Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, derde herziening
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.BUIBP20120011-on01

Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie tot 55 m2

20.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie tot 55 m2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsrecreatie door middel van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen, waarbij:
    1. geldt dat het bouwperceel van een recreatiewoning een oppervlakte dient te hebben van ten minste vier maal de oppervlakte van de recreatiewoning;
    2. geldt dat de oppervlakte van een standplaats niet minder mag bedragen dan:
      1. 80 m2 exclusief parkeerplaats of 95 m2 inclusief parkeerplaats, indien de standplaats uitsluitend is bedoeld voor kortkampeerders;
      2. 100 m2 exclusief parkeerplaats of 115 m2 inclusief parkeerplaats, indien de standplaats is bedoeld om langer dan 6 weken een kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan, geplaatst te houden;
      3. drie maal de oppervlakte van een stacaravan, indien de standplaats is bedoeld voor een stacaravan;
  2. minimaal 1 parkeerplaats per recreatiewoning dan wel kampeermiddel op het bouwperceel;
  3. sanitaire voorzieningen en schuilgelegenheid;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen - waaronder zwembaden niet worden begrepen -, groen, water, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Op de gronden met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie tot 55 m2" mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming.
20.2.1.1 Recreatiewoningen
Bij de bouw van recreatiewoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. de totale oppervlakte inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 55 m² per recreatiewoning;
  2. de totale inhoud inclusief bijbehorende bouwwerken en kelders mag niet meer bedragen dan 300 m³ per recreatiewoning;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  5. indien de recreatiewoningen niet aaneengebouwd (geschakeld) worden, mag de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen niet minder dan 5 m bedragen en mag de afstand tot de bouwperceelgrens niet minder dan 2,5 m bedragen;
  6. bergingen mogen niet vrijstaand worden gebouwd.
20.2.1.2 Kampeermiddelen
Bij de bouw van kampeermiddelen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. de totale oppervlakte inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 55 m² per kampeermiddel, met dien verstande dat op de standplaatsen voor stacaravans per standplaats één berging met een oppervlakte van 6 m2 en bij de toegangsdeur een opstap en een afdak van 2 m2 mogen worden geplaatst;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m;
  3. indien de kampeermiddelen niet aaneengebouwd (geschakeld) worden, mag de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen niet minder dan 5 m bedragen en mag de afstand tot de bouwperceelgrens niet minder dan 2,5 m bedragen.
20.2.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de bouwhoogte van toestellen voor sport en spel, verwijsborden en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie tot 55 m2" wordt in ieder geval begrepen:
  1. permanente bewoning c.q. het gebruik als hoofdwoonverblijf,
  2. het gebruik anders dan voor een wisselend gebruik.
20.4 Kwalitatieve verplichtingen
20.4.1 Erichemsekade 8
De in gebruikname van de in artikel 20 lid 1 bedoelde gronden is slechts toegestaan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. de landschappelijke inpassing, zoals deze onderdeel uitmaakt van de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing of de bijgestelde onderbouwing zoals bedoeld in artikel 46 lid 3 sub a, gerealiseerd is.