De op de verbeelding voor "Recreatie - Jachthaven" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ligplaatsen voor de pleziervaart voor schepen die gebruik maken van de aangrenzende rivier en/of het aangrenzende recreatiegebied;
extensief dagrecreatief gebruik en bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen het recreëren op stranden, het sportvissen, wandelen, spelen, verpozen en picknicken.
Voor zover de in artikel 5 lid 1 sub 1 bedoelde gronden op de plankaart nader zijn aangeduid:
met “(swr - dvm) = specifieke vorm van recreatie - drijvend verkooppunt motorbrandstoffen” zijn de gronden tevens bestemd voor een drijvend verkooppunt voor motorbrandstoffen voor motorjachten;
5.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming "Recreatie - Jachthaven" mogen uitsluitend worden gebouwd of geplaatst:
waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en aanlegsteigers;
masten ten behoeve van verlichting en bebakening;
ondergeschikte, mobiele ruimten ten behoeve van de bestemming, zoals sanitaire voorzieningen, EHBO-posten, parkeerwachtruimten en schuilhutten;
ter plaatse van de specifieke vorm van recreatie - drijvende verkooppunt moterbrandstoffen (swr - dvm): één drijvend verkooppunt voor motorbrandstoffen voor motorjachten;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinafscheidingen, verwijsborden, informatiepanelen, speelvoorzieningen, picknickvoorzieningen, zitbanken en afvalbakken.
Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2 sub 1 onder c bedoelde mobiele ruimten, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 35 m2;
de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2 sub 1 onder d drijvend verkooppunt voor motorbrandstoffen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
het bebouwd oppervlak van ieder afzonderlijke voorziening mag maximaal 10% worden vergroot ten opzichte van de bebouwde oppervlakte van het betreffende gebouw volgens de "Staat van oppervlakten" bij deze regels;
de inhoud van iedere afzonderlijk gebouw mag maximaal 10% worden vergroot ten aanzien van de bestaande inhoud van de betreffende, onder artikel 5 lid 2 sub 4 onder a bedoelde, voorziening.
Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2 sub 1 onder e bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: