1.1 Aan huis verbonden bedrijf
Een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, met ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.2 Aan huis verbonden beroep
Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.6 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.7 Archeologisch onderzoek
Onderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg verricht door een BRL SIKB 4000 Archeologie gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en minimaal werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.8 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief.
1.9 Bebouwd oppervlak
De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
1.10 Bebouwingspercentage
Het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, binnen de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, dat mag worden bebouwd.
1.11 Bed & breakfast
Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief of zakelijk verblijf.
1.12 Bedrijfsoppervlakte (bvo)
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.13 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.
1.14 Bestaand
- bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden volgens een omgevingsvergunning
- bij gebruik:
Het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan volgens een omgevingsvergunning;
1.15 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.16 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen
1.17 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.19 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.20 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.22 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.24 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar volgens de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. Indien twee bouwvlakken met de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één enkel bouwvlak.
1.25 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond verbonden is, of die direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Een bouwwerk, dat niet is aan te merken als gebouw.
1.27 Containerteelt
Het kweken van planten en bomen in potten.
1.28 Dagrecreatie
Verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
1.29 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webwinkel wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten te bekijken en/of af te halen.
1.30 Escortbedrijf
Een bedrijf uitgeoefend door een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.31 Extensief dagrecreatief medegebruik
Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.
1.32 Gebouw
Bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.34 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de grond waarover het bedrijf beschikt bij de bedrijfsvoering.
1.35 Grondgebonden agrarische productie
De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.
1.36 Hoofdgebouw
Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie
of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is
1.37 Hoofdverblijf
De verblijfplaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien een persoon gedurende een aaneengesloten periode van een half jaar tenminste 2/3 van die tijd daar verblijft.
1.38 Huishouden
Elke bewoning van één of meer personen waarbij, voor zover het gaat om meer personen, de intentie bestaat de samenstelling continu te laten zijn en er sprake is van onderlinge verbondenheid.
1.39 Huisvesting in verband met mantelzorg
Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.40 Kampeermiddel
Niet als een bouwwerk aan te merken tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.41 Kleinschalig kamperen
Een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.
1.42 Landschappelijke inpassing
Het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot ruimtelijk beeld dat recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
1.43 Mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.44 Materieel
AI wat nodig is voor de uitvoering van een werk of bedrijf zoals gereedschappen, werktuigen en machines, geen bouwwerk zijnde en dat ten behoeve van dat werk of bedrijf naar behoefte verplaatst kan worden.
1.45 Nevenactiviteit
Een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
1.46 Neventak
Een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
1.47 Niet-grondgebonden agrarische productie
De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.
1.48 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.49 Omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.50 Onderzoeksrapport
Een in rapportvorm vervat schriftelijk verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aan- of afwezigheid van archeologische waarden.
1.51 Peil
- Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor een woonschip: de waterspiegel;
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
1.52 Perceel
Een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.
1.53 Perceelsgrens
De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.
1.54 Plan
Het bestemmingsplan 'Lienden, Marsdijk26 en Remsestraat ong.' met identificatienummer
'NL.IMRO.0214.LIERemsestraat-BON1' van de gemeente Buren.
1.55 Productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.56 Seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.57 Stacaravan
Een aanhangwagen, al dan niet in gedeelten verrijdbaar, die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder mede begrepen, dan wel een ander, al dan niet in gedeelten verrijdbaar kampeermiddel, dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
1.58 Streekproducten
Producten die zijn voortgebracht op agrarische bedrijven gelegen in de gemeente Buren of in direct aangrenzende gemeenten.
1.59 Teeltondersteunende voorziening
Voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te verbeteren of de kwaliteit van de producten te verbeteren.
1.60 Voorgevel
De naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.61 Voorgevellijn
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen en het verlengde daarvan.
1.62 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Meetwijze
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- afstand tot de perceelsgrens:
tussen de grens van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
- de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
- de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
- de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel:
- de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
- de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping
- afstand vanuit de gevel:
in een rechte lijn vanaf de buitenzijde van de gevel. Bij hoekpunten wordt in een cirkel gemeten.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor 'Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden agrarische productie;
- containerteelt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
- het weiden van dieren;
- productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bouwvlak:
- grondgebonden agrarische bedrijven;
- bedrijfswoningen;
- be- en verwerken van agrarische producten;
Met de daarbij behorende:
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- (erf)beplanting;
- tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- nutsvoorzieningen
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
- een omgevingsvergunning voor bedrijfsgebouwen wordt slechts verleend indien alle voormalige bedrijfsgebouwen buiten het agrarisch bouwvlak aan de Marsdijk 26, Lienden met een totale oppervlakte van 1261 m² zijn gesloopt.
3.2.2 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning' worden gebouwd;
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
- de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
- een omgevingsvergunning voor de bedrijfswoning wordt slechts verleend indien het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 is gerealiseerd en blijvend in stand wordt gehouden.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken worden achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m2;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
buiten de aanduiding bouwvlak mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 meter, waarbij:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 meter mag bedragen;
- de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 6 meter mag bedragen;
- de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde niet meer dan 10 m2 per bouwwerk mag bedragen, met uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag de bouwhoogte niet meer dan 9 meter bedragen;
- ter plaatse van de aanduidingen ‘bouwvlak’ en ‘containerteelt’ mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen;
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoningen toegestaan;
- de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan.
3.3.2 Be- en verwerken van agrarische producten
De oppervlakte die wordt gebruikt voor het be- en verwerken van agrarische producten mag niet meer dan 200 m² bedragen.
3.3.3 Productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten
De oppervlakte die wordt gebruikt voor productiegebonden detailhanden en detailhandel in streekproducten mag niet meer bedragen dan 50 m².
3.3.4 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemming 'Agrarisch' wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik als volkstuin;
- een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie;
- een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2
- en een gebruik voor detailhandel in streekproducten , voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2 per agrarisch bedrijf;
- de opslag van mest en kuilvoer buiten een bouwvlak;
- de opslag van goederen en materieel in de openlucht buiten een bouwvlak;
- het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning en met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg;
- de bewoning van een bedrijfswoning uitsluitend door personen die niet werkzaam zijn op het bedrijf, waartoe de bedrijfswoning behoort.
- de plaatsing van kampeermiddelen.
3.3.5 Voorwaardelijke verplichting
Het is verboden gebouwen te gebruiken voor agrarische doeleinden, als binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan geen uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 3.1 voor tijdelijke huisvesting van arbeidskrachten, als:
- het bedrijf kan aantonen dat het aantal te realiseren logieseenheden is afgestemd op de eigen behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
- de huisvesting uitsluitend binnen een bouwvlak wordt gerealiseerd;
- het geen huisvesting in stacaravans of andere kampeermiddelen betreft;
- uitsluitend werknemers worden gehuisvest die bij het betreffende agrarisch bedrijf werkzaam zijn;
- de huisvesting uitsluitend is voor werknemers die tijdelijk, dat wil zeggen maximaal negen maanden per jaar, bij het bedrijf werkzaam zijn;
- er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
- er geen sprake is van permanente bewoning;
- het vloeroppervlak per arbeidskracht minimaal 12,5 m2 bedraagt;
- de logieseenheden voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
- de huisvesting voldoet aan de eisen gesteld door de Stichting Normering Flexwonen (SNF) of het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF) of diens rechtsopvolger(s), aan te tonen door een certificaat;
- een nachtregister wordt bijgehouden waaruit blijkt welke werknemers op het bedrijfsperceel gehuisvest zijn;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
- het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- de in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden aangetast;
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen;
- het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, voor zover het een werk met een grotere oppervlakte dan 100 m² betreft;
- het dempen, graven, verbreden, verdiepen van waterpartijen, sloten en watergangen;
- het vellen of rooien van houtgewas, met uitzondering van het vellen of rooien van fruitbomen;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik.
3.5.2 Uitzondering
Het verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:
- binnen een bouwvlak plaatsvinden;
- het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.
3.5.3 Vergunningverlening
Een omgevingsvergunning wordt pas verleend als door de beoogde werken of werkzaamheden de landschappelijke waarden en de natuurwaarden of de mogelijkheden tot herstel of ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterpartijen, watergangen;
- waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- vaarwegen;
- bruggen;
- aanlegsteigers;
- waterberging;
- oevers en oeverbeschoeiing;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke en de natuurwaarden die eigen zijn aan waterpartijen, watergangen en bijbehorende oeverzones;
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter.
Artikel 5 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de op en/of in deze gronden voorkomende en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden.
5.2.1 Bouwwerken
Op de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen zonder omgevingsvergunning geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en waarbij tevens het nieuw te bouwen oppervlak niet groter is dan 100 vierkante meter;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en dit tevens is vastgelegd in een door of namens bevoegd gezag opgesteld selectiebesluit;
- deze voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
5.2.2 Aanvraagvereisten
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in
artikel 5 lid 1 genoemde bestemming:
- een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
- een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
- een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
- uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
5.2.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen in of op de onder
artikel 5 lid 1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:
- uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
- de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
5.2.4 Vergunningsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig:
- het afgraven, saneren, ontgronden, onderzuigen, verlagen, afplaggen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het aanleggen, verbreden en verwijderen van verhardingen;
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- het graven of vergraven, verruimen, verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen;
- het frezen en scheuren van grasland;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen waaronder begrepen bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij en windsingel;
- het rooien van diepwortelende beplantingen zoals vermeld onder f. waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
- het verwijderen van bestaande ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen;
- het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.
5.3.2 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden indien deze:
- worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 5 lid 2.1 van toepassing is;
- tot een diepte van 30 centimeter onder het bestaande maaiveld gaan waarbij het tevens geen grotere oppervlakte dan 100 m² betreft;
- reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
- mogen worden uitgevoerd volgens een verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
- voor archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- betrekking hebben op gronden waarvan op basis van namens burgemeester en wethouders getoetst en geaccepteerd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden.
5.3.3 Aanvraagvereisten
Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in
artikel 5 lid 1 genoemde bestemming:
- een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
- een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
- een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
- uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de werkzaamheden.
5.3.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden in of op de onder
artikel 5 lid 1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:
- uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
- de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
5.3.5 Vergunningsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.3.6 Wijzigingsbevoegdheid
- te wijzigen in een andere in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische bestemming indien dit op basis van de uitkomsten van nader uitgevoerd archeologisch onderzoek of naar oordeel van de archeologisch deskundige noodzakelijk is; of
- geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat:
- ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 6 Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de op en/of in deze gronden voorkomende en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden.
6.2.1 Bouwwerken
Op de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen zonder omgevingsvergunning geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en waarbij tevens het nieuw te bouwen oppervlak niet groter is dan 500 vierkante meter;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en dit tevens is vastgelegd in een door of namens bevoegd gezag opgesteld selectiebesluit;
- deze voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
6.2.2 Aanvraagvereisten
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 6 lid 1 genoemde bestemming:
- een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
- een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
- een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport;
- uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
6.2.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen in of op de onder
artikel 6 lid 1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:
- uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
- de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
6.2.4 Vergunningsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het verrichten van een opgraving als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, daaronder mede begrepen een archeologische begeleiding, op een bepaalde wijze die in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid van de Erfgoedwet;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig:
- het afgraven, saneren, ontgronden, onderzuigen, verlagen, afplaggen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het aanleggen, verbreden en verwijderen van verhardingen;
- het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
- het graven of vergraven, verruimen, verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen;
- het frezen en scheuren van grasland;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen waaronder begrepen bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij en windsingel;
- het rooien van diepwortelende beplantingen zoals vermeld onder f. waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
- het verwijderen van bestaande ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen;
- het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.
6.3.2 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden indien deze:
- worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 6 lid 2.1 van toepassing is;
- tot een diepte van 30 centimeter onder het bestaande maaiveld gaan waarbij het tevens geen grotere oppervlakte dan 500 m² betreft;
- reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
- mogen worden uitgevoerd volgens een verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
- voor archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- betrekking hebben op gronden waarvan op basis van namens burgemeester en wethouders getoetst en geaccepteerd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkte aantasting' voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld.
6.3.3 Aanvraagvereisten
- Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 6 lid 1 genoemde bestemming:
- een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
- een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
- een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 6 lid 3.3 sub a onder 3 hoeft niet te worden overlegd wanneer:
- naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
- uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de werkzaamheden.
6.3.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zoals genoemd in
artikel 6 lid 3.1 kan slechts worden verleend als:
- uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
- de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
6.3.5 Vergunningsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
6.3.6 Wijzigingsbevoegdheid
- te wijzigen in een andere in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische bestemming indien dit op basis van de uitkomsten van nader uitgevoerd archeologisch onderzoek of naar oordeel van de archeologisch deskundige noodzakelijk is; of
- geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat:
- ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 7 Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de op en/of in deze gronden voorkomende en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden.
7.2.1 Bouwwerken
Op de in
artikel 7 lid 1 bedoelde gronden mogen zonder omgevingsvergunning geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en waarbij tevens het nieuw te bouwen oppervlak niet groter is dan 2.000 vierkante meter;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en dit tevens is vastgelegd in een door of namens bevoegd gezag opgesteld selectiebesluit;
- deze voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
7.2.2 Aanvraagvereisten
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in
artikel 7 lid 1 genoemde bestemming:
- een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
- een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
- een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
- uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
7.2.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen in of op de onder
artikel 7 lid 1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:
- uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
- de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
7.2.4 Vergunningsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het verrichten van een opgraving als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, daaronder mede begrepen een archeologische begeleiding, op een bepaalde wijze die in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid van de Erfgoedwet;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig:
- het afgraven, saneren, ontgronden, onderzuigen, verlagen, afplaggen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het aanleggen, verbreden en verwijderen van verhardingen;
- het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
- het graven of vergraven, verruimen, verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen;
- het frezen en scheuren van grasland;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen waaronder begrepen bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij en windsingel;
- het rooien van diepwortelende beplantingen zoals vermeld onder f. waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
- het verwijderen van bestaande ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen;
- het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.
7.3.2 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 7 lid 3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden indien deze:
- worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 7 lid 2.1 van toepassing is;
- tot een diepte van 30 centimeter onder het bestaande maaiveld gaan waarbij het tevens geen grotere oppervlakte dan 2.000 m² betreft;
- reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
- mogen worden uitgevoerd volgens een verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
- voor archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- betrekking hebben op gronden waarvan op basis van namens burgemeester en wethouders getoetst en geaccepteerd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkte aantasting' voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld.
7.3.3 Aanvraagvereisten
Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in
artikel 7 lid 1 genoemde bestemming:
- een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
- een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
- een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
7.3.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zoals genoemd in
artikel 7 lid 3.1 kan slechts worden verleend als:
- uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
- de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
7.3.5 Vergunningsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
7.3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 3':
- te wijzigen in een andere in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische bestemming indien dit op basis van de uitkomsten van nader uitgevoerd archeologisch onderzoek of naar oordeel van de archeologisch deskundige noodzakelijk is; of
- geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat:
- ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 8 Waterstaat - Primaire waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
- het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 8 lid 1 genoemde bestemming mogen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
- de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
- het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en hierover schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
9.1 Bestemmingsomschrijving
- het beheer van de aangrenzende rivier;
- afvoer van water, ijs en sediment;
- werkzaamheden in het kader van de vergroting van het waterbergend en - afvoerend vermogen van de aangrenzende rivier.
9.2 Bouwregels
- Op de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waaronder begrepen masten ten behoeve van verlichting en bebakening van de aangrenzende rivier;
- Bij de bouw van de onder a bedoelde masten mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 10 m.
9.2.1 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 9 lid 2 sub a voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van een andere voorkomende bestemming.
9.2.2 Vergunningverlening
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
- gehoord de betrokken dijk- of waterbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:
- gebruik als seksinrichting
- gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik
- het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen
- gebruik van gronden of bouwwerken voor (permanente) bewoning, met uitzondering van toegelaten (bedrijfs)woningen en huisvesting voor mantelzorg.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Vrijwaringszone - beschermingszone dijk - 1
12.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – beschermingszone dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering.
12.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – beschermingszone dijk - 1' mag niet worden gebouwd.
12.1.3 Afwijken van de bouwregels
- de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
12.2 Vrijwaringszone - beschermingszone dijk - 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de waterkering.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Nutsvoorziening
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
13.2 Bed & breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor bed & breakfast, als:
- het een woning betreft, die tevens bewoond blijft;
- de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft;
- maximaal vier bed & breakfast appartementen ten behoeve van de overnachting van in totaal maximaal 8 personen worden gerealiseerd;
- de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
- het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies.
13.3 Evenementen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van evenementen.
13.4 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, als:
- het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;.
- het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies;
13.5 Grenzen en aanduidingen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan, onder voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:
- het afwijken van bestemmingsgrenzen in het horizontale vlak, als de afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein, er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m;
- het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, als afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- het afwijken van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
13.6 Kleinschalig kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, als:
- het een nevenactiviteit bij een (bedrijfs)woning betreft;
- het kleinschalig kampeerterrein binnen een afstand van 100 meter tot de bijbehorende woning en op een afstand van tenminste 50 m van enige andere woning is gelegen;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
- zorg gedragen wordt voor een inpassing in de omgeving met landschappelijke beplanting;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in
artikel 14 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 14 lid 1.1 met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzondering
artikel 14 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Verbod verandering gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 14 lid 2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 14 lid 2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Uitzondering
artikel 14 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Lienden, Marsdijk26 en Remsestraat ong.' van de gemeente Buren.