Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Partiële herziening Kievitsmeent/A30 tbv milieucontour RWZI te Ede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0228.BP2010KIEV0001-0301

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte [1] geeft de hoofdlijnen aan van het nationaal ruimtelijke beleid voor de komende decennia. Uitgegaan wordt van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het rijk en de decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van ‘ordening’ naar ‘ontwikkeling’.
De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zoveel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen en ruimtelijk relevante rijksnota’s. De hierin vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en het daarbij behorende Meerjarenprogramma Groene Ruimte en het actieprogramma voor ruimte en cultuur.
In het nationaal ruimtelijk beleid richt het kabinet zich op: 
  • Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • Borging en ontwikkeling van belangrijks (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • Borging van de veiligheid.
In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voor geheel Nederland is een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen.
De gebieden en netwerken die het Rijk van nationaal belang acht, zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen. Onderhavig plangebied maakt deel uit van de Ruimtelijke Hoofdstructuur Economie, infrastructuur en verstedelijking. Op de PKB-kaarten is het gebied aangemerkt als Economisch kerngebied ‘Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal’ (WERV) en is nauw verbonden met het Nationaal stedelijk netwerk ‘Arnhem-Nijmegen’. Het knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) is centraal gelegen tussen de Randstad Holland en het Duitse Rijn/Roergebied. Binnen een brede economische structuur zijn in dit gebied met name de industrie en daaraan gelieerde logistiek sterk vertegenwoordigd. Het wordt gekenmerkt door een brede economische structuur, gebaseerd op kernkwaliteiten als:
  • een groot aanbod aan internationale vervoersmodaliteiten (weg, spoor en de nabijheid van het Duitse vliegveld Niederrhein);
  • aanwezigheid van kenniscentra met een breed scala aan onderwijs- en culturele voorzieningen;
  • een gevarieerd aanbod aan woon-, werk- en landschappelijke milieus.  
De totstandkoming van de transferhal en kantoren van het nieuwe sleutelproject Arnhem-Centraal is van groot belang voor de verdere doorgroei van zakelijke dienstverlening. Voor de versterking van de economische structuur is het van belang het kennis- en gezondheidscluster (Health Valley) verder te benutten. WERV kent een soortgelijke brede economische structuur, met een relatief sterke vertegenwoordiging van industrie en daaraan gelieerde logistiek. Het is bovendien een kenniscentrum van betekenis (Food Valley). De HST-oost is belangrijk voor de internationale positionering van het KAN-gebied. Het gebied kent verder een aantal majeure opgaven op het gebied van waterberging, stedelijke herstructurering en infrastructuur, die binnen de kansrijke internationale concurrentiepositie om een oplossing vragen.
 
Conclusie
Onderhavig plan is in overeenstemming met het beleid zoals geschetst in de Nota Ruimte. Het plan voorziet in het vergroten van de milieucontour ten behoeve van de uitbreiding van de RWZI. De overige vigerende bestemmingen worden ongewijzigd vastgelegd in voorliggend plan.


[1] Ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ (mei 2006) Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling
3.1.2 Nationaal milieubeleidsplan
Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor op de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiegerichte, volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatregelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie, milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te dragen.
 
Op 13 juni 2001 is het NMP 4 ‘Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ verschenen. Het NMP 4 kijkt vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico’s. Over het algemeen bevat NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
 
Conclusie
Onderhavig plan voorziet in het vastleggen van de nieuwe miieucontour ten gevolge van de uitbreiding van de RWZI. Middels het vaststellen en handhaven van de milieucontour ontstaat er een veilige en leefbare leefomgeving. Het plan draagt op deze wijze bij aan de verbetering van de leefomgeving en is daarmee is overeenstemming met het beleid uit het NMP 3 en 4.