direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein Seingraaf, tweede partiële herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPSEINGRAAF004-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Seingraaf, tweede partiële herziening met identificatienummer NL.IMRO.0226.BPSEINGRAAF004-VS01 van de gemeente Duiven.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.7 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.8 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.12 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.14 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 Bruto-vloeroppervlak (bvo)

het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten).

1.17 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, dit met uitzondering van internetverkoop.

1.18 Duurzame brandstoffen

Motorbrandstoffen niet zijnde reguliere motorbrandstof, zoals CNG (Compressed Natural Gas) en waterstof (minimaal grijze waterstof) en laadpalen (elektriciteit).

1.19 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.21 Hoogteaccent

Een incidenteel gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een afwijkende bouwhoogte ten opzichte van de direct omliggende bebouwing.

1.22 Horeca

Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse alsmede voor gebruik buiten het bedrijf, worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, snackbar, restaurant, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven. Hieronder kunnen onder andere worden begrepen:

  • fastservice restaurants (fastservice is de 'overkoepelende' term voor de fastservicesector, naast drankverstrekkers en restaurants);
  • lunchrooms;
  • fast casual. Kenmerken:
    • 1. een laagdrempelig, prijsvriendelijk en relatief groot restaurant gericht op een breed geaccepteerde keuken (Aziatisch, Italiaans, gemengd, etc.);
    • 2. een zeer informele sfeer en voor een belangrijk deel gericht op jongere doelgroepen en gezinnen met jonge kinderen;
    • 3. bediening aan tafel, waarmee het zich onderscheidt van bijvoorbeeld fastfood;
    • 4. bedrijfsformule veelal gericht op lage prijzen, een hoge omzetsnelheid (korte verblijfsduur bezoekers) en een gestandaardiseerde, vlotte voedselbereiding ter plekke;
  • casual dining (de voorloper van fast casual en veel overlap, maar met een groter accent op 'echte' restaurants met een informele sfeer en een prijs-vriendelijke menukaart. Verblijfsduur veelal wat langer dan bij fast casual. Ook familierestaurants vallen hieronder;
  • fastfoodformules. Fastfoodformules zijn deel van deze sector en betreffen vooral de bekende hamburger- en kiprestaurants;
  • afhaal- / drive-in restaurants.
1.23 Leisure

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op het gebied van sport, spel, vermaak, ontspanning en amusement, inclusief een ondersteunende en ondergeschikte horecafunctie. Hieronder kunnen onder andere worden begrepen:

  • ateliers; en/of
  • bioscopen; en/of
  • bowlingbanen; en/of
  • creativiteitscentra; en/of
  • golf; en/of
  • (indoor) sportscholen / fitnescentra en/of
  • (indoor) speeltuinen; en/of
  • klimhal en/of
  • voetbal.
1.24 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel die als activiteit in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.25 Openbare nutsvoorziening

Een infrastructurele of openbare voorziening, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen (zoals centrale antenne, gas, water, elektriciteit, (mobiele) telefonie, riolering).

1.26 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 Peil
  • a. voor een gebouw: het afgewerkte terrein ter plaatse van de (hoofd-)toegang;
  • b. voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwterrein.
1.28 Pop-up winkel

Een winkel die voor beperkte tijd (max. ½ - 1 jaar) is gevestigd op een locatie om de aantrekkingskracht van dat gebied te versterken of als onderdeel van een beleid om de plek betekenis te geven voor de gebruiker, gericht op transformatie en een grotere bekendheid van dat gebied.

1.29 Reguliere brandstof

Diesel, benzine en Adblue.

1.30 Risicovolle inrichting

Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. de risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.31 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.33 Verkoopvloeroppervlakte (vvo)

De totale in een winkel voorkomende vloeroppervlakte van alle bouwlagen van ruimten welke rechtstreeks toebedeeld en ten dienste staan ten behoeve van de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen (en voor het publiek zichtbaar en toegankelijk zijn, inclusief de vloeroppervlakte van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (plus de loopruimte voor het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte).

1.34 Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkoop van goederen welke naar hun aard zodanig brandgevaar en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ter verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is, zoals olie, benzine, gas, groene en/of duurzame brandstoffen en E-car oplaadpunten, inclusief het onderhoud in beperkte zin (zoals olie verversen en wassen) van de motorvoertuigen.

1.35 Wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de perceelsgrens

Tussen de (zijdelingse) grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, airco's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De brutovloeroppervlakte (bvo)

Op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.4 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. leisure tot een maximum van 1.465 m2 bvo;
  • b. horeca tot een maximum van 2.750 m2 bvo, met dien verstande dat de oppervlakte per horecabedrijf maximaal 2.000 m2 bvo bedraagt ten behoeve van een differentiatie in horeca;
  • c. pop-up winkels (maximale oppervlakte 40 m2 bvo) voor bedrijven met een lokale functie (economisch, sociaal en/of vanuit een oogpunt van bijvoorbeeld werkgelegenheid);
  • d. ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat dit niet meer omvat dan 20% van de totale brutovloeroppervlakte van de onder 3.1 sub a genoemde activiteiten en met een maximum van 150 m² bvo.
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'bedrijf tot en met categorie 2', tevens voor bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;
    • 2. 'specifieke vorm van gemengd - verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg - 1', tevens een verkooppunt voor (duurzame) motorbrandstoffen en de productie van duurzame motorbrandstoffen zonder LPG/LNG en waterstof;
    • 3. 'specifieke vorm van gemengd - verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg - 2', tevens detailhandel behorende bij het verkooppunt voor (duurzame) motorbrandstoffen zonder LPG/LNG en waterstof als bedoeld in lid 3.1, sub c, onder 2, tot een maximum verkoopvloeroppervlakte (bvo) van 102 m2;
  • f. landschappelijke inpassing;
  • g. de gronden zijn tevens bestemd voor de daar bijhorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, wegen en paden, terrassen, tuinen, erven en terreinen, onder- en bovengrondse afvalcontainers, in- en uitritten, parkeer- en verkeersvoorzieningen, water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen, infrastructurele voorzieningen, groenvoorzieningen, en voorzieningen van algemeen nut, zoals oplaadpunten voor E-bikes en E-cars.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat binnen het vlak met de 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent' een hoogteaccent is toegestaan met een hoogte van maximaal 26 meter tot maximaal 20% van de oppervlakte van deze bouwaanduiding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' wordt de gevel van een gebouw in de bouwgrens ter plaatse van die aanduiding gebouwd, waarbij een hoogteaccent is toegestaan tot maximaal 1 meter boven de toegestane maximum bouwhoogte ter plaatse;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg-1' geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 7 meter;
    • 2. de oppervlakte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 250 m2 bvo
  • e. een VVV- of informatiepunt is toegestaan met een minimum brutovloeroppervlakte van 10 m2.

3.2.2 Gebouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak is niet toegestaan, behoudens:
    • 1. fietsenstallingen;
    • 2. openbare nutsvoorzieningen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen onder a bedraagt maximaal 5 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen en buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 8 m;
    • 2. luifels en overkappingen (geen gebouwen zijnde) 7 m;
    • 3. vlaggenmasten 8 m;
    • 4. reclame-uitingen 5 m;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen 4 m;
    • 6. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de activiteiten als bedoeld in lid 3.1, sub a tot en met e, buiten het bouwvlak;
  • b. bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;
  • c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van het verkooppunt voor motorbrandstoffen als bedoeld in 3.1 sub c onder 2 en 3;
  • d. vuurwerkbedrijven;
  • e. activiteiten die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

3.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming zonder de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 3.1 onder f conform de in Bijlage 2 van de regels opgenomen referenties van inrichtingsmaatregelen, teneinde te komen tot een op groene wijze ingerichte parkeervoorziening en adequate waterhuishouding.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Toestaan van een ander bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1, sub c, onder 1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. de aard en activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefmilieu in de omgeving.

3.4.2 Afwijken van vierkante meters bvo voor horeca en leisure

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 sub a en b voor het uitruilen van m² bvo horeca ten behoeve van leisure en m² bvo leisure ten behoeve van horeca, mits:

  • a. wordt aangetoond dat wordt voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid, zoals opgenomen in de Parkeernormennota Duiven die in werking is getreden op 3 februari 2018, of diens rechtsopvolger of, bij afwezigheid hiervan, aan de meest actuele CROW-parkeerkencijfers;
  • b. het maximum van 2.800 m2 bvo leisure en het maximum van 3.275 m2 bvo horeca niet overschreden wordt.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naasthogere categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die categorie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de verkeersveiligheid;
  • b. geen onevenredige aantasting vindt plaats van het leefmilieu in de omgeving;
  • c. het geen kwetsbare of gevoelige bestemmingen in het kader van het Besluit luchtkwaliteit betreft.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan toegestaan ingevolge artikel 3.1 of voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (bedrijfs)woning.

Artikel 6 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor een bouwplan of een wijziging van het gebruik van gronden en/of bouwwerken als bedoeld in de artikel 3 kan slechts worden verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals opgenomen in de Parkeernormennota Duiven die in werking getreden is op 3 februari 2018, of diens rechtsopvolger of, bij afwezigheid hiervan, aan de meest actuele CROW-parkeerkencijfers.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels, met dien verstande dat wordt toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Seingraaf, tweede partiële herziening'.