Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Partiële herziening Kievitsmeent/A30 tbv milieucontour RWZI te Ede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0228.BP2010KIEV0001-0301

4.3 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten, brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen, kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.
In een bestemmingsplan dient bepaald te worden of de (nieuwe) planologische invulling van het gebied verantwoord is op het aspect externe veiligheid. Er moet beoordeeld worden of de beoogde functie mogelijk is, gezien de activiteiten in de omgeving. Deze externe veiligheidsrisico’s kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
1.     (Bevi) inrichtingen
2.     Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
3.     Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. (artikel 1 van het besluit). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
Naast het onderscheid in kwetsbaar en beperkt kwetsbaar wordt er ook onderscheid gemaakt tussen plaatsgeboden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Bij groepsrisico is geen contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.
Voor groepsrisico is er geen grenswaarde, maar een richtwaarde (10-6 per jaar). In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is deze verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. Er zal zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met deze richtwaarde. Afwijken van de richtwaarde zal grondig moeten worden gemotiveerd.

4.3.1 (Bevi) inrichtingen
De regelgeving omtrent externe veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Op 8 september 2004 is een ministeriële regeling in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven. Vervolgens is op 27 oktober 2004 het BEVI in werking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaardbaar) beschermingsniveau te bieden.
De provincie Gelderland beschikt, net als elke andere provincie, over een risicokaart. Door de kaart te raadplegen, kan voor de betreffende locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen zijn die in het kader van de externe veiligheid beschikken over een risicocontour. Uit raadpleging van de risicokaart van de provincie Gelderland (zie afbeelding 9) blijkt dat er geen BEVI-inrichting aanwezig is in de omgeving van de RWZI.
 
Afbeelding 9 - Uitsnede risicokaart provincie Gelderland
 
Conclusie
Voor de beoordeling of in de omgeving inrichtingen aanwezig zijn die van invloed zijn op het plangebied, is de risicokaart van Gelderland geraadpleegd. De risicokaart toont aan dat er geen BEVI-inrichting in de omgeving van het plangebied is gesitueerd. Tevens is er bij de betrokken bestemmingen geen sprake van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, en vinden er geen risicovolle activiteiten plaats in het kader van BEVI.
Ten behoeve van de voorgenomen uitbreiding van de RWZI is een milieuvergunning aangevraagd en opgesteld. Hierin wordt geconcludeerd dat aan de gestelde normen en voorschriften wordt voldaan. Het aspect externe veiligheid ten aanzien van BEVI-inrichtingen vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
4.3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen wordt nieuw beleid ontwikkeld, dat zich in een vergevorderd stadium bevindt. Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buisleidingen (1985) en in twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen in 1984 en voor brandbare vloeistoffen in 1991). Er wordt een nota Buisleidingen ontwikkeld ter vervanging van het Structuurschema buisleidingen en een AMvB ter vervanging van de circulaires.
 
Conclusie
Voor de beoordeling of er buisleidingen in de omgeving aanwezig zijn, is de risicokaart van de provincie Gelderland geraadpleegd. De kaart toont dat er een buisleiding van de Gasunie nabij het plangebied is gelegen, zie de rode stippellijn op afbeelding 9. Omdat er in onderhvaig plan geen sprake is van een kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, vormt de buisleiding geen belemmering voor onderhavig plan. 
4.3.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs; december 1998). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen waarin dit beleid is uitgewerkt en verduidelijkt.
 
Bij de toetsing van een bestemmingsplan moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan de oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde geldt in alle situaties, dus voor zowel vervoersbesluiten als omgevingsbesluiten en in zowel bestaande als in nieuwe situaties.
 
Volgens de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ dient de gemeente de verantwoording van het groepsrisico zo veel mogelijk direct of indirect vast te leggen in het betreffende bestemmingsplan. In het bestemmingsplan moet een ‘stille’ toename van het groepsrisico zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit is nodig om ook in de toekomstige situatie de veiligheid te kunnen waarborgen en het ontstaan van knelpunten te voorkomen. Eén en ander kan worden vastgelegd door kwetsbare objecten uit te sluiten of indirect bijvoorbeeld door het bepalen van bebouwingshoogten. Voor het groepsrisico is het tevens van belang of het plan voorziet in een zorginstelling, woningen, appartementen of kantoren en waar deze functies in het plan zijn gelegen.
 
Weg
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vindt plaats op de A30. Een gedeelte van de A30 maakt onderdeel van onderhavig plangebied. In kader van onderhavig plan zullen er geen fysieke aanpassingen plaatsvinden aan het wegvlak. Uitgaande dat er in de huidige situatie sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zal er geen toename zijn van het groepsrisico.
 
Water
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
 
Spoor
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is in het zuiden van het plangebied aan de orde over de spoorlijn Utrecht - Arnhem.
 
Conclusie
Door en nabij het plangebied vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen over weg en spoor. Omdat in voorliggend bestemmingsplan geen kwetsbare bestemmingen zijn opgenomen, vormt externe veiligheid geen belemmering voor onderhavig plan.