direct naar inhoud van 3.2 Milieuaspecten
Plan: Achterstehoek 2 te Duiven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPDUIVENZUID003-VS01

3.2 Milieuaspecten

3.2.1 Bodem

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Ten behoeve van het bouwplan heeft in juni 2011 een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Het rapport is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. De resultaten worden onderstaand verwoord.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak humeus, zwak grindig, zwak zandige klei. Tot een diepte van ± 1,5 m -mv bestaat de ondergrond voornamelijk uit zwak humeus, zwak zandige klei. Vanaf ±1,5 m -mv bestaat de ondergrond voornamelijk uit zwak siltig, matig fijn zand. Zowel de boven- als de ondergrond (klei) is plaatselijk zwak baksteen- en/of glashoudend. Verder zijn in het opgeboorde materiaal zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

De bovengrond is licht verontreinigd met PAK. De ondergrond is licht verontreinigd met kwik, lood, zink en PAK. Voor het overige zijn in de boven- en de ondergrond geen verontreinigingen aangetoond. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de conserveringstermijn voor de grondmonsters met enige dagen is overschreden. Hierdoor zijn de analyseresultaten voor minerale olie minder betrouwbaar. Het gaat echter om een gering aantal dagen, en er zijn geen gehalten boven de detectielimiet gemeten. Indien er sprake was van een (sterke) verontreiniging met minerale olie dan was deze, ondanks enkele dagen overschrijding van de conserveringstermijn, naar voren gekomen. Aangezien dit niet het geval is, en er ook zintuiglijk geen verontreiniging met minerale olie is waargenomen, kan er vanuit worden gegaan dat de resultaten voldoende representatief zijn.

De lichte verontreinigingen met metalen en PAK in de ondergrond houden hoogstwaarschijnlijk verband met de aangetroffen resten puin. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, 1.2 dichlooretheen en vinylchloride. De lichte verontreiniging met barium in het grondwater is mogelijk een gevolg van het regionaal voorkomen van metalen in het grondwater. Voor de overige lichte verontreinigingen in het grondwater is geen verklaring.

Conclusie

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging alsmede de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

3.2.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie in het bestemmingsplan

Er is een gemeentedekkend bestemmingsplan “Archeologie” vastgesteld. Dit wil echter niet zeggen, dat er bij eventuele ontwikkelingen geen archeologisch onderzoek meer noodzakelijk is. Het aspect archeologie speelt zodoende een rol bij de vergunningverlening.

Archeologie in plangebied

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Het plangebied heeft volgens de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart een hoge archeologische verwachtingswaarde aan dichtheid archeologische resten.

Het project betreft de bouw van een vrijstaande woning. De bouw van de woning bestaat uit ca. 100 m². De gemeente hanteert een bestemmingsplan “Archeologie”. In dit bestemmingsplan is voor een hoge archeologische verwachting een aanlegvergunning nodig als de verstoring van de bodem groter is dan 500 m² en dieper dan 0,5 m². Hiervan is bij onderhavig plan dus geen sprake. Om die reden is archeologisch onderzoek niet benodigd.

Cultuurhistorie

Direct ten westen van het plangebied is een voormalige dokterswoning gelegen (Eltensestraat 19). Dit betreft een karakteristieke woning op een bijzondere plek. Om het karakteristieke van deze woning te behouden is door de gemeente Duiven een kavelpaspoort opgesteld, waarin de randvoorwaarden zijn vastgesteld waaraan de bij de onderhavige bouwontwikkeling moet worden voldaan. Deze randvoorwaarden zijn vertaald in het onderhavig bestemmingsplan. Op deze manier wordt voorkomen dat de cultuurhistorische waarden worden geschaad.

Conclusie

Archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling in onderhavig projectbesluit.

3.2.3 Geluid

Het toetsingskader voor wat betreft geluid van zowel weg- als railverkeerslawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid. Voor de Wet geluidhinder geldt dat alleen afgeweken mag worden van de voorkeursgrenswaarde met een hogere grenswaarde te verlenen, die de maximale grenswaarde nooit mag overschrijden. Voor het gemeentelijk geluidbeleid geldt dat alleen gemotiveerd van de ambitiewaarde mag worden afgeweken, tot ten hoogste de maximale waarde.

In onderstaande tabel staan de grenswaarden weergegeven afkomstig uit de Wet geluidhinder.

Geluidsklasse   Wegverkeer   Railverkeer  
Voorkeursgrenswaarde   tot 48 dB   tot 55 dB  
Maximale grenswaarde   tot 58 dB   tot 71 dB  

In het gemeentelijke geluidbeleid wordt er per gemeentelijk deelgebied specifieke geluidseisen gesteld die bij het desbetreffende deelgebied passen. De onderhavige locatie ligt in het deelgebied “Woongebieden kern Duiven”, in onderstaande tabel staan de bijbehorende geluidseisen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVENZUID003-VS01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPDUIVENZUID003-VS01_0005.jpg"

Geluidsklasse   Benaming   Wegverkeer   Railverkeer  
Ambitiewaarde   Rustig   tot 43 dB   tot 50 dB  
Maximale waarde   Onrustig   tot 53 dB   tot 58 dB  

Om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen schrijft de Wet geluidhinder voor dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met het aspect verkeerslawaai, zowel over de weg als via het spoor.

De woningbouwlocatie is gelegen aan Achterstehoek, een zijstraat van de Eltensestraat. De woning ligt binnen de zone van de Eltensestraat en de Saturnus op resp. 55 m en 150 m uit de as van de weg. De woning ligt tevens op een afstand van 145 m uit de Texelstraat. Dit is een 30 km weg met een hoge verkeersintensiteit. De geluidbelasting door deze weg is, gezien de hoge verkeersintensiteit, meegenomen met de bepaling van de totale geluidbelasting op de gevels.

De nieuw te bouwen woning ligt tevens op een afstand van 165 meter uit het hart van de spoorbaan Arnhem - Winterswijk (lijn 237) binnen de wettelijk vastgestelde geluidzone van 400 meter.

Wegverkeerslawaai

De geluidbelasting door wegverkeer is berekend met behulp van een rekenmodel op basis van de wegverkeergegevens van de gemeente Duiven. Bij de berekeningen is uitgegaan een prognose van de verkeersintensiteit in 2020 van de gemeente Duiven Er is gerekend met een autonome groei van de verkeersintensiteit van 1,5 % tussen 2020 en 2021. De hoogste geluidbelasting door wegverkeer bedraagt 45 dB na aftrek ten gevolge van wegverkeer op de Eltensestraat en 37 dB na aftrek door wegverkeer op de Saturnus. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee op de woning niet overschreden. Wel wordt de ambitiewaarde uit het geluidbeleid overschreden, de maximale waarde uit het geluidbeleid wordt niet overschreden.

Railverkeerslawaai

De geluidbelasting door railverkeer is berekend met behulp van een rekenmodel op basis van de railverkeersgegevens uit het Akoestisch Spoorboekje (AsWin 2007). Bij het berekenen van de geluidbelasting wordt rekening gehouden met een prognose van de railverkeersgegevens in de toekomstige situatie op basis van de oude prognose peiljaar (2010-2015) uit 2007. Een meer recente prognose is niet voorhanden. Het peiljaar 2007 vermeerderd met 1,5 dB is in deze situatie niet bruikbaar omdat het goederenvervoer in het peiljaar 2007 nog gebruik maakte van deze lijn. In de toekomstige situatie maakt het goederenvervoer gebruik van de Betuwelijn waardoor de geluidbelasting door goederenvervoer op de lijn Arnhem-Zevenaar sterk afneemt.

De hoogste geluidbelasting ten gevolge van de spoorlijn op de woning bedraagt 40 dB.

De voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai van 55 dB, en de ambitiewaarde van 50 dB uit het geluidbeleid worden niet overschreden.

Conclusie

Uit bovenstaande is geconcludeerd dat wat betreft railverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden, en de ambitiewaarde uit het geluidbeleid tevens niet wordt overschreden. Voor wat betreft wegverkeerslawaai wordt de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder niet overschreden, maar de ambitiewaarde uit het geluidbeleid wel overschreden. Wel blijft de berekende geluidsbelasting onder de maximale waarde.

De motivatie is dat met de ontwikkeling van deze woning een open plek wordt opgevuld. Hiermee wordt een planmatige verdichting met een of meerdere woningen van een bestaande buitenstedelijke structuur, ter verbetering van die stedenbouwkundige structuur.

De gecumuleerde geluidbelasting is berekend conform de rekenmethode cumulatieve geluidbelasting uit bijlage 1 van het Reken en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. De gecumuleerde geluidbelasting op de woning wordt nagenoeg geheel bepaald door de geluidbelasting door wegverkeer. Alleen op de linker zijgevel is de gecumuleerde geluidbelasting, op 4,5 en 7,5 m hoogte, 1 dB hoger dan de geluidbelasting door wegverkeer.

Volgens het Bouwbesluit moet de zgn. karakteristieke geluidwering GA;k van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in een woning ten minste gelijk zijn aan de invallende geluidbelasting verminderd met 33; voor verblijfsruimten gelden 2 dB lagere waarden voor de geluidwering GA;k. De voorschriften hebben tot doel de geluidbelasting binnenshuis in de verblijfsgebieden van een woning te beperken tot 33 dB.

Conform de Wgh dient te worden uitgegaan van de maatgevende geluidbelasting, dat is de geluidbelasting door wegverkeer, zoals weergegeven in tabel II.5 van het geluidsonderzoek. De geluidbelasting zonder aftrek bedraagt 51 dB. De vereiste geluidwering bedraagt 20 dB. Bij standaard voorzieningen als dubbel glas, een goede kierdichting op bewegende delen en ventilatieroosters met een geluidisolatie RqA van minimaal -2 dB wordt aan een GA,k van 20 dB(A) voldaan. Aanvullende geluidwerende voorzieningen zijn niet nodig.

3.2.4 Bedrijven en milieuzonering

Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

1 past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking)

2 laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking)

Externe werking

Hierbij gaat het om de vraag of de realisatie van de plannen leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Hiervan is bij onderhavig project geen sprake aangezien het project alleen de realisatie van vrijstaande woning inhoudt. Een woonfunctie is niet hindergevend voor de omgeving.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie(s) binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. In de directe omgeving zijn diverse maatschappelijke instellingen gelegen, waaronder een cluster aan medische functies en een school. Direct rondom het plangebied zijn voornamelijk woningen gelegen.

Voor de naburige maatschappelijke instellingen geldt dat er in alle gevallen reeds bestaande woningen dichter bij de 'bedrijfslocatie' gelegen zijn. Geen van de omliggende maatschappelijke instellingen wordt dus door de nieuwe woning belemmerd in de bedrijfsvoering of de ontwikkelingsmogelijkheden.

Conclusie

Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering is er geen belemmering tegen onderhavig project.