direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats
Plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0216.BPBuitengebied-VG02

Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens, voorzover het betreft bestaand gebruik van standplaatsen;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;
  • c. afschermend groen, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en groenvoorzieningen, een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 18.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

18.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 18.1.1:

a Standplaatsen

Ten behoeve van woonwagens zijn maximaal 3 standplaatsen toegestaan, uitsluitend voorzover bestaand. Indien het bestaande gebruik als standplaats voor het wonen in woonwagens is beëindigd, mogen de gronden niet opnieuw als standplaats in gebruik genomen worden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht woonwagens en gebouwen voor gemeenschappelijke voorzieningen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.

18.2.2 Woonwagens

De bouwhoogte en oppervlakte van de woonwagens mogen niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte.

18.2.3 Gebouwen voor gemeenschappelijke voorzieningen

Gebouwen voor gemeenschappelijke voorzieningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m;
  • c. de afstand tot de grens van het bouwperceel bedraagt niet minder dan 8 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 5% van de oppervlakte van het bouwperceel.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. paardenbakken en stapmolens zijn niet toegestaan.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ten aanzien van de situering van de gebouwen nadere eisen te stellen ten behoeve van behoud van stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid, voorzover deze gebouwen worden gebouwd binnen een afstand van:

  • a. 30 m vanaf de as van de met 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg;
  • b. 20 m vanaf de as van de met 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg.