De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb.2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen ‘kleine’ en ‘grote’ projecten. Kleine projecten dragen ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel ‘in betekenende mate’ bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip ‘in betekenende mate’ precies inhoudt, staat in de Algemene Maatregel van Bestuur ‘gevoelige bestemmingen’ (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat ‘grote’ projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een ‘betekenend’ negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. ‘Kleine’ projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Een kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen.
Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), die 1 augustus 2009 in werking is getreden. Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
In het kader van het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing moeten doorgaans twee aspecten in beeld worden gebracht. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. En ten tweede moet blijken of het project is aan te merken als een NIBM-project.
In onderhavig geval is er geen sprake van een gevoelige bestemming. De luchtkwaliteit laat de ontwikkeling toe.
De rijksweg A30 is onderdeel van onderhavig plan. Rijkswegen dragen in veel gevallen in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze aanname betreft echter wel de gehele rijksweg. In onderhavig geval is er slechts sprake van een zeer beperkt gedeelte van de A30, te weten circa 650 meter. Op 27 juli 2007 is de Luchtkwaliteitrapportage Ede 2006 verschenen. Hieruit blijkt dat langs of in de nabijheid van 11 km van de A30 en A12 die binnen de gemeente Ede liggen, het aantal overschrijdingen van de 24 uurgemiddelde concentratie van PM10 van de grenswaarde groter is dan het wettelijke toegestane aantal. Op gevoelige locaties langs deze snelwegen worden 740 personen aan luchtverontreiniging blootgesteld.
Zowel de wettelijke grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 als de plandrempel worden niet overschreden.
In het plangebied is tevens een deel van het naastgelegen bedrijventerrein opgenomen. De huidige bestemming zal ongewijzigd worden overgenomen. De bestemming zal niet worden uitgebreid. Gesteld kan worden dat er geen sprake is van een verslechtering van de luchtkwaliteit ten gevolge van de aanwezige bedrijvigheid.
In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is een aantal bedrijven en een stuk rijksweg opgenomen. Beide functies zijn niet aangewezen als een gevoelige bestemming in het kader van de AMvB 'gevoelige bestemmingen'. De luchtkwaliteit ter plaatse laat de ontwikkeling toe.
Ten aanzien van de rijksweg kan worden gesteld dat uit de luchtkwaliteitsrapportage Ede 2006 blijkt dat de wettelijke grenswaarde voor de jaargemiddelde norm niet wordt overschreden. Nadere toetsing in het kader van het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.