direct naar inhoud van Regels
Plan: Aanpassing Dienstgebouw Het Nationale Park De Hoge Veluwe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0228.BP2015VELU0001-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.4 bestaand:
  • ten aanzien van bebouwing:

legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.

  • ten aanzien van gebruik:

het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

1.5 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.6 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BP2015VELU0001-0301 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en bergzolder.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.17 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

1.18 kap:

een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°.

1.19 logies:

het verstrekken van logies ten behoeve van educatie, studie en/of onderzoek binnen de begrenzing en binnen de doelstellingen van Het Nationale Park De Hoge Veluwe;

1.20 natuur:

elementen of een verzameling van elementen, zoals stromende en stilstaande wateren, bloemrijke graslanden, heide en stuifzanden, bossen en struwelen, bepaald door de specifieke abiotische en biotische omstandigheden.

1.21 normaal onderhoud:

het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

1.22 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

1.23 overkapping:

een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw.

1.24 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.

1.25 plan:

het bestemmingsplan Aanpassing Dienstgebouw Het Nationale Park De Hoge Veluwe van de gemeente Ede.

1.26 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.27 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.28 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.29 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.30 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.31 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

1.32 werk:

een constructie geen bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.2 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

de afmeting, lengte, breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt gemeten overeenkomstig de omtreklijn van de verticale projectie van alle delen van die bouwwerken.

2.8 peil:
  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.9 ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte/inhoudsmaat wordt de oppervlakte/inhoud van ondergrondse gebouwen, voor zover gelegen onder het bovengrondse gebouw, buiten beschouwing gelaten.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:

  • dakkapellen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte;
  • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Cultuur en Ontspanning - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur en landschapswaarden;
  • b. kantoor- en beheergebouwen ten behoeve van NP De Hoge Veluwe;
  • c. logies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - logies';
  • d. één gsm-mast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • e. wegen, verharde en onverharde paden;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. dagrecreatie
  • h. opwekken van energie, opslag en verwerking van biomassa;
  • i. parkeer- en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. Op deze gronden zijn de bestaande gebouwen toegelaten binnen het bouwvlak tot een maximale oppervlakte van 3.230 m2 ;
  • b. De maximale goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen respectievelijk 3,5 meter en 8 meter. De goothoogte mag voor toegangen voor werktuigen en andere entreegedeelten maximaal 6 meter bedragen;
  • c. Herbouw van de bestaande gebouwen is toegestaan binnen het bouwvlak waarbij de maatvoering ongewijzigd dient te blijven.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gsm-mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
  • b. het verwijderen van zandwegen;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

3.5.2 Toelaatbaarheid

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/beheer;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.5.3 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
  • b. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in afwijking van het bepaalde in art. 3.2.1, sub c, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning toestaan dat herbouw op een andere locatie plaatsvindt, al dan niet met een gecumuleerd oppervlakte van bestaande bebouwing waarbij rekening wordt gehouden met de in de omgeving aanwezige waarden en functies.
5.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen toegestaan;
  • b. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend toegankelijk zijn vanuit het gebouw;
  • c. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik, als bedoeld wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  • c. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
  • d. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
6.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in art. 6.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

6.3 Meeste doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in art. 6.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de afmetingen van bouwwerken, zijnde een hoogte, een breedte of een lengte, oppervlakte tot ten hoogste 10% ;
  • b. bouwregels en toestaan dat de bouwgrens van het bouwvlak maximaal 5 meter kan worden verschoven binnen het bestemmingsvlak onder voorwaarde dat de oppervlakte van het bestemmingsvlak ongewijzigd blijft;
  • c. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
  • e. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouw niet meer dan 60 m³ zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen;
  • f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;
    • 2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en of communicatiemasten tot maximaal 10 meter;
    • 3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 meter.
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
  • h. de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
    • 2. wanneer de antenne een bouwhoogte van meer dan 80m boven NAP ter plaatse heeft, dit niet mag leiden tot meer dan 10% van vermindering van het radarbereik (in een bepaalde richting) in het plangebied. Dit moet worden aangetoond door middel van een radarverstoringsonderzoek. Tevens moet voorafgaand aan het verlenen van de afwijking door het bevoegd gezag schriftelijk advies worden gevraagd aan de beheerder van de radar (het ministerie van Defensie);
    • 3. de noodzaak van plaatsing is aangetoond;
    • 4. is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;
    • 5. de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;
    • 6. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van omgevingsvergunning worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;
    • 7. de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond;
    • 8. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Vorm van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen;
  • c. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen:

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

9.2 Buiten toepassing verklaring

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • de richtlijnen voor het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden,
  • de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Het bevoegd gezag kunnen eenmalig in afwijking van lid 10.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Aanpassing Dienstgebouw Het Nationale Park De Hoge Veluwe van de gemeente Ede.