimaal 10 dagen tussen beide bezoeken moeten zitten. De veldbezoeken zijn uitgevoerd op 3 en 16 april 2018 in de ochtenduren bij geschikt weer (droog en weinig wind).
De te slopen schuren zijn in gebruik als nestplaats door drie paar Huismus. Daarnaast broeden in de naastgelegen woning nog eens zeker 6-8 broedparen. Door de sloop van de schuren gaan drie nestplaatsen verloren. De nestplaatsen in de woning en de roestplaatsen in de aanwezige heggen blijven behouden. Er blijven dus ook gedurende de ingrepen nog in ruime mate nestel- en rustplaatsen voor Huismussen aanwezig op het erf voor 6-8 paar. Voor de drie nestplaatsen die verloren gaan is wel het nemen van enkele maatregelen noodzakelijk zodat de populatie (9-11 broedparen) op het erf op het huidige niveau kan blijven.
Nestplaatsen van de Huismus zijn onder de Wet Natuurbescherming jaarrond beschermd. Dit houdt in dat het vernietigen of verstoren van nestplaatsen van deze soort, ook buiten het broedseizoen, niet is toegestaan. Het is daarom noodzakelijk maatregelen te treffen die de functionaliteit van het leefgebied voor Huismussen waarborgen. Maatregelen zijn daarom noodzakelijk, zie hiervoor bijlage 8 van de toelichting 'huismusonderzoek'.
Als de ingrepen in het plangebied volgens de voorgestelde werkwijze worden uitgevoerd, is de functionaliteit van het leefgebied van Huismus op de planlocatie geborgd en kan de populatie van 9-11 broedparen in stand blijven en mogelijk zelfs uitbreiden.
Voor de sloop van de diverse opstallen is het noodzakelijk om ontheffing aan te vragen bij het bevoegd gezag (Provincie Gelderland). Deze ontheffing is inmiddels aangevraagd.
4.4 Archeologie en cultuurhistorie
Wettelijk kader
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
- archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
- archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
- de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.
Onderzoek plangebied
Voor het perceel aan de Burgemeester Frieswijkweg 16 is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’ van toepassing. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Elburg op 24 juni 2013. Het plangebied heeft op basis van het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde’. In de regels van deze bestemming is opgenomen dat bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m2, de aanvrager een archeologisch rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
Voorliggend plan voorziet in de sloop van minimaal 5000 m3 aan agrarische bebouwing. Als compensatie voor deze sloopmeters wordt een reguliere woning en een kleine woning teruggebouwd. De bestaande bedrijfswoning en de bestaande kleine woning blijven behouden. Omdat de nieuwbouw niet meer bedraagt dan 2500 m2 is op basis van de regels uit het geldende bestemmingsplan archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Er bevinden zich in het plangebied zelf geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. Het plan bevindt zich in een typisch lineair kampenlandschap. De plannen versterken deze landschapsstructuur, het plan past dus uitstekend in de cultuurhistorische situatie.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie, nader onderzoek op het gebied van archeologie en cultuurhistorie is daarom ook niet nodig.
4.5 Verkeer en vervoer
Het initiatief betreft een wijziging van een maatschappelijke bestemming naar de woonbestemming. Op deze locatie heeft het voormalig agrarisch bedrijf een tijd als zorglocatie gefunctioneerd. De aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (minimaal 5000m3) wordt daarbij gesloopt, hiervoor in plaats komen twee nieuwe vrijstaande woningen. Voor woningen geldt een gemiddelde van negen motorvoertuigbewegingen per dag. Dit betekent dat de nieuwe woningen zorgen voor 18 motorvoertuigbewegingen per dag. Per saldo zal het aantal motorvoertuigbewegingen in de nieuwe situatie enigzins toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Problemen op de Grevensweg worden echter niet verwacht.
Parkeren
In het voorliggende bestemmingsplan is aangegeven dat bij elke woning parkeerruimte moet zijn voor minimaal drie auto's. Het parkeren vindt plaats op eigen erf. In het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerruimte voor beide woningen.
Conclusie Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect verkeer en vervoer. Het plan voldoet op alle onderdelen aan de gemeentelijke verkeers-(veiligheids)criteria.
4.6 Milieueffectrapportage (MER)
Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.- procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:
1. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluit m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar deze onder de drempelwaarde valt, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kernmerk potentieel effect). Zijn belangrijke nadelige milieugevolgen uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
2. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden niet zijn uit te sluiten;
3. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.
Plangebied
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf 4.1. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet
Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen, dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd, gepresenteerd en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. De regeling is afgestemd op de Wro, Bro en daarbij behorende ministeriële regelingen. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Een bestemmingsplan regelt voor welke functies gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt en welke bouwmogelijkheden er zijn. Het bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels, waarvan alleen de laatste twee juridisch bindend zijn. De toelichting geeft een goede ruimtelijke onderbouwing voor het initiatief. Hierin wordt ook de bedoeling van het plan verduidelijkt en de uitvoerbaarheid aangetoond. Op de verbeelding wordt de bestemming aangegeven en de regels geven inhoud aan de bestemming.
De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De regels van voorliggend bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs-, en slotregels.
5.1 Inleidende regels
In de inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). In artikel 2 worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden.
5.2 Bestemmingsregels
Voor de locatie Burgemeester Frieswijkweg 16 is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’ van toepassing.
Het ontwerp bestemmingspan Buitengebied 2012, actualisatie 2018 (NL.IMRO.0230.BPBUITENGEB2018-ONT1)
heeft met ingang van 23 mei 2018 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Het voorliggende bestemmingspan Burgemeester Fireswijkweg 16 sluit aan bij het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied 2012, actualisatie 2018. Door gebruik te maken van deze regels wordt rechtsgelijkheid gegarandeerd. In het bestemmingsplan zijn vier bestemmingen en twee dubbelbestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen.
Agrarisch
De bestemming ‘Agrarisch’ (artikel 3) bevat alleen een gebiedsbestemming. Er is geen bouwvlak in opgenomen. Dit betekent dat de gronden enkel agrarisch gebruikt mogen worden, zonder dat er gebouwen mogen worden opgericht.
Agrarisch met waarden
De bestemming 'Agrarisch met waarden' (artikel 4) omvat het grootste deel van het buitengebied van de gemeente Elburg. De bestemming ‘Agrarisch met waarden’ bevat alleen een gebiedsbestemming. Er is geen bouwvlak in opgenomen. Dit betekent dat de gronden enkel agrarisch gebruikt mogen worden, zonder dat er gebouwen mogen worden opgericht. Om de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden van het agrarisch gebied met waarden te beschermen, zijn bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen.
Wonen
De woonpercelen met reguliere burgerwoningen krijgen de bestemming 'Wonen' (artikel 5). De situering van de woningen wordt vastgelegd door middel van een bouwvlak. Bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan binnen de bestemming wonen.
Voor de woningen gelden specifieke regels ten aanzien van de maatvoering (een maximale inhoud van 750 m3). Het bouwvlak ligt niet strak om het hoofdgebouw, maar geeft ruimte voor flexibiliteit. Er is één woning per bouwvlak toegestaan. De maximaal toegestane goot- en nokhoogte van de woningen zijn in de regels opgenomen.
De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woning bedraagt maximaal:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van gronden en bouwwerken voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en voor een bed en breakfast voorziening.
Wonen - Kleine woning
De woonpercelen met een kleine woning krijgen de bestemming 'Wonen - Kleine woning' (artikel 6). De situering van de woningen wordt vastgelegd door middel van een bouwvlak. Bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen - Kleine woning'.
Voor de woningen gelden specifieke regels ten aanzien van de maatvoering (een maximale inhoud van 375 m3). Het bouwvlak ligt niet strak om het hoofdgebouw, maar geeft ruimte voor flexibiliteit. Er is één woning per bouwvlak toegestaan. De maximaal toegestane goot- en nokhoogte van de woningen zijn in de regels opgenomen. De maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen (50 m2) is opgenomen in de regels.
Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde
De archeologische waarden in de ondergrond kunnen worden beschermd door bepalingen op te nemen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. De dubbelbestemming heeft tot doel eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische waarden te beschermen. Voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 2500 m² is het uitvoeren van archeologisch onderzoek verplicht (artikel 7).
Waarde - Waardevol landschap
Het landschap wordt reeds beschermd door regelingen ten aanzien van de openheid en door omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken in met name de agrarische bestemmingen.
In aanvulling daarop wordt voor het gebied dat door de provincie Gelderland als 'Nationaal landschap buiten GNN, GO en NHW’ is aangemerkt een beschermende regeling opgenomen. Deze regeling houdt in dat bij het verlenen van de afwijking- en wijzigingsbevoegdheden uit de overige bestemmingen moet worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke landschapswaarden van het gebied. Het doel van deze dubbelbestemming is het ontwikkelen en in stand houden van de aanwezige landschapswaarden (artikel 8).
5.3 Algemene regels en overgangs- en slotregels
In artikel 9 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, niet nogmaals meegeteld kunnen worden. Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken. In dit Artikel 10 zijn aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen met bouwmogelijkheden van belang zijn. Ondergrondse bouwwerken zijn onder voorwaarden toegestaan. Verder zijn eisen opgenomen voor het realiseren van parkeervoorzieningen. In Artikel 11 algemene gebruiksregels is in aanvulling op het algemene gebruiksverbod uit artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), er wordt met dit artikel ter verduidelijking nog een aantal verboden expliciet geformuleerd. In artikel 12 zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 13). Ten slotte bevat het plan een slotregel (artikel 14).
5.4 Overgangsrecht
Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid van het plan
6.1 Financieel-economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt op eigen grond door en voor rekening en risico ontwikkeld van de initiatiefnemer. De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan heeft naast de onderzoeksaspecten echter ook betrekking op economische aspecten zoals planschade en grondexploitatiekosten. De ontwikkeling bevat bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het kostenverhaal, de locatieeisen en de fasering is vastgelegd in een overeenkomst die voor vaststelling van het bestemmingsplan is gesloten. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten en belangen op een andere wijze verzekerd.
De gemeente Elburg is met de initiatiefnemers een anterieure exploitatieovereenkomst aangegaan. Hierin is een planschade-overeenkomst opgenomen, wordt het kostenverhaal geregeld en worden eisen gesteld aan de locatie en fasering. Het plan is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
Het betreft een ontwikkeling op slechts één perceel, die passend is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt.
Besloten is om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
Ook wordt het plan voorgelegd aan de overlegpartners in het kader van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 7 Inspraak, overleg en zienswijzen
7.1 Inspraak
Het onderhavige plan voldoet aan het gemeentelijk beleid en is gering van omvang. Er is dan ook besloten om van een voorontwerp af te zien en het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het eventueel indienen van zienswijzen.
De initiatiefnemer heeft voor omwonenden op woensdag 11 mei 2017 een informatieavond georganiseerd waarbij de plannen zijn toegelicht. De aanwezigen zijn positief over het initiatief en verlenen hun medewerking (zie bijlage 6: verslag informatieavond )
7.2 Overleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Gelderland
Er is een reactie ontvangen van de provincie Gelderland. De reactie van de provincie Gelderland is hieronder samengevat en van commentaar voorzien.
Opmerking
In het plan wordt niets vermeld over maatregelen die worden getroffen om de woningen aardgasloos,
energiebesparend of energieneutraal te maken, terwijl de gemeente Elburg en de regio wel ambities
hebben op dit gebied. Graag zien wij hier iets van terug in het ontwerpplan. De provincie verzoekt de opmerking met betrekking tot duurzaam wonen te verwerken in het plan. Gelet op het provinciale belang dient u de terinzagelegging van het ontwerp opnieuw aan de provincie kenbaar te maken.
Commentaar
Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 20% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). De gemeente Elburg heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt. De nieuw te bouwen woningen zullen voldoen aan de wettelijke eisen uit het Bouwbesluit qua isolatiewaarde, U-waarde en EPC waarde.
In het Staatsblad van 8 mei 2018 verscheen het ‘Besluit van 26 april 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie)’. In dit besluit wordt de inwerkingtreding geregeld van de Wet Voortgang Energietransitie (Wet VET). De Wet VET is een wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De wijziging moet Nederland helpen om te schakelen naar een duurzaam energiesysteem. De Wet VET treedt gefaseerd in werking, staat in het Besluit. Per 1 juli 2018 treden de onderdelen in werking samenhangend met het schrappen van de gasaansluitplicht voor nieuwbouwwoningen uit de Gaswet. De nieuw te bouwen woningen zullen voldoen aan de wettelijke eisen en niet aangesloten worden op het gasnetwerk.
Waterschap Vallei en Veluwe
De watertoets heeft plaatsgevonden op de website www.dewatertoets.nl. Verwezen wordt naar de watertoetsprocedure, die opgenomen is in paragraaf 4.2. Op 9 december 2016 is de Watertoets ingevuld. Op basis van de watertoets wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. De watertoets en het advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Op 23 mei 2018 heeft het waterschap per mail gereageerd op de voorgenomen ontwikkeling. Daarin is aangegeven dat de ontwikkeling aan de Burgemeester Frieswijkweg voorziet een sterke afname aan verhard oppervlak. Dit zal een positief effect hebben op de waterhuishouding op en rondom het plangebied. Het waterschap staat derhalve positief tegenover de plannen.
Buurgemeenten
Het plan is niet van betekenis voor de buurgemeenten. Toezending blijft daarom aan die bestuursorganen achterwege.
7.2.1 Wijzigingen naar aanleiding van het vooroverleg
Het plan is aangepast naar aanleiding van vooroverleg reactie van de provincie. In
toelichting paragraaf 2.2 zijn de mogelijkheden opgenomen voor het duurzaam bouwen van de nieuw te bouwen woningen.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Burgemeester Frieswijkweg 16' heeft vanaf 27 juni 2018 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
7.4 Vaststelling
De raad van de gemeente Elburg heeft op 26 november 2018 het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.