Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Partiële herziening Kievitsmeent/A30 tbv milieucontour RWZI te Ede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0228.BP2010KIEV0001-0301

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Habitat- of Vogelrichtlijn. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
4.7.1 Natuurbeschermingswet
De Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Voor Nederland gaat het om in totaal 162 gebieden.
 
Nederland heeft sinds 1998 een nieuwe natuurbeschermingswet, die zich alleen richt op de bescherming van gebieden. De gebieden die door de wet worden beschermd, zijn de vroegere Beschermde- en Staatsmonumenten en de zogenoemde Natura 2000-gebieden, welke onder de Europese Vogel- en habitatrichtlijnen vallen.
 
Op 1 februari 2009 is de wet opnieuw gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op het zogenoemde ‘bestaand gebruik’. Hieronder vallen activiteiten in en om beschermde Natura 2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijziging is met name van belang voor provincies (als bevoegd gezag) en voor burgers en bedrijven met bestaand gebruik. De wijzigingen zijn gericht op:
1.       Verbetering van de wet in de praktijk;
2.       Verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn.
 
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura 2000-gebied, vogelrichtlijngebied of habitatrichtlijngebied. Hieruit volgt geen nadere onderzoeksverplichting.

4.7.2 Flora- en Faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridische kader voor de bescherming van plant- en diersoorten in Nederland. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).
Er zijn een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet van toepassing:
  1. in het broedseizoen van vogels (half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het projectgebied niet worden verwijderd. De start van werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren;
  2. op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.  
Conclusie
In onderhavig geval zijn er geen ontwikkelingen beoogd die van invloed zijn op de aanwezige natuurwaarden. Gelet op het intensieve gebruik ten behoeve van de aanwezige rijksweg en bedrijfsbestemming is het aannemelijk dat er ter plaatse geen beschermde dier- en plantensoorten aanwezig zijn. Nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de realisatie van onderhavig plan.