Plan: | Loddero 18 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0221.BPL18009HMO-VA01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Loddero 18 met identificatienummer NL.IMRO.0221.BPL18009HMO-VA01 van de gemeente Doesburg.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een bedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat architectonisch zowel als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
bewoning of andere geluidsgevoelige functie, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
De als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°;
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening;
bebouwing die volgens de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving niet aangemerkt wordt als geluidsgevoelige gebouwen en ruimten;
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw;
parkeerplaatsen t.b.v. (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen waarbij voldaan dient te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid en, voor zover van toepassing, mede dient te worden voldaan aan de eisen t.b.v. de ontsluiting en bevoorrading als opgenomen in het gemeentelijke beleid. Indien het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp geen (volledig) beeld geeft gelden de normen van het CROW als beleidsdocument;
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
een wijziging van het plan als bedoeld als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de permanente huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders is vermeld;
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
van de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een gelijk daaraan te stellen constructiedeel, tot aan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse. Indien op een gebouw een of meer dakkapellen voorkomen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak, wordt gemeten vanaf de goothoogte van de dakkapel(len);
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de plankaart en het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen, hellingbanen, funderingen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en onbebouwde gronden.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is maximaal:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2, sub a voor de bouw van een overkapping, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde, onder de volgende voorwaarden:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in art. 3.3.1 kan slechts worden verleend, mits:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 10 m mag bedragen.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
Hoofdgebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd zowel in als buiten het bouwvlak en dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is maximaal:
Het is verboden om binnen de bestemming 'Wonen' sloopwerkzaamheden uit te voeren zonder dat is aangetoond dat de ecologische functie van het plangebied behouden blijft.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmeting van bijgebouwen teneinde een onevenredige aantasting van het woongenot op nabijgelegen percelen te voorkomen.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden :
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.
Het is verboden de grond en bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik in alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in artikel 8.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
Het bestemmingsplan:
is overeenkomstig van toepassing op de gronden van het bestemmingsplan Loddero 18.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan twee jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Loddero 18'.