Plan: | Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden o.g.v. artikel 4 van bijlage II Bor |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0221.BeleidsrAfwBor2014-VA01 |
In artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt het uitvoeren van een project zonder omgevingsvergunning, voorzover dat project geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden en gebouwen in strijd met het bestemmingsplan, verboden. Artikel 2.12 lid 1 onder a Wabo noemt de situaties waarin een omgevingsvergunning zoals hiervoor wordt bedoeld, kan worden verleend. Dit zijn de volgende gevallen:
- sub 1: gevallen waarin het bestemmingsplan zogenaamde binnenplanse afwijkingsmogelijkheden bevat;
- sub 2: gevallen die in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) worden genoemd;
en
- sub 3: gevallen waarin aan de hand van een goede ruimtelijke onderbouwing (buitenplans) van het bestemmingsplan wordt afgeweken (Wabo-projectbesluit).
De onderhavige beleidsregels hebben betrekking op de planologische afwijkingsmogelijkheden op grond van het bepaalde in sub 2, de zogenaamde 'kruimelgevallenlijst'.
In artikel 4 lid 1 t/m 10 van bijlage II Bor zijn de planologische mogelijkheden opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan. Deze bepalingen hebben een grote reikwijdte. De gemeente hanteert bij het beoordelen van aanvragen om afwijking van het bestemmingsplan een vaste bestuurspraktijk waarbij gebruik wordt gemaakt van zogenaamde 'trendsetters'. 'Trendsetters' zijn vergelijkbare situaties in de directe nabijheid die in het verleden een vergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan hebben gekregen. Door het toepassen van deze vaste bestuurspraktijk wordt bevordert dat gelijke gevallen op een gelijke wijze worden behandeld / beoordeeld. Een vaste bestuurspraktijk heeft echter enerzijds als nadeel dat de gemeente iedere aanvraag afzonderlijk dient te beoordelen en te toetsen en anderzijds dat ze niet kenbaar is voor de burger (aanvrager). Om deze reden heeft de gemeente besloten om een beleidsregel vast te stellen waaraan toekomstige aanvragen om afwijking van het bestemmingsplan (voor een kruimelgeval) zullen worden getoetst. Deze beleidsregel zal worden gepubliceerd en via de gemeentelijke website raadpleegbaar zijn, zodat inzichtelijk wordt welk toetsingskader de gemeente hanteert bij het beoordelen van dergelijke aanvragen.
Door het vaststellen van de beleidsregels geeft de gemeente aan dat in principe medewerking wordt verleend aan het afwijken van het bestemmingsplan als de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan deze beleidsregels. Dit wil zeggen dat in beginsel geen extra planologische afweging meer nodig is: past een verzoek binnen de beleidsregels dan wordt de omgevingsvergunning in principe verleend.
Daarbij dient opgemerkt te worden dat een omgevingsvergunningsaanvraag voor het bouwen niet alleen aan het bestemmingsplan, maar ook op andere aspecten wordt getoetst. Dit zijn de Bouwverordening, het Bouwbesluit en de Nota Ruimtelijke Kwaliteit Doesburg. Het kan dus zo zijn dat aan een omgevingsvergunningsaanvraag die in strijd is met het bestemmingsplan, maar voldoet aan deze beleidsregels (om af te wijken van het bestemmingsplan), toch geen medewerking kan worden verleend, bijvoorbeeld vanwege strijd met redelijke eisen van welstand.
De beleidsregels bestaan uit objectieve criteria. Het is echter onmogelijk om alle gevallen van te voren te voorzien. Vanwege specifieke kwaliteiten (of andere specifieke omstandigheden van het geval) kan het toch wenselijk zijn om aan een bouwplan, dat niet voldoet aan de beleidsregels, medewerking te verlenen. Hiertoe is in artikel 13.1 een afwijkingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen. Uiteraard moet een besluit om af te wijken van het beleid goed worden gemotiveerd. Niet voor alle categorieën zijn beleidsregels opgesteld. Indien geen beleidsregels zijn vastgesteld, betekent dit dat iedere aanvraag individueel beoordeeld en gemotiveerd dient te worden. Indien een aanvraag akkoord wordt bevonden en valt binnen de werkingssfeer van artikel 4 van bijlage 2 Bor, is vergunningverlening mogelijk. |
De beleidsregels zijn voor een deel gebaseerd op de bestaand bestuurspraktijk. Wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt gemaakt, zal zoveel als mogelijk rekening worden gehouden met dit kruimelgevallenbeleid. Waar mogelijk, worden deze regels direct in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen verwerkt, zodat afwijken van het bestemmingsplan niet meer nodig is.
Bepaalde afwijkingen zijn alleen toegestaan binnen specifieke gebieden binnen de gemeente. Voor zover dit het geval is, is dit in de beleidsregels aangegeven. In zijn algemeenheid geldt dat de beleidsregels niet van toepassing zijn in het buitengebied en op de bedrijventerreinen (ter plaatse van de particuliere percelen), omdat de bestemmingsplannen hier in voldoende mate ontwikkelingsmogelijkheden bieden. Het overige gebied, de bebouwde kom, is opgedeeld in de gebieden (1) Binnenstad en vestinggordel (inclusief de IJsselkade) en (2) de woonwijken (Molenveld, De Ooi en Beinum). De kaart met deze Kaart gebiedsindeling is als bijlage bij de beleidsregels opgenomen. De gebiedsindeling is gebaseerd op de Nota Ruimtelijke Kwaliteit Doesburg en de geldende bestemmingsplannen.
De beleidsregels zijn opgebouwd uit 3 hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Begrippen en wijze van meten: in dit hoofdstuk zijn definities opgenomen van begrippen en meetvoorschriften welke worden gebruikt in hoofdstuk 2.
- Hoofdstuk 2 Afwijkingsmogelijkheden: in dit hoofdstuk is per lid uit artikel 4 van bijlage 2 Bor aangegeven wat het wettelijke kader is, en welke beleidsregels hierop van toepassing zijn.
Indien beleidsregels zijn opgesteld is er per afwijking een toelichting opgenomen over hoe de beleidsregels geïnterpreteerd dienen te worden.
- Hoofdstuk 3 Afwijking van de beleidsregels, citeertitel en inwerkingtreding: in dit hoofdstuk is onder meer opgenomen wanneer de beleidsregels in werking treden.