Plan: | Buitengebied, Lingemeer 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0214.BUIBP20120012-vg01 |
het bestemmingsplan 'Buitengebied, Lingemeer 2' met identificatienummer NL.IMRO.0214.BUIBP20120012-vg01 van de gemeente Buren.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
erf aan de achterkant van de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
een bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het met een aanduiding aangegeven gebied, dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlak mag behoren.
een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, waarbij het bijgebouw vrijstaand dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw kan zijn uitgevoerd.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met in begrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
een bouwwerk, anders dan de definitie 'gebouw', zoals een zwembad, vlaggenmast, pergola, dakterras en erfafscheiding.
de totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke.
het hoofdveld op een tenniscomplex.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
de bouwlaag op de begane grond.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d..
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking.
een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een omgevingsvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m2.
een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.
een publieksgerichte commerciële voorziening op het terrein van vermaak, cultuur en sport, waaronder in ieder geval wordt verstaan: bowling, kinderattracties, klimcentrum, skate-skeelercentrum, sauna/beautycentrum en zonnebankcentrum met de daarbij behorende ondersteunende horeca.
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
voorzieningen ten behoeve van sport en spel, zoals sportvelden, sporthallen, sportzalen, tennisbanen en speelterreinen.
het gebruik van een gebouw of terrein ten behoeve van recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druipllijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op gronden met de bestemming “Agrarisch” mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 onder a genoemde bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 onder b genoemde bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 onder c genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 onder d genoemde teeltondersteunende voorzieningen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m.
Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 onder e genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Agrarisch” wordt in ieder geval begrepen:
Het is verboden de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het geheel of gedeeltelijk slopen dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende cultuurhistorische waarden van het bouwwerk en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van een gemeentelijke adviescommissie op het gebied van cultuurhistorie.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 is niet vereist voor:
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor functiewijziging ten behoeve van bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieve voorzieningen, indien en voor zover:
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor het wijzigen van de bestemming ten behoeve van voorzieningen voor sport en/of leisure, indien en voor zover:
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in 4.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van de in lid 4.2.1 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
De gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - ontgronding” mogen niet eerder in gebruik genomen voor het ontgronden van de gronden en het opslaan van zand onder water, dan nadat de volgende maatregelen uitgevoerd zijn;
Het is verboden binnen de bestemming “Natuur” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
Het bevoegd gezag gaat uitsluitend over tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 is niet vereist voor:
De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
Op de in 5.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van de in artikel 5.2.1a en artikel 5.2.1d genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van de in artikel 5.2.1b genoemde bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van de in artikel 5.2.1c genoemde bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van de in artikel 5.2.1e genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
De toepassing van nadere eisen als bedoeld in artikel 5.3.1 door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
Gebouwen mogen niet eerder worden gebruikt ten behoeve van de tennissport dan nadat de landschappelijke inpassing is aangebracht.
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op gronden met de bestemming “Water” mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van de in artikel 6.2.1 genoemde bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
De gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - ontgronding” mogen niet eerder in gebruik genomen voor het ontgronden van de gronden en het opslaan van zand onder water, dan nadat de volgende maatregelen uitgevoerd zijn;
Hogere bouwhoogte bouwwerken
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor het wijzigen van de bouwhoogte van de in artikel 6.2.1 onder a en b genoemde bouwwerken, indien en voor zover:
De voor “Waarde - Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 7.2.1 onder a wint zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a is niet van toepassing indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.2.1 bedoelde gronden de volgende werk,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Ten aanzien van de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 7.4.1, gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming “Waarde - Archeologie”, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:
De gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - weg” zijn bestemd voor de bescherming van het gebruik van de naastgelegen verkeerswegen, met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de op de verbeelding eveneens aangegeven overige bestemmingen.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - weg” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, met uitzondering van de bestemming “Sport” voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere bouwhoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere bouwhoogte dan 10 m.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden ten behoeve van voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, mits voldaan wordt aan het volgende:
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen zijn de navolgende procedureregels van toepassing:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Lingemeer 2'.