Plan: | Parapluherziening Archeologie - 2020 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0222.R70B017A-0002 |
In november 2010 heeft de gemeenteraad Doetinchem de archeologische beleidskaart vastgesteld. De archeologische beleidskaart definieert archeologisch waardevolle gebieden en archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden. De kaart schrijft per gebied voor vanaf welke oppervlakte- en dieptegrenzen de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek geldt. Sinds de vaststelling van de kaart zijn een groot aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd. In 2013 heeft dit al geleid tot aanpassing van de ondergrenzen, wat in de praktijk een verlichting van de bestaande onderzoekverplichtingen betekende.
Op 30 maart 2020 is in de raadsvergadering van de gemeente Doetinchem een nieuwe herziene archeologische beleidskaart (kaartbijlage 6 RAAP rapport 2877 – tweede herziene versie) vastgesteld (Bijlage 1 De herziene archeologische beleidskaart, Bijlage 2 Beleidskaart West en Bijlage 3 Beleidskaart Oost). Aan de basis van deze kaart ligt de archeologische beleidskaart en het bijbehorende RAAP onderzoeksrapport 2877. In de huidige actualisatie zijn bestaande onderzoeksgegevens uit ruim 200 uitgevoerde onderzoeken verwerkt, en is vanuit een breder cultuurhistorisch perspectief de balans gezocht tussen het belang van behoud van archeologische vondsten versus het opleggen van onderzoekverplichtingen aan ontwikkelaars en particulieren.
Het archeologiebeleid zal onder meer moeten worden verankerd in bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het overgangsrecht van de Erfgoedwet (art. 9.1) bevat namelijk de in de Monumentenwet 1988 opgenomen verplichting om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. In de toekomst zal dit in de Omgevingswet worden opgenomen. In de gemeente Doetinchem is in veel bestemmingsplannen en beheersverordeningen archeologie al geregeld. Deze bestemmingsplannen en beheersverordeningen zijn echter voor de herziene archeologische beleidskaart vastgesteld. Door het opstellen van een zogenaamd parapluherziening voor archeologie wordt in alle bestemmingsplannen en beheersverordening het nieuwe actuele archeologiebeleid gestandaardiseerd opgenomen. Daarmee wordt ook voor een beleidsmatige uniformering gezorgd.
Bij de parapluherziening geldt de archeologische beleidskaart als het ware als een plankaart. De parapluherziening kan worden gezien als een plan dat als een paraplu over andere, reeds bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen heen hangt. Het plan bepaalt dat de regels ten aanzien van archeologie die zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen vervallen en worden vervangen door de archeologie regels die zijn opgenomen in het parapluplan. De regels uit het parapluplan zijn van toepassing op alle vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen die genoemd worden in de bijl het parapluplan. Na definitieve vaststelling van het parapluplan geldt gemeente dekkend hetzelfde archeologisch beleid.
Op deze wijze kan sneller dan bij een integrale herziening van alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen het nieuwe archeologiebeleid en de daarbij behorende gedetailleerde archeologische beleidskaart in een planologisch-juridische regeling worden vertaald. Gebieden met een archeologische (verwachtings)waarde krijgen in dit parapluherzieningen een archeologische dubbelbestemming die aansluit bij de verwachting. Hieraan zijn regels gekoppeld ter bescherming van de archeologische waarden, zoals in sommige gevallen de verplichting om bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport te overleggen.
Het plangebied van dit parapluherziening omvat het gehele grondgebied van de gemeente Doetinchem. Zoals reeds genoemd zijn de planregels uit deze parapluherziening van toepassing op alle onderliggende vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De bestemmingsplannen en beheersverordeningen die onder deze parapluherziening vallen zijn opgenomen in Bijlage 1 van de regels. Met deze parapluherziening worden de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen, herzien voor wat betreft het onderdeel archeologie.
Met onderhavige parapluherziening gaat voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen in de gemeente Doetinchem dezelfde regeling voor archeologie gelden. Deze parapluherziening heeft alleen betrekking op de regeling voor archeologie en brengt geen wijziging aan in de overige regels van de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
De herziene gemeentelijke archeologische beleidskaart heeft een zodanig gedetailleerd schaalniveau (1:10.000) dat deze toepasbaar is voor gebruik op perceelsniveau. Op de archeologische beleidskaart staat kort aangegeven wat het gewenste beleid is ten aanzien van de onderzoeksverplichting. Dit beleid wordt juridisch verankerd in het ruimtelijke beleid (bestemmingsplannen, en beheersverordeningen en omgevingsvergunning) en de gemeentelijke erfgoedverordening.
Figuur 1: Archeologische beleidskaart West
Figuur 2: Archeologische beleidskaart Oost
In het ruimtelijke beleid wordt nu nog uitgegaan van vorige archeologische beleidskaarten. Met het vertalen van de herziene archeologische beleidskaart naar het ruimtelijk beleid wordt de nieuwe beleidskaart het nieuwe toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het oude toetsingskader vervalt daarmee.
Op de archeologische beleidskaart wordt onderscheid gemaakt tussen archeologische waardevolle gebieden (AWG's) en archeologische verwachtingszones (AV's). Daarnaast zijn er gebieden waar door bijvoorbeeld vergravingen geen archeologie meer wordt verwacht. Van de archeologisch waardevolle gebieden (AWG) is, in tegenstelling tot archeologische verwachtingszones, vastgesteld dat er archeologische resten aanwezig zijn. Hierna wordt nader ingegaan op de verschillende archeologische categorieën en wordt beschreven wanneer een onderzoeksplicht geldt.
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd (AWG categorie 1)
Voor beschermde terreinen van zeer hoge archeologische waarde geldt een wettelijke bescherming van de Monumentenwet 1988. Binnen het gemeentelijk grondgebied bevindt zich één archeologisch terrein met een wettelijke bescherming (motte Barlham). Het Rijk heeft ervoor gekozen om dit van rijkswege beschermde terrein met een attentiezone van 50 m te bufferen. De attentiezone wordt aangehouden omdat de begrenzing van het gebied met archeologische resten meestal niet exact bekend is. Veelal komen de begrenzingen van AMK-terreinen voort uit administratieve grenzen.
Voor het wettelijk beschermde monument wordt geadviseerd deze met vermelding van de wettelijk beschermde status op te nemen in het gemeentelijk bestemmingsplan/beheersverordening (aanduiding op de kaart en vermelden in de toelichting). Afgeraden wordt een aanlegvergunning te laten rusten op wettelijk beschermde monumenten, omdat hiervoor al een monumentenvergunning geldt. Voor een eventuele sloop-, bouw- en/of aanlegvergunning geldt een aanhoudingsplicht totdat de monumentenvergunning is verleend.
Bij planvorming is besluitname door het bevoegd gezag wettelijk vereist. De Monumentenwetprocedure ex. artikel 11 is verplicht. Voor de archeologische rijksmonumenten is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het bevoegd gezag.
Vertaling AWG categorie 1 (beschermd archeologisch monument met attentiezone 50 m):
Binnenstad Ei
Het beleid voor Binnenstad Ei is aangepast ten opzichte van het eerder geldende beleid. Daarbij wordt regionaal uitgegaan van een ondergrens van 50m2 in de historische stads- en dorpskernen. In afwijking hiervan gold in de binnenstad van Doetinchem een ondergrens van 0m2, omdat vanwege de middeleeuwse oorsprong van de stad veel archeologische restanten in de bodem worden verwacht, meerdere onderzoeken hebben dit ook al aangetoond. Om in de binnenstad van Doetinchem archeologie vriendelijk bouwen met minimale verstoringen mogelijk te maken is een oppervlaktegrens van 15m2 vastgesteld. Tegelijkertijd blijkt de huidige vrijstellingsgrens van 2,5 meter uit de fundering, in de binnenstad het risico op verlies van vondsten te vergroten: van oudsher werd in het Ei vaak boven op bestaande funderingen gebouwd. Daarom is besloten om bij funderingen in de binnenstad geen oppervlakte ondergrens te hanteren.
Vertaling Binnenstad Ei:
Terrein van (hoge) archeologische waarde (AWG categorie 2)
Het gaat hierbij in principe om gewaardeerde archeologische vindplaatsen waarin de aanwezigheid, de aard, datering en de omvang van de archeologische resten (tot op zekere hoogte) bekend zijn. Gemeenten dienen conform de Monumentenwet 1988 bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 38 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of beheersverordening altijd rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Aanbevolen wordt om deze terreinen in het bestemmingsplan of beheersverordening op te nemen als archeologisch waardevol gebied, zowel op de kaart als in de regels en de toelichting. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze gebieden dienen te worden voorkomen. In het geval dat ruimtelijke ingrepen die de aanwezige archeologische resten kunnen beschadigen onvermijdelijk zijn, dient, ongeacht de ruimtelijke omvang van de ingreep, archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).
De gemeente Doetinchem hanteert voor deze terreinen als uitgangspunt dat een archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen dieper dan 30 cm of dieper dan de bekende bodemverstoring, ongeacht de oppervlakte van de ingreep. De minimum onderzoekseis is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en waarin wordt geadviseerd over de eventueel te nemen vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek. De intensiteit van eventueel vervolgonderzoek is afhankelijk van de exacte ligging, aard en omvang van de ingreep en van de verwachte omvang van de schade aan archeologische resten.
Werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van archeologische resten dienen gekoppeld te worden aan een aanlegvergunningenstelsel. In de bouwregels worden voorwaarden opgenomen als het om bouwen gaat. De gemeente Doetinchem heeft ervoor gekozen om aan de terreinen van archeologische waarde een attentiezone van 50 m toe te kennen. Voor deze zone gelden dezelfde restricties.
Vertaling AWG categorie 2 (archeologische monumenten met attentiezone 50 m):
Bekende archeologische vindplaats (AWG categorie 3)
Het merendeel van de bekende archeologische vindplaatsen in het landelijk gebied van Doetinchem zijn gebieden zonder status. Dit wil zeggen dat het gebied niet is opgenomen op de AMKGelderland, omdat het over het algemeen niet gewaardeerde vindplaatsen zijn. De conservering, de omvang en de aard van de archeologische resten zijn niet of slechts ten dele bekend.
Onder deze vindplaatsen kunnen zich zowel zeer waardevolle en puntgave terreinen met archeologische resten als geheel verstoorde terreinen bevinden. Het kan gaan om een enkel fragment laat-middeleeuws aardewerk dat met bemesting op een akker is terechtgekomen, maar ook om een intact nederzettingsterrein. De desbetreffende vindplaatsen, die wel een rol gespeeld hebben bij begrenzen van de verwachtingszones, zijn indicatief op de archeologische verwachtings kaart opgenomen.
Bij gebrek aan een begrenzing van de vindplaats is een attentiezone van 50 m rondom de centrum coördinaat gehanteerd als zone waarbinnen een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten. Indien maatregelen (ingrepen) in deze zone onvermijdelijk zijn en fysieke
aantasting van de vindplaats wordt verwacht, dient in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).
Het uitgangspunt voor de AWG categorie 3 gebieden van de gemeente Doetinchem is om bij ingrepen van dieper dan 30 cm -Mv of dieper dan de bekende bodemverstoring en plangebieden groter dan 100 m² een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht te stellen, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Op deze wijze kan de aard, datering, omvang, etc. van de vindplaats worden bepaald. Aan de hand hiervan kan een selectiebesluit worden genomen.
Vertaling AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m):
AWG categorie 3 (loopgraaf of tankgracht)
Onder- en bovengrondse restanten van oorlog en defensie (WOI, WOII, en Koude Oorlog) zijn een wezenlijk onderdeel van het provinciaal en lokaal cultureel erfgoed, op veel plaatsen in het Gelderse landschap zijn sporen terug te vinden van de Duitse inval in mei 1940 en van de bevrijdingsoperaties vijf jaar later. Met name WOII is een belangrijke periode geweest in de geschiedenis van de gemeente Doetinchem, die in het centrum van de stad duidelijke sporen heeft nagelaten. De interesse voor deze periode neemt nog steeds toe, waarmee ook de maatschappelijke betekenis groeit. De bufferzone bij de WO II restanten is beperkt gebleven, in plaats van de gebruikelijke 50 meter rondom is uitgegaan van een bufferzone van 5 meter. De locatie van gevechtsstellingen en andere lijnvormige sporen is vaak goed gedocumenteerd, zodat met een beperkte bufferzone wordt volstaan.
vertaling AWG categorie 3 (loopgraaf of tankgracht):
Historische stads- en dorpskernen (AWG categorie 4) met uitzondering van de binnenstad van Doetinchem (het Ei)
Op basis van historisch kaartmateriaal en andere bronnen is het duidelijk dat in de historische kernen van Wehl en Doetinchem vanaf de Middeleeuwen sprake was van een clustering van bebouwing. In de historisch waardevolle kernen komen archeologische resten in principe direct onder het maaiveld voor.
Voor de historische kern wordt geadviseerd te streven naar planologische bescherming via het gemeentelijke bestemmingsplan of beheersverordening. Aanbevolen wordt om de desbetreffende gebieden in het bestemmingsplan of beheersverordening op te nemen als archeologisch waardevol terrein. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze terreinen dienen te worden voorkomen.
Het uitgangspunt van de gemeente Doetinchem voor deze gebieden is om bij ingrepen dieper dan 30 cm -Mv (of dieper dan de bekende bodemverstoring) en een omvang groter dan 50 m² een archeologisch onderzoek te verplichten, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Dit onderzoek dient allereerst te bestaan uit een gedetailleerd bureauonderzoek. Het bureauonderzoek spitst zich toe op archeologisch en bouwhistorisch onderzoek, een inventarisatie van de bodemverstoringen, aanvullende informatie van de afdeling bouwen en wonen van de gemeente Doetinchem en een specificatie van de archeologische verwachting met betrekking tot het onderzoeksgebied. Hierbij is van belang dat inzicht ontstaat in de aard van de te verwachten archeologische resten en in de verwachte conservering van deze resten. Bij het laatste moet gedacht worden aan gegevens met betrekking tot de omvang en diepte van de bestaande (of voormalige) bebouwing (uit het bouwkundig archief). Op basis van het resultaat van het bureauonderzoek moet een beslissing genomen worden over het al dan niet uitvoeren van een veldonderzoek en over de aard daarvan (archeologische (sloop)begeleiding of proefsleuven). Veldonderzoek zal duidelijk moeten maken welke archeologische resten op de desbetreffende locatie aanwezig zijn en wat de datering, conservering en diepteligging daarvan is. Aan de hand van de resultaten zal het vervolgtraject moeten worden bepaald. Indien behoud in situ niet mogelijk is, dient rekening gehouden te worden met de noodzaak van gecombineerd bouwhistorisch en archeologisch veldonderzoek (opgraving/archeologische begeleiding) alvorens nieuwbouw gerealiseerd kan worden.
Vertaling AWG categorie 4 (historische stads- en dorpskern):
Gebieden met een hoge archeologische verwachting (AWV categorie 5 en 6)
In Doetinchem is onderscheid gemaakt tussen twee zones met een hoge archeologische verwachting. Onder AWV 5 zijn alle landschappelijke eenheden met een plaggendek of stuifzandlaag weergegeven. Voor gebieden met plaggendek of stuifzand geldt een verhoogde kans op de aanwezigheid van archeologische resten. Gebieden waar plaggendekken voorkomen, waren waarschijnlijk ook in de prehistorie al aantrekkelijke vestigingslocaties. Mogelijk aanwezige archeologische resten zijn door het plaggendek goed afgedekt en hierdoor (mogelijk) goed beschermd. AWV 6 betreft alle overige landschappelijke eenheden waarvoor een hoge verwachting geldt.
In gebieden met een hoge archeologische verwachting wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze terreinen dienen te worden voorkomen. Hierbij dient uitgegaan te worden van ingrepen dieper dan 40 cm (AWV 5) of 30 cm (AWV 6) of dieper dan de bekende bodemverstoring en groter dan 250 m² zijn.
In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen moet vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (kartering) worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Bij vaststelling van archeologische waarden zal hiervan de omvang en gaafheid moeten worden vastgesteld aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van een inventariserend veldonderzoek zouden kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning. Indien behoud in situ niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend veldonderzoek aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere beperkingen kunnen worden uitgevoerd. De resultaten van een inventariserend veldonderzoek kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke keuze wordt in de vorm van een advies (selectieadvies) ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeente als het bevoegde gezag.
Vertaling AWV categorie 5 (hoog+afgedekt):
Vertaling AWV categorie 6 (hoog):
Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting (AWV categorie 7)
In gebieden met een middelmatige archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge archeologische verwachting. Ook voor deze gebieden geldt dat er bij voorkeur geen werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting leiden van archeologische resten. Het beleid is immers gericht op behoud van archeologische resten in de ondergrond.
In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen moet vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een bureauonderzoek, eventueel gevolgd door een inventariserend veldonderzoek (kartering) worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Dit betreft bodemingrepen dieper dan 30 cm of dieper dan de bekende bodemverstoring en groter dan 1.000 m² zijn. Van eventuele archeologische waarden zal de omvang en gaafheid moeten worden vastgesteld aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van het inventariserend veldonderzoek zouden kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning. Indien behoud in situ niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend veldonderzoek aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere beperkingen kunnen worden uitgevoerd. De resultaten van een inventariserend veldonderzoek kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht.
Een dergelijke keuze wordt in de vorm van een advies (selectieadvies) ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeente als het bevoegde gezag.
Vertaling AWV categorie 7 (middelmatig):
Gebieden met een lage archeologische verwachting (AWV categorie 8 en 9)
In gebieden met een lage archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge en middelmatige archeologische verwachting. Wel kunnen hier toevalsvondsten aangetroffen worden, waarvoor een meldingsplicht geldt. Vooral langs randen naar hogere delen in het landschap bestaat een verhoogde kans op archeologische resten.
Voor de oude rivierbeddingen geldt een lage archeologische verwachting voor nederzettingsresten, maar een hoge archeologische verwachting voor resten van beekaccessen, beekovergangen, tijdelijke jachtkampen, afvaldumps en/of verdedigingswerken, jachtattributen, rituele deposities, verdedigingswerken, oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen en/of visattributen. Om te benadrukken dat het hierbij om een bijzondere categorie binnen de gebieden met een lage verwachting gaat is ervoor gekozen om de beekdalen (typen 12 en 16) in een eigen verwachtingszone in te delen (AWV 9). Het gaat hier om een intact (oorspronkelijk) landschap waarin zeer bijzondere archeologische resten verwacht kunnen worden. Voor de oude rivierbeddingen geldt derhalve dat er bij voorkeur geen (grootschalige) werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting leiden van archeologische resten. Hierbij moet gedacht worden aan het uitgraven van restgeulen etc. Vooral als deze eenheid in samenhang met gebieden met een hogere archeologische verwachting wordt aangetroffen, moet uitgegaan worden van de onderliggende verwachtingszone. Het beleid is gericht op behoud van zowel het landschap als ook archeologische resten in de ondergrond.
In geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen moet vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een bureauonderzoek, eventueel gevolgd door een inventariserend veldonderzoek (kartering) worden uitgevoerd, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies). Dit betreft bodemingrepen die dieper dan 30 cm of de bekende bodemverstoring gaan en plangebieden die groter dan 5.000 m² zijn.
Bij vaststelling van archeologische waarden zal hiervan de omvang en gaafheid moeten worden bepaald aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). De resultaten van het inventariserend veldonderzoek zouden kunnen leiden tot inpassing van vastgestelde archeologische waarden in een inrichtingsplan van een ruimtelijke ontwikkeling of tot het aanhouden of niet verlenen van een vergunning. Indien behoud niet mogelijk is, kunnen de resultaten van een inventariserend veldonderzoek aanleiding geven tot een opgraving. Hierbij wordt informatie over archeologische resten opgetekend en gedocumenteerd, waarna de geplande maatregelen zonder verdere beperkingen kunnen worden uitgevoerd. De resultaten van een inventariserend veldonderzoek kunnen ook zodanig zijn dat verder onderzoek en/of behoud niet noodzakelijk wordt geacht. Een dergelijke keuze wordt in de vorm van een advies (selectieadvies) ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeente als het bevoegde gezag.
Vertaling AWV categorie 8 (laag):
Vertaling AWV categorie 9 (laag voor nederzettingsresten, hoog voor water gerelateerde archeologische resten):
AWV categorie 10 (waterpartijen)
Niet-historische waterpartijen zijn vrijgesteld van onderzoekverplichtingen. Tot dusverre werd op de beleidskaart bij recent gegraven waterpartijen de archeologische verwachtingswaarde van de ondergrond gehandhaafd. Dit is niet juist, omdat bij recent gegraven waterpartijen sprake is van diepgaande bodemverstoring, waardoor vrijwel nooit archeologische vondsten worden aangetroffen. De vrijstelling geldt niet voor historische waterpartijen (= ouder dan 100 jaar), denk bijvoorbeeld aan stads- of kasteelgrachten.
Vertaling AWV categorie 10 (waterpartijen):
Overzicht
De categorieën van de archeologische beleidskaart zijn op de kaart van het onderhavige parapluherziening opgenomen middels verschillende archeologische dubbelbestemmingen. De norm voor vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen is vastgelegd in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Op grond van de SVBP geldt voor de dubbelbestemming met betrekking tot archeologie de bestemmingsbenaming 'Waarde – Archeologie'. Het is mogelijk de bestemmingsbenaming nader te specificeren. Voor de specificatie van de bestemmingsbenaming is aangesloten op de ligging in de te onderscheiden zones.
Een beheersverordening is vormvrij.
De volgende archeologische gebieden komen in het plangebied voor:
uitgangspunten archeologiebeleid | dubbelbestemming / specifieke regels | |
Archeologische waardevolle gebieden(AWG) | ||
AWG categorie 1 (beschermde archeologisch monument met attentiezone 50m) | altijd vergunningplicht | Waarde - Archeologisch monument (artikel 4) / Waarde - Archeologisch waardevol gebied Rijksmonument (artikel 5) |
AWG categorie 2 (archeologische monumenten met attentiezone 50m)
& AWG categorie 4 (historische stads- en dorpskern) |
bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm |
Waarde - Archeologie (artikel 6) |
Binnenstad Ei | bij bodemingrepen groter dan 15 m2 en dieper dan 30cm | Waarde - Archeologische verwachting 1 (artikel 7) |
AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m & loopgraaf of tankgracht) |
bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm |
Waarde - Archeologische verwachting 2 (artikel 8) |
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV) | ||
AWV categorie 5 (hoog + afgedekt) | bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm | Waarde - Archeologische verwachting 3 (artikel 9) |
AWV categorie 6 (hoog) | bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie verwachting 4 (artikel 10) |
AWV categorie 7 (middelmatig) | bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm |
Waarde - Archeologische verwachting 5 (artikel 11) |
AWV categorie 8 (laag)
& AWV categorie 9 (laag voor nederzettingsresten, hoog voor geïsoleerde water gerelateerde archeologische resten) |
bij bodemingrepen dieper dan 30 cm - en bij plangebieden groter dan 5000 m² | Waarde - Archeologische verwachting 6 (artikel 12) |
AWV categorie 10 (waterpartijen) | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
Bodemverstoringen | ||
vergraven | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Onderzoeksgebieden | ||
Archeologisch onderzoek | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Na onderzoek vrijgegeven | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10):
Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De vertaling naar de regels
In de regels is opgenomen dat de voor de nader onderscheiden archeologische dubbelbestemmingen aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen en functies, mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Zoals gezegd is onderscheid aangebracht op basis van de ligging in de te onderscheiden zones, waarbij per bestemming de bijbehorende verstoringsoppervlaktes en –dieptes zijn doorvertaald. Ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waardes zijn in de bestemmingen regels opgenomen voor het bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Bouwen
In de bouwregels van de archeologische dubbelbestemmingen is bepaald dat: een aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het is uiteraard niet de bedoeling dat een dergelijk rapport voor elke ontwikkeling dient te worden opgesteld. Daarom is bepaald dat geen onderzoeksplicht geldt, indien het volgende van toepassing is:
Omgevingsvergunningstelsel
In elke dubbelbestemming/specifieke regel is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit betekent dat het verboden is om bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
Er is geen omgevingsvergunning nodig voor werken en/of werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden te verwachten zijn of zullen worden geschaad, waarbij het bevoegd gezag voorschriften aan een omgevingsvergunning kunnen verbinden ter beperking of voorkoming van schade. De hiervoor bedoelde voorschriften zijn nader uiteengezet in de regels:
Wijzigingsbevoegdheid
Tot slot is in elke dubbelbestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk verwijderd kan worden, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of indien op basis van andere bronnen overtuigend is aangetoond dat de bodem diep verstoord is. Op deze wijze kan bij vergunningsaanvragen een toets aan archeologische bepalingen worden voorkomen als reeds door middel van een specifiek onderzoek duidelijk is geworden dat bescherming van archeologische waarden niet langer nodig is.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader geschetst, waar de voorliggende parapluherziening Archeologie uit voortvloeit. Paragraaf 3.1 gaat in op de Europese aanzet en het nationaal beleid op gebied van archeologie. Daarna wordt ingezoomd op het provinciaal en gemeentelijk beleid.
In 1992 ondertekenden de Europese cultuur ministers op het eiland Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologische Erfgoed. Dit Verdrag van Malta heeft tot doel om het Europees archeologische erfgoed te beschermen als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Bescherming wordt nodig geacht omdat het archeologisch erfgoed ernstig met aantasting wordt bedreigd door het toenemend aantal grote ruimtelijke-ordeningsprojecten, risico's van natuurlijke aard, clandestiene of onwetenschappelijke opgravingen en onvoldoende besef onder het publiek. In het verdrag is vastgelegd dat bescherming van het archeologisch erfgoed tot uitdrukking moet komen in beleid inzake stedenbouw en landinrichting en culturele ontwikkeling. De verantwoordelijkheid hiervoor zou volgens de Raad van Europa bij alle Europese landen moeten liggen. Door het Verdrag van Malta te ondertekenen en niet in de laatste plaats te ratificeren heeft Nederland zich verplicht een aantal wettelijke en feitelijke voorzieningen te treffen om het archeologisch erfgoed te beschermen. Nederland heeft dit langs vier sporen gedaan:
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Elk type cultureel erfgoed heeft eigen werkwijzen en beschermingsmaatregelen. Maar de wetgeving in Nederland hiervoor was versnipperd. Ook moest een aantal regels worden vernieuwd. In de Erfgoedwet zijn bestaande wetten, waaronder de Monumentenwet 1988, en regelingen gebundeld. Ook staan er regels om belangrijk cultureel erfgoed beter te beschermen en te behouden.
De specifieke regels voor archeologie staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Erfgoedwet. De meest ingrijpende wijziging ten opzichte van de Monumentenwet 1988 is de vervanging van de opgravingsvergunning door een opgravingscertificaat. De Erfgoedinspectie ziet toe op het nieuwe stelsel.
Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen of beheersverordeningen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet.
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2016 de nota 'Cultuur en Erfgoed 2017-2020 - Beleef het mee!' vastgesteld.
Gelderland is rijk aan cultuur en erfgoed: onder andere musea, theater, dans, festivals, monumenten, archeologie en het historische landschap zijn onze parels. De provincie is trots op de cultuur en het erfgoed in Gelderland en wil een klimaat bieden waardoor de parels verder tot bloei komen. Cultuur en het erfgoed zijn van mensen, door mensen en voor mensen. De provincie vindt het belangrijk dat cultuur en erfgoed toegankelijk zijn voor de inwoners van Gelderland. Zodat iedereen ervan kan genieten. De uitvoering van het beleidsprogramma 2017 - 2020 'Cultuur en Erfgoed; Beleef het mee!' versterkt dit.
De provincie wil met het Cultuur- en erfgoedprogramma onder meer het volgende bereiken;
De uitgangspunten voor het archeologiebeleid sluiten al aan op het beleid dat regionaal is opgesteld. Dit beleid staat in de nota 'Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek' (vastgesteld in 2013). De gebieden zoals deze in de archeologische beleidskaarten onderscheiden zijn, veranderen hier niet door. Wel zijn er nu in de basis 5 verschillende niveaus van bescherming. Deze komen terug in de navolgende tabel.
De volgende archeologische gebieden komen in het plangebied voor:
uitgangspunten archeologiebeleid | dubbelbestemming / specifieke regels | |
Archeologisch waardevolle gebieden (AWG) | ||
AWG categorie 2 (archeologische monumenten met een attentiezone 50 m) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 50 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologie / Waarde - Archeologisch waardevol gebied Rijksmonument |
AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 2 |
AWG categorie 4 (historische stadskern) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 50 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologie |
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV) | ||
AWV categorie 5 (hoog + afgedekt) | bij bodemingrepen dieper dan 40 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 250 m2 vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 3 |
AWV categorie 6 (hoog) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 4 |
AWV categorie 7 (middelmatig) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 1000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 5 |
AWV categorie 8 (laag) | bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 6 |
AWV categorie 9 (laag voor nederzettingsresten, hoog voor geïsoleerde organische archeologische resten) |
bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter - maaiveld en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek | Waarde - Archeologische verwachting 6 |
Bodemverstoringen | ||
bovengrond afgegraven; locatie; op de archeologische beleidskaart | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
boven- en ondergrond afgegraven; locatie op de archeologische beleidskaart | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
vergraven | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Onderzoeksmeldingen | ||
vervolgonderzoek of behoud aanbevolen voor het hele plangebied | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
vervolgonderzoek of behoud aanbevolen voor een deel van het plangebied | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
geen vervolgonderzoek of behoud aanbevolen | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig als de opgraving is afgerond |
definitief onderzoek afgerond | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig als de opgraving is afgerond |
status onbekend | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10): Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Archeologie, cultuurlandschap en gebouwde monumenten spelen een steeds grotere rol bij ruimtelijke ontwikkelingen. Opgraven of inpassen van archeologische vindplaatsen, het historisch cultuurlandschap als creatieve input voor ontwerp, bescherming en herbestemming van bouwkundig erfgoed: het zijn allemaal manieren waarop bewust aandacht wordt besteed aan de boven en ondergrondse historische kwaliteiten van een gebied. Het zichtbaar en beleefbaar maken van cultuurhistorie kan een gebied een eigen identiteit geven. Daardoor wordt niet alleen de intrinsieke waarde voor de lokale bevolking verhoogd, maar ontstaan ook economische kansen. Een voorbeeld daarvan is een historische dorpskern, maar het geldt ook voor landelijke gebieden waar bijvoorbeeld fietsrecreanten op afkomen. Een zorgvuldige omgang met cultuurhistorie en benutting van historische kwaliteiten kan dus economisch lonend zijn, zo is uit onderzoek gebleken.
De gemeente Doetinchem heeft al in 1997 een archeologische verwachtingskaart laten vervaardigen als gevolg van de toenemende rol voor gemeentelijke overheden bij de omgang met het archeologisch erfgoed. In de bijbehorende rapportage is uitgebreid ingegaan op beleidsaspecten, het fysisch-geografisch landschap, de archeologische vindplaatsen en bewoningsgeschiedenis en op de samengestelde verwachtings kaart zelf.
Omdat (zeker de laatste jaren) het aantal archeologische onderzoeken landelijk en gemeentelijk enorm is gestegen, is het zaak om de archeologische vindplaatsen- en verwachtings kaart periodiek te laten actualiseren. In de periode 2008-2010 is een actualisatie doorgevoerd van de toen bestaande archeologische verwachtingskaart. Inmiddels is een nieuwe actualisatieronde uitgevoerd. Het ging hierbij om het bijwerken van de bestaande kaartgrenzen alsmede het bijwerken van de achterliggende databestanden met nieuwe/aanvullende archeologische en landschappelijke (geomorfologische) gegevens en inzichten, en het aanpassen van de beleidskaart aan het vigerende archeologiebeleid van Doetinchem binnen de Regio Achterhoek.
Daarbovenop heeft de actualisatie vanuit een bredere cultuurhistorische en ruimtelijke analyse plaatsgevonden ten opzichte van de inventarisaties uit 2008/2010. Politiek-bestuurlijk en maatschappelijk is cultuurhistorie steeds meer in de belangstelling komen te staan en de landelijke en provinciale overheid hebben hier reeds beleidsmatige stappen in gezet, onder meer door de verplichting sinds 1 januari 2012 om in het ruimtelijk beleid rekening te houden met cultuurhistorie. Dit heeft geleid tot een beleidsmatige verbreding binnen de gemeente en daarmee een behoefte aan kennis op dit vlak. Een aanvullende cultuurhistorische inventarisatie is daarom uitgevoerd. Zo is er onderzoek gedaan naar historische nederzettingslocaties vanwege de belangrijke leemte in de bestaande archeologische registraties ten aanzien van de locatie van nederzettingsresten uit de Middeleeuwen en de (vroege) Nieuwe tijd.
Voor de provincie Gelderland vormen resten uit de beide wereldoorlogen een wezenlijk onderdeel van het cultureel erfgoed. Geen provincie is in de periode 1940-1945 zo zwaar door het oorlogsgeweld getroffen als Gelderland, zowel tijdens de Duitse inval in mei 1940 als tijdens Operatie Market Garden en de bevrijding. Dit heeft op veel plaatsen sporen nagelaten in het landschap. Ook in de bodem zijn veel resten bewaard gebleven. Deze resten en sporen vragen om een zorgvuldige omgang, omdat het bodemarchief uit de oorlog conform de Monumentenwet ook daadwerkelijk kan worden aangemerkt als archeologie en de resten telkens weer een grote maatschappelijke betekenis blijken te hebben. In wat mindere mate geldt dit ook voor de fysieke resten die herinneren aan de periode 1914-1918 toen Nederland zich neutraal in het conflict opstelde, en de naoorlogse periode (Koude Oorlog) toen langs de IJssellinie installaties, kunstwerken en andere voorzieningen werden getroffen om een eventuele conflictsituatie het hoofd te kunnen bieden.
Archeologische resten uit de Tweede Wereldoorlog vallen onder de Monumentenwet 1988. De binnen de archeologie voorgeschreven waarderingssystematiek om vast te stellen of sprake is van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen, blijkt voor archeologische resten uit de oorlog grote beperkingen te hebben. Dit is onder andere terug te voeren op het feit dat oorlogssporen – anders dan oudere archeologische vindplaatsen – vaak nog zichtbaar zijn in het landschap en dat de resten vaak een grote maatschappelijke betekenis hebben. De cultuurhistorische waarde van archeologische resten uit de oorlog staat daarmee zelden ter discussie. De behoudenswaardigheid van gebouwd oorlogserfgoed wordt al veel langer erkend.
De gemeenteraad heeft op 30 maart 2020 de herziene archeologische beleidskaart (kaartbijlage 6 RAAP rapport 2877 - tweede herziene versie) vastgesteld. Aan de voorgaande archeologische beleidskaart zijn de volgende gegevens toegevoegd:
- Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog
- Locaties van archeologische onderzoeksgebieden en archeologische vindplaatsen sinds 2010
- Detailgegevens over de landschappelijke basis voor een betere voorspelbaarheid van vindplaatsen
Verder is de ondergrens voor de binnenstad van Doetinchem ('het Ei') van 50 m2 verlaagd naar 15 m2 en bij bodemingrepen op de fundering van bestaande gebieden in het Ei is de ondergrens verlaagd van 2,5 m2 naar 0 m2. Tot slot zijn niet-historische waterpartijen vrijgesteld van een onderzoeksverplichting
De archeologische waarden- en verwachtingenkaart is doorvertaald naar de beleidskaart behorende bij het RAAP onderzoeksrapport 2877.
In het kader van de 'Parapluherziening Archeologie - 2020' is geen onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten, water, parkeren, flora en fauna enz. Dat is niet nodig. Deze onderzoeken zijn, voor zover noodzakelijk, al meegenomen in de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen waarop deze parapluherziening van toepassing is. De voorliggende aanvullende regeling heeft geen invloed op deze aspecten. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar datgene wat in die bestemmingsplannen en beheersverordeningen is opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het nieuwe actuele archeologiebeleid is doorvertaald naar de bestemmingen en regels. De bestemmingen en regels vormen het juridische deel van de parapluherziening, dat bindend is voor de burger en de overheid.
De inleidende regels omvatten de reikwijdte van de parapluherziening (artikel 1). In artikel 2 zijn de gebruikte begrippen opgenomen. De herziening geldt voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen van de gemeente Doetinchem. Alle plannen zijn opgenomen in een lijst die als Bijlage 1 bij de regels is gevoegd.
In de bestemmings- of gebiedsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen of hoofdfuncties omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
Een beheersverordening is vormvrij.
Uitgaan van waarde die past bij onderliggende verwachtingszone
In de bestemmings- of functieomschrijving van de artikelen 6 tot en met 12 staat het volgende: 'Als een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op één bouwperceel, moet uitgegaan worden van de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone.'.
Met de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone wordt bedoeld, dat de verwachtingszone bepaalt wanneer er een archeologische onderzoeksverplichting geldt:
Dus als de ene helft van het bouwperceel in een hoge verwachtingszone ligt, en de andere helft in een zone met een lage verwachting, dan moet apart bekeken en beoordeeld worden of er een onderzoekverplichting geldt voor het bouwperceel.
Als voorbeeld: als slechts 150m2 van het bouwplan in de hoge zone ligt , en 500m2 in de lage zone, dan hoeft er geen onderzoek te worden uitgevoerd.
In dit hoofdstuk is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan of beheersverordeningen voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met deze parapluherziening. Deze overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Bij het tenietgaan van bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de bouwaanvraag veroorzaakt onheil. In de slotregels is bepaald hoe de regels van deze parapluherziening kunnen worden aangehaald.
De voorliggende parapluherziening vertaalt het gemeentelijk archeologiebeleid in een planologisch-juridische regeling om te voldoen aan de Erfgoedwet.
Bij archeologie geldt het principe 'de verstoorder betaalt' om te voorkomen dat het archeologisch bodemarchief verstoord wordt. Dit betekent dat de noodzakelijke archeologische onderzoeken om een omgevingsvergunning te verkrijgen om af te wijken van het bouwverbod of voor het verrichten van werken en/of werkzaamheden, moeten worden betaald door de initiatiefnemer(s) van de (bouw)werkzaamheden. De financiering van alle kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het parapluplan komen daarmee voor rekening van particuliere initiatiefnemers. Hierdoor zijn er geen kosten voor de gemeente aan de uitvoering van de parapluherziening verbonden. Voor wat betreft het laten uitwerken van voorliggend parapluplan is financiële ruimte opgenomen in de gemeentelijke begroting.
Eventuele planschade is niet van invloed op de economische uitvoerbaarheid.
Geconcludeerd kan worden dat de parapluherziening economisch uitvoerbaar is.
Deze parapluherziening doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld.
De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerp van deze parapluherziening worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het besluit omtrent de vaststelling.
Het plan is aan het waterschap Rijn en IJssel op 18 november 2020 voorgelegd voor vooroverleg. Het waterschap Rijn en IJssel heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op deze parapluherziening.
De provincie Gelderland heeft aangegeven dat het plan niet voorgelegd hoeft te worden voor vooroverleg, omdat het gaat om actualisering van de bestaande plannen.