Op de beleidsadvieskaart is te zien dat een deel van het plangebied is aangemerkt als ‘Dekzandwelvingen’ (middelhoge verwachtingswaarde) en een deel als ‘Dekzandlaagten en dalvormige laagten’ (lage verwachtingswaarde). Voor dekzandwelvingen geldt dat er vanuit beleidsmatig oogpunt wordt gestreefd naar behoud in de huidige staat en dat bodemingrepen dieper dan de huidige bouw zoveel mogelijk moet worden vermeden. Bij planvorming dient vroegtijdig archeologisch onderzoek te worden verricht. Voor dekzandlaagten en dalvormige laagten is geen archeologisch onderzoek nodig.
In april 2010 heeft Oranjewoud in opdracht van waterschap Vallei & Eem een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek
[1] uitgevoerd. Uit het rapport blijkt het volgende:
Het booronderzoek heeft het geomorfologisch onderscheid in een (oorspronkelijk) lager gelegen zone in het zuiden en een hoger gelegen zone (dekzandwelvingen) in het noorden kunnen aantonen. Op basis van het ontbreken van duidelijke aanwijzingen voor aanwezigheid van een vindplaats in de vorm van archeologische indicatoren kan echter ook aan het noordelijke deel toch een lage verwachting worden toegekend. Geadviseerd wordt het plangebied vrij te geven voor wat betreft archeologie en de middelhoge verwachtingswaarde voor het noordelijk deel van het plangebied naar beneden toe bij te stellen.
Uit het archeologisch onderzoek, uitgevoerd door Oranjewoud, is gebleken dat de middelhoge verwachtingswaarde voor het noordelijk deel van het plangebied niet terecht is. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
[1] Archeologisch onderzoek, Oranjewoud, bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, kenmerk: 219779, april 2010