direct naar inhoud van Regels
Plan: Koppelweg 18, Doesburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL20002HMO-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Koppelweg 18, Doesburg met identificatienummer NL.IMRO.0221.BPL20002HMO-VA01 van de gemeente Doesburg.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt (zie bijlage 1 bij de toelichting);

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, (ontwerp)technisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt. Voorbeelden hiervan zijn persoonlijke dienstverlening in de vorm van een pedicure, fysio, massage, gastouder, huisarts, advocaat en notaris (zie bijlage 1);

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 aaneengebouwde woning

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.12 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een overdekte parkeervoorziening;

1.13 bestaand:
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het concrete gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat en uitgeoefend wordt, en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat architectonisch zowel als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een begane grondbouwlaag of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 carport:

een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw

1.26 dakterras:

een beloopbaar plat dak van een gebouw ingericht als terras/zitgelegenheid voorzien van een afscheiding;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.28 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals kapsalon, schoonheidssalon, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gestapelde woning:

geheel of gedeeltelijk boven en/of onder elkaar gelegen woningen in een gebouw of gebouwcomplex;

1.31 geluidgevoelige functie:

bewoning of andere geluidsgevoelige functie, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 kap:

een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°;

1.34 ondergronds:

onder peil;

1.35 ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

1.36 overkapping:

een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw;

1.37 parkeervoorzieningen:

parkeerplaatsen t.b.v. (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen waarbij voldaan dient te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid en, voor zover van toepassing, mede dient te worden voldaan aan de eisen t.b.v. de ontsluiting en bevoorrading als opgenomen in het gemeentelijke beleid. Indien het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp geen (volledig) beeld geeft gelden de normen van het CROW als beleidsdocument;

1.38 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen;

1.39 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld;
1.40 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.41 seks- en/pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of porno-artikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.42 twee-aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, alsmede door garages geschakelde woningen waarbij het hoofdgebouw aan één zijde op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden;

1.43 uitbouw:

een als vergroting van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, hetwelk door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar in architectonisch opzicht ondergeschikt aan is, maar in functioneel opzicht wel deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;

1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; gebouwen welke met meer dan één zijde naar de weg gekeerd zijn hebben meerdere voorgevels;

1.45 voorgevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.46 wijziging:

een wijziging van het plan als bedoeld als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.47 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de permanente huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door het oppervlakte van het bouwvlak tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

van de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een gelijk daaraan te stellen constructiedeel, tot aan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse. Indien op een gebouw een of meer dakkapellen voorkomen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak, wordt gemeten vanaf de goothoogte van de dakkapel(len);

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen en met uitzondering van ondergrondse bouwwerken;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.7 werking van de bouwgrenzen:

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de plankaart en het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen, hellingbanen, funderingen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. erfontsluitingswegen;
  • c. parkeervoorzieningen, uitsluitend op de erfontsluitingsweg;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en onbebouwde gronden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

  • a. bouwwerken gebouwd vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. bouwwerken gebouwd achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 2,7 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen overkapping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 sub a voor de bouw van een overkapping, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de overkapping dient tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van woning te liggen;
  • b. de oppervlakte van een overkapping mag maximaal 20 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 0,25 m boven 3 m bedragen, maar mag, ingeval zij is aangebouwd aan een hoofdgebouw, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag van dat hoofdgebouw;
  • d. de bestemming 'Tuin' mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd.

3.3.2 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen en bedrijven;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is één woning toegestaan;
  • c. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. de bouwhoogtes mogen niet meer en, indien opgenomen niet minder bedragen, dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximum bouwhoogte (m)' dan wel 'minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 20°;
  • f. daar waar een 'gevellijn' is opgenomen dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn dan wel maximaal 1 meter daarachter te worden gebouwd.

4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd zowel in als buiten het bouwvlak en dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
  • b. indien de bestaande oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de maximale gezamenlijke oppervlakte als genoemd onder a. overschrijdt, geldt de bestaande oppervlakte als maximum.
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m;

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

  • a. bouwwerken gebouwd vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. bouwwerken gebouwd achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 2,7 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aan huis gebonden bedrijf

Voor aan huis gebonden bedrijven gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • b. het aan huis gebonden bedrijf mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het aan huis gebonden bedrijf mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Voordat de nieuwe woning aan de Koppelweg in gebruik mag worden genomen, dient er een parkeervoorziening te zijn aangelegd ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - parkeren' en 'specifieke vorm van tuin - parkeren' en vervolgens in stand te worden gehouden.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het treffen van voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • b. behoud, bescherming en het vervullen van de waterkerende functie, onder meer door middel van de aanleg en instandhouding van een dijklichaam of andere waterkerende voorziening;
  • c. voorzieningen in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 5.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.

5.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 5.2 mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming;
  • b. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits een watervergunning is verstrekt door de waterbeheerder.
5.4 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden te verrichten of te doen of laten verrichten:

  • c. het vellen en/of rooien van houtgewas;
  • d. het beplanten van gronden;
  • e. het verlagen van de bodem en/of het egaliseren van gronden;
  • f. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • g. het aanbrengen van kabels of leidingen binnen 30 m uit de teen van de waterkering.

5.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer van de waterkering;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

5.4.3 Toetsingscriteria

De in 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien en voor zover door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering.

5.4.4 Advies beheerder

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:

  • a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,2 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,5 m langs een rijbaan;
    • 2. 2,2 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
7.2 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de grond en bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik in alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van grond en bebouwing ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
  • c. een gebruik van grond en bebouwing voor kamerbewoning / kamerverhuur;
  • d. onder verboden gebruik ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' wordt tevens verstaan:
    • 1. een gebruik voor detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen;
    • 2. een gebruik voor bedrijven, zoals vermeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
8.2 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 8.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bebouwingsgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bijdragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, op de verbeelding, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven, niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • c. het oprichten van antennes alsmede masten ten behoeve van waarschuwingssystemen met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan, voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, mits dit met het oog op het ruimtelijk beeld aanvaardbaar is.

Artikel 10 Vrijwaringszone - dijk

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het beheer van de aangrenzende landelijke en regionale (hoofd)waterkering;
  • b. werkzaamheden in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Van toepassing verklaring

De bestemmingsplannen:
1. Archeologie, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 oktober 2009;
2. Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden o.g.v. artikel 4 van bijlage II Bor, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 9 september 2014;
3. Parapluplan parkeren, zoals vastgesteld op 28 juni 2018;

zijn overeenkomstig van toepassing op de gronden van het bestemmingsplan 'Koppelweg 18, Doesburg'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 12.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Koppelweg 18, Doesburg'.