direct naar inhoud van Regels
Plan: Groenstrook Beinum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL16005HBE-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Groenstrook Beinum met identificatienummer NL.IMRO.0221.BPL16005HBE-VA01 van de gemeente Doesburg.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.6 aan huis gebonden beroep

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, (ontwerp)technisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.14 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat architectonisch zowel als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidgevoelige functie

bewoning of andere geluidsgevoelige functie, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.31 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.32 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.33 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.34 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.35 kleinschalig kampeerterrein

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 10 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 15 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;

1.36 kap

een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°;

1.37 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.39 niet-geluidsgevoelige bebouwing

bebouwing die volgens de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving niet aangemerkt wordt als geluidsgevoelige gebouwen en ruimten;

1.40 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;

1.41 omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.42 overkapping

een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw;

1.43 peil
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.44 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.45 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of porno-artikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.46 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.47 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.48 wijziging

een wijziging van het plan als bedoeld als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders is vermeld;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

van de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een gelijk daaraan te stellen constructiedeel, tot aan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse. Indien op een gebouw een of meer dakkapellen voorkomen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak, wordt gemeten vanaf de goothoogte van de dakkapel(len);

2.4 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 werking van de bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de plankaart en het bepaalde in hoofdstuk II van deze voorschriften uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen, hellingbanen, funderingen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan en van de bedrijfsgebouwen alleen de eerste bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan;
  • c. nevenactiviteiten als opgenomen in bijlage 1, met dien verstande dat:
  • maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
  • er geen detailhandel anders dan de verkoop van ter plaatse geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
  • er geen horeca mag plaatsvinden;
  • parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
  • buitenopslag en/of buitenstalling van werktuigen niet is toegestaan;
  • er slechts sprake mag zijn van een geringe toevoeging van gebiedsvreemd geluid;
  • de nevenactiviteit geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking mag hebben;
  • er sprake is van een lage visuele uitstraling op het landschap;
  • d. recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van Bed & Boterham, met dien verstande dat:
  • maximaal 30 m² per gastenkamer is toegestaan;
  • er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gerealiseerd, dan wel het bestaande aantal gastenkamers;
  • deze activiteiten tevens in bijgebouwen en schuren zijn toegestaan;
  • parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen;
  • f. de bestaande paardenbakken;
  • g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. de bestaande nutsvoorzieningen,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1.000 m²;
  • c. goothoogte van:

1. bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;

2. bedrijfswoningen maximaal de bestaande goothoogte;

  • d. bouwhoogte van:
  • 1. bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
  • 2. bedrijfswoningen maximaal de bestaande bouwhoogte;
  • 3. teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,20 m;
  • e. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m³.

3.2.2 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  • c. afstand tot het hoofdgebouw maximaal 20 m;
  • d. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m²;
  • e. goothoogte maximaal 3 m;
  • f. bouwhoogte maximaal 6 m.

3.2.3 Overkappingen bij de bedrijfswoning

Overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. oppervlakte maximaal 40 m²;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 4,5 m.

3.2.4 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 80%.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
  • 1. mestsilo's, hooibergen, voedersilo's 10 m;
  • 2. erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m en voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
  • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Verhogen goot- en bouwhoogte bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.1 onder c2 en/of onder d2 voor het vergroten van de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfswoningen tot maximaal 6 m respectievelijk 10 m.

3.3.2 Verhogen bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.1 onder d1 voor het vergroten van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 10%, mits:

  • a. de verhoging noodzakelijk is in het kader van doelmatige bedrijfswoning;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

3.3.3 Verhogen teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.1 onder d3 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen tot maximaal 2,5 m.

3.3.4 Verhogen mestsilo's, hooibergen en voedersilo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.5 onder a1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van mestsilo's, hooibergen en voedersilo's tot maximaal 18 m.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1 Uitbreiding bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor uitbreiding van de inhoud van de bedrijfswoning binnen een bestaand hoofdgebouw, mits:

  • a. er sprake blijft van maximaal één bedrijfswoning;
  • b. er geen vergroting van het bestaande hoofdgebouw plaatsvindt.

3.4.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder c voor het toestaan van het gebruik van maximaal 50% van het bebouwd oppervlak tot maximaal 750 m² ten behoeve van nevenactiviteiten onder verder dezelfde voorwaarden als genoemd in lid 3.1 onder c.

3.4.3 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder f voor het toestaan van paardenbakken, mits:

  • a. binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;
  • c. geen lichtmasten worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte terreinafscheiding maximaal 1,75 m bedraagt.

3.4.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:

  • a. kleinschalige kampeerterrein, mits:
  • 1. deze binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd;
  • 2. de (sanitaire) voorzieningen binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing worden opgericht met een maximale oppervlakte van 75 m²;
  • 3. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
  • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. vakantiewoningen /-appartementen, mits:
  • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
  • 2. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 100 m² per vakantiewoning/-appartement;
  • 3. in aanvulling op het bepaalde onder 2 geldt dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen met een absoluut gezamenlijke oppervlakte van 300 m²;
  • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • c. groepsaccommodatie, mits:
  • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
  • 2. de oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlak met een absoluut maximum van 350 m² bedraagt; voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. kleinschalige terrasvoorziening met lichte horeca, mits:
  • 1. opgericht binnen en direct nabij de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
  • 2. de oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlak, met een absoluut maximum van 100 m², bedraagt;
  • 3. maximaal 100 m² aan buitenruimte wordt gerealiseerd;
  • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • 5. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
  • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.4.5 Stapeling

Bij een combinatie van afwijkingen uit lid 3.4.4 onder a, b en c geldt 50% van de oppervlakte van de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning aan bedrijfsgebouwen als totale toegestane maximum.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

4.3.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

4.3.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een rotonde, rijbanen, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • d. ondergrondse afvalcontainers;
  • e. nutsvoorzieningen,

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 10 m mag bedragen.

Artikel 6 Waarde - Natuur en landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, ontwikkeling en herstel van ter plaatse voorkomende of daaraan eigen landschappelijke, ecologische – en/of natuurwaarden.

6.2 Nadere eisen

Mitigerende en compenserende maatregelen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van ecologische- of natuurwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in ieder geval de voorwaarden stellen met betrekking tot:

  • a. mitigerende maatregelen;
  • b. compenserende maatregelen, in de vorm van het aanbrengen van (vervangende) beplanting, aanleg van waterpartijen, maatregelen voor behoud of herstel van de habitat, zoals faunapassages;
  • c. de wijze waarop de kernkwaliteiten worden versterkt.

mits de uitbreiding meer bedraagt dan 75 m2.

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 Strijdig gebruik

Tot strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. kleinschalig kamperen, dan wel het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie, voor zover geplaatst buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak;
  • b. plaatsen van caravans;
  • c. beoefenen van lawaaisporten, individueel of in groeps- of verenigingsverband;
  • d. gebruik van gronden als sport-, wedstrijd-, speelterrein;
  • e. opslaan, storten of bergen van materialen, producten of mest;
  • f. zonder vergunning uitvoeren van werkzaamheden met onomkeerbare gevolgen voor de natuur- landschapswaarden.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Indien fysieke compensatie aantoonbaar niet, of niet volledig mogelijk is, wordt een financiële compensatie bepaald aan de hand van:

  • a. de kosten van de aanschaf en de verwerving van vervangende grond op dezelfde plaats;
  • b. de kosten van de basisinrichting; en
  • c. de kosten van het ontwikkelingsbeheer gedurende de ontwikkelingstijd.
  • d. de kosten als bedoeld in het vierde en vijfde lid worden gelabeld aan de betreffende ingreep in het provinciaal compensatiefonds gestort.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. vellen van bomen;
  • b. rooien, verwijderen of slechten van houtgewassen, houtwallen of plantingselementen;
  • c. dempen, verdiepen, verondiepen of verbreden van sloten, poelen en/of andere waterlopen of –partijen;
  • d. ingrepen in de (grond)waterhuishouding zoals het graven of dempen van sloten, het bouwen of slechten van dammen of stuwen, het aanleggen van een drainagestelsel;
  • e. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, vergraven, ophogen, egaliseren, diepploegen of scheuren van gronden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedraagt;
  • g. aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen.

6.5.2 Uitzonderingen

De onder 6.5.1 bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, onder de voorwaarde dat geen blijvend afbreuk wordt gedaan aan aanwezige natuur- of landschapswaarden.

6.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een vergunning voor het vellen van bomen, rooien, verwijderen of slechten van houtgewassen, houtwallen of plantingselementen, wordt verleend onder de volgende voorwaarden:
  • 1. het areaal bos dat verloren gaat wordt gecompenseerd, onder de voorwaarde dat:
  • de compensatie wordt gerealiseerd in de provinciale Groene Ontwikkelingszone;
  • zo veel mogelijk wordt gerealiseerd in aan of nabij het aangetaste gebied;
  • een duurzame situatie ontstaat.
  • b. Behoudens het gestelde in 6.5.1 wordt een vergunning slechts geweigerd in de volgende gevallen:
  • 1. direct of indirect te verwachten gevolgen doen blijvend onevenredig afbreuk aan aanwezige natuur- of landschapswaarden;
  • 2. door het stellen van voorwaarden kunnen aanwezige natuur- of landschapswaarden onvoldoende geborgd worden.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

7.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is maximaal 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 7.2 mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming;
  • b. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:

  • a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
9.2 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de grond en bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik in alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van grond en bebouwing ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf.
  • c. een gebruik van kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bebouwingsgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bijdragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, op de plankaart, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven, niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • c. het oprichten van antennes alsmede masten ten behoeve van waarschuwingssystemen met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan, voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, mits dit met het oog op het ruimtelijk beeld aanvaardbaar is.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  • c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Algemene van toepassing verklaring

Het bestemmingsplan Archeologie, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 oktober 2009, nr. 4, is overeenkomstig van toepassing op de gronden van het bestemmingsplan Groenstrook Beinum.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Groenstrook Beinum'.