Plan: | Paraplubestemmingsplan archeologie Gemeente Buren 2023 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0214.BPArcheologie-BVA1 |
Het bestaande archeologiebeleid van gemeente Buren dateert uit 2008 en is in opdracht van de gemeente opgesteld door ADC Heritage1. De archeologische beleidsadvieskaart is indertijd onder meer gebruikt om archeologie juridisch te borgen binnen het ruimtelijk domein. Sindsdien zijn alle bestemmingsplanartikelen en -bepalingen ten aanzien van archeologie, te beginnen met Bestemmingplan Buren Buitengebied 2008 (vastgesteld 29 september 2009), terug te voeren op de beleidsadvieskaart, welke ook als kaartbijlage 2 is bijgevoegd bij genoemd plan. Omdat zowel gewijzigde wetgeving (o.a. Wro, Wabo en Erfgoedwet) als vakinhoudelijke inzichten deze kaart geleidelijk aan hadden ingehaald, is in 2019 en 2020 gewerkt aan een geactualiseerd archeologiebeleid (Bijlage 5).
Het is voor een goede juridische doorwerking in de ruimtelijke ordening noodzakelijk het archeologiebeleid te verankeren in bestemmingsplannen. Het overgangsrecht van de Erfgoedwet (art. 9.3) bevat de verplichting om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische monumenten. Voor 1 januari 2029 moet dit in het Omgevingsplan zijn opgenomen.
Het instrument waarvoor is gekozen is het paraplubestemmingsplan (ook wel facetbestemmingsplan, of kortweg parapluplan). De uitwerking van dit bestemmingsplan is in het geactualiseerde archeologiebeleid opgenomen (par. 5.3.9).
Dit type plan biedt de mogelijkheid alle gemeentelijke bestemmingsplannen in één keer te herzien voor een bepaald aspect, in dit geval voor archeologie. Als onderdeel van het geactualiseerde beleid vormt de archeologische beleidskaart feitelijk de onderlegger voor dit parapluplan. Hiermee wordt het geactualiseerde gemeentelijke archeologiebeleid (als facet) in de bestaande bestemmingsplannen ingepast en vervallen de regels ten aanzien van archeologie die zijn opgenomen in bestemmingsplannen vigerend voor vaststelling van dit paraplubestemmingsplan.
Het plangebied van dit parapluplan omvat het gehele gemeentelijke grondgebied zoals dat bij de herindeling op 1 januari 1999 is ontstaan uit de voormalige gemeenten Buren, Lienden en Maurik. Gemeente Buren ligt in het westelijke deel van het Gelderse rivierengebied en maakt onderdeel uit van de Neder-Betuwe. Gemeente Buren grenst in het westen aan gemeente Culemborg, in het zuidwesten aan West Betuwe, in het zuiden aan gemeente Tiel en in het oosten aan gemeente Neder-Betuwe. De Nederrijn vormt de natuurlijke watergrens aan de noordzijde, tevens de grens met provincie Utrecht.
Figuur 1 - Ligging en begrenzing gemeente Buren met een oppervlakte van 142, 92 km2 waarvan 9 km2 water
(bron: opentopo wikipedia).
Dit paraplubestemmingsplan is planologisch-juridisch bindend vanaf de vaststelling ervan en geldt voor het hele gemeentelijke grondgebied, met uitzondering van de gebieden waarvoor al een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is. Nieuwe bestemmingsplannen anders dan dit parapluplan conformeren zich tot een eventueel aangepaste actualisatie aan het huidig geactualiseerde archeologiebeleid cf Boshoven & Van Oort 2020 (bijlage 5). Dit paraplubestemmingsplan herziet de vigerende bestemmingsplannen voor wat betreft het onderdeel archeologie. Regels ten aanzien van archeologie uit vigerende plannen vervallen daarmee bij inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan.
Na deze inleiding in Hoofdstuk 1 volgt in het volgende hoofdstuk, Hoofdstuk 2 een korte samenvatting van het beleidskader op overheidsniveau. De beschrijving van het paraplubestemmingsplan en de archeologische beleidskaart volgt in Hoofdstuk 3. Hoe het beleid vervolgens is vertaald in planologisch-juridische zin is het onderwerp van Hoofdstuk 4. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid komen aan bod in Hoofdstuk 5. Als laatste zal in het afsluitende hoofdstuk de formele procedure tot inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan toegelicht worden.
In 1992 ondertekenden de Europese cultuurministers op het eiland Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologische Erfgoed. Dit Verdrag van Malta heeft tot doel om het Europees archeologische erfgoed te beschermen als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Bescherming wordt nodig geacht omdat het archeologisch erfgoed ernstig met aantasting wordt bedreigd door het toenemend aantal grote ruimtelijke-ordeningsprojecten, risico's van natuurlijke aard, clandestiene of onwetenschappelijke opgravingen en onvoldoende besef onder het publiek. In het verdrag is vastgelegd dat bescherming van het archeologisch erfgoed tot uitdrukking moet komen in beleid inzake stedenbouw en landinrichting en culturele ontwikkeling. De verantwoordelijkheid hiervoor zou volgens de Raad van Europa bij alle Europese landen moeten liggen. Door het Verdrag van Malta te ondertekenen en niet in de laatste plaats te ratificeren, heeft Nederland zich sinds 1998 verplicht een aantal wettelijke en feitelijke voorzieningen te treffen om het archeologisch erfgoed te beschermen. Nederland heeft dit langs vier sporen gedaan:
Met de Erfgoedwet (inwerkingtreding per 1 juli 2016) beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Elk type cultureel erfgoed heeft eigen werkwijzen en beschermingsmaatregelen. Maar de wetgeving in Nederland hiervoor was versnipperd. Ook moest een aantal regels worden vernieuwd. In de Erfgoedwet zijn bestaande wetten, waaronder de Monumentenwet 1988, en regelingen gebundeld. Ook staan er regels om belangrijk cultureel erfgoed beter te beschermen en te behouden.
De specifieke regels voor archeologie staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Erfgoedwet. Een belangrijke wijziging ten opzichte van de Monumentenwet 1988 is de vervanging van de opgravingsvergunning door een opgravingscertificaat. De archeologische sector zorgt zelf voor boring van de certificering (privaatrechtelijk). De Erfgoedinspectie ziet vanuit de Rijksoverheid toe op het nieuwe stelsel binnen de archeologische monumentenzorg (publieksrechtelijk).
Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt vanuit Wro overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die per 1 januari 2024 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet (hoofdstuk 9).
Provincie Gelderland is rijk aan boven- en ondergronds erfgoed. Gelderland biedt een klimaat waarin erfgoed tot bloei komt en waar zoveel mogelijk mensen van kunnen genieten (uit beleidsprogramma 'Beleef het mee!' 2017-2020). Samen met haar erfgoedpartners werkt de provincie aan een Gaaf Gelderland. In de uitgangspuntennotitie van Provinciale Staten die Beleef het mee! vervangt, zijn de inhoudelijk uitgangspunten als volgt gedefinieerd2:
Verbinden, verwonderen en bewaren
Zowel het materiële als het immateriële erfgoed is van belang voor het historisch besef en benadrukt de gezamenlijke Gelderse mentaliteit. Het erfgoed is het behouden waard vanwege de historische waarde, het belang voor de leefomgeving en de verbindende kracht.
Streven naar duurzame toegankelijkheid
Erfgoed komt ten goede van de inwoners en bezoekers van Gelderland. Daarvoor is het noodzakelijk dat erfgoed toegankelijk moet zijn en blijven voor het publiek.
Ruimte voor de regio
Erfgoed moet voor iedereen beschikbaar en bereikbaar zijn en bijdragen aan het versterken van de lokale en regionale identiteit. De provincie speelt bij monumentaal erfgoed en musea op spreiding met aandacht voor de wensen en kansen die bij de regio horen. De inzet is gericht op versterking van de regio met aandacht voor netwerken en bovenlokale initiatieven zonder versnippering te veroorzaken.
Provincie Gelderland bereikt dit o.a. ten aanzien van archeologie concreet door:
Het op 18 oktober 2022 vastgestelde archeologiebeleid van gemeente Buren3 vervangt het archeologisch beleidskader uit 2008 voor de kaartbijlagen en onderdelen uit de toelichting behorende bij de archeologische basiskaart (resultaten van het bureauonderzoek), de archeologische verwachtingskaart prehistorie-Romeinse tijd, de archeologische verwachtingskaart middeleeuwen- nieuwe tijd en de archeologische beleidsadvieskaart.
Deze onderdelen zijn geactualiseerd. Zie voor een toelichting hierop het hoofdstuk planbeschrijving.
Dit paraplubestemmingsplan zorgt voor de planologisch-juridische borging van het nieuwe gemeentelijk archeologiebeleid 'In de bodem van Buren'. De basis voor het juridisch kader ligt in de inventarisatie en beleidskeuzes die uit de jongste inventarisatie zijn voorgekomen. De basis daarvoor is daarvoor al in 2007 gelegd toen ADC Heritage de toenmalige stand van kennis heeft verzameld en geordend om archeologische erfgoedzorg in de gemeentelijke ruimtelijke ordening een volwaardige plek te geven. De kennis en inzichten over de fysieke ondergrond waren na ruim 10 jaar toe aan vernieuwing. Op het gebied van de fysische geografie, bodemkunde en archeologie is bestaande informatie geactualiseerd en zijn nieuwe gegevens toegevoegd om beter toegerust te zijn op omgevingsvraagstukken. Archeologisch Adviesbureau RAAP heeft samen met Omgevingsdienst Rivierenland het proces van inhoudelijke informatie via een waarderingsfase naar beleidsmatige keuzes vorm gegeven. Het resultaat van de actualisatie zijn twee themakaarten (een geomorfogenetische (oftewel landschapsvormings-) kaart en een bodemverstoringskaart, respectievelijk Bijlage 1 en Bijlage 4), een waarden- en verwachtingenkaart (bijlage 2) en de uiteindelijke archeologische beleidskaart (Bijlage 3). De verantwoording voor dit geheel is vastgelegd in het rapport 'In de bodem van Buren' (Boshoven & Van Oort 2020, Bijlage 5). De gekozen werkwijze is gangbaar in de Nederlandse archeologie in relatie tot gemeentelijk archeologiebeleid. Omliggende gemeenten in Regio Rivierenland hebben op vergelijkbare wijze hun beleid vormgegeven (Zaltbommel 2011, Maasdriel 2013, West Maas en Waal 2013, Neder Betuwe 2016, Culemborg 2018, West Betuwe 2021). Voor een gedetailleerde toelichting op de totstandkoming van het archeologiebeleid wordt verwezen naar Bijlage 5. In paragraaf 3.2 is een korte samenvatting opgenomen.
De archeologische beleidskaart geeft de beleidsmatige keuzes weer van alle voor archeologie relevante onderdelen die uit de inventarisatie naar voren zijn gekomen. Er is evenals in 2008 gekozen voor een tweedeling om het verschil aan te geven tussen locaties waar archeologische resten aanwezig zijn en locaties waar archeologie verwacht kan worden. De locaties met archeologische resten zijn gevat onder de kop archeologische waardevolle gebieden (AWG), de gebieden waar resten kunnen zitten vallen onder de kop archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden (AWV). Er is een doorlopende nummering aangehouden op basis hiërarchie: de zwaarste bescherming staat bovenaan, aflopend naar de gebieden met lage verwachting.
Archeologisch waardevolle gebieden
Rijksmonumenten (AWG0)
Gemeente Buren kent op dit moment één archeologisch terrein dat als Rijksmonument is aangewezen. Dit is de motteversterking Aldenhaag in Zoelen (monumentnummer 528812). De Rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van de Erfgoedwet. Voor een wettelijke bescherming van archeologische Rijksmonumenten is opname in het bestemmingsplan niet nodig. De kwalificatie Archeologisch Waardevol Gebied (AWG) 0 heeft hiermee te maken. Het Rijksmonument is als aanduiding Rijksmonument in de verbeelding opgenomen.
AMK-terreinen (AWG1)
Terreinen van de archeologische monumentenkaart zijn aangewezen door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vanwege hun wetenschappelijke waarde. Aan het begin van de 21ste eeuw is het AMK-bestand door provincie Gelderland grondig nagelopen en opgeschoond. In gemeente Buren zijn 136 terreinen aangewezen. Het merendeel vertegenwoordigt een hoge archeologische waarde. Het gaat met namen om nederzettingen uit de Romeinse tijd en de (late) middeleeuwen. De AMK-terreinen zijn, anders dan vaak gedacht, niet wettelijk beschermd (de uitzondering is Aldenhaag in Zoelen) en hebben geen formeel juridische status volgens de Erfgoedwet of de gemeentelijke erfgoedverordening. Categorie AWG2 is planologisch beschermd met een krappe vrijstelling. Vanwege het wetenschappelijk én maatschappelijke belang is de vrijstellingsgrens voor ingrepen gesteld op een diepte tot 30 cm onder maaiveld met een maximale verstoringsoppervlakte van 50 m2.
Vindplaatsen, oud woongronden, historische dorpskernen etc (AWG2)
Alle overige vindplaatsen die zich kenmerken door vondsten en/of bewoningssporen vallen in de derde categorie waardevolle gebieden. Deze vindplaatsen zijn veelal door veldkarteringen en aanvullend bronnenonderzoek aan het licht gekomen. De vrijstellingsgrens volgt de wettelijke grens van 100 m² met dien verstande dat er tevens tot maximaal 30 cm onder het maaiveld verstoring mag plaatsvinden.
Figuur 2 - Overzicht beleidscategorieën onderverdeeld naar waardevolle gebieden en waardevolle verwachtingsgebieden (bron: kaartbijlage 3 RAAP-rapport 4349).
Historische gracht/omgrachtingen (AWG3)
Deze categorie kenmerkt zich door erfgoed onder de waterspiegel in de top van de waterbodem. Het gaat vaak om historische restanten in de gracht van een kasteel of een andere watergang zoals rond de stad Buren. De vrijstellingsgrens is gesteld op 50 m2 in de top van de waterbodem en komt daarmee overeen met de grens voor AMK-terreinen.
Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden
Zoekgebied Romeinse limes en castella (AWV1)
Op 27 juli 2021 heeft het Werelderfgoedcomité van Unesco de Neder-Germaanse limes (ook wel Romeinse limes) op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Een belangrijk deel ervan loopt door gemeente Buren. Een zone in het noorden van de gemeente is aangewezen als zoekgebied naar de Limesweg zodat bij ingrepen meer gericht informatie verzameld kan worden. De vrijstellingsgrens is gesteld op 200 m2 met een maximale diepte voor ingrepen tot 30 cm onder maaiveld.
Hoge verwachtingszone (AWV2)
De hoger gelegen delen van oude verzandde en opgevulde rivieren zijn van oudsher geliefde vestigingsplaatsen geweest. De kans dat bewoning hier aangetroffen wordt is vele malen groter dan elders. Deze gebieden beslaan een groot deel van het gemeentelijk grondgebied. De vrijstellingsgrens voor ingrepen is gesteld op 500 m² met een maximale diepte tot 30 cm onder maaiveld.
Middelmatige verwachtingszone (AWV3)
In deze gebieden buiten de directe invloedssfeer van de fossiele rivieren is de kans op het aantreffen van archeologische bewoningssporen een stuk kleiner dan in gebieden met een hoge verwachting. In het paraplubestemmingsplan wordt deze categorie aangeduid als 'Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 3 - Middelmatige verwachtingszone A'
Lage verwachtingszone en middelmatige verwachtingszone vanaf 1,5 -mv (AWV4)
Deze categorie omvat voor de eerste anderhalve meter vanaf het maaiveld een lage verwachting gebaseerd op de aanwezigheid van komklei of een overslagdek. In de diepere ondergrond bevinden zich nog restanten van oude riviersystemen en doorbraakgeulen die in theorie bewoningssporen kunnen bevatten. Ingrepen in deze gebieden kunnen dan in aanmerking komen voor een onderzoeksplicht. In het paraplubestemmingsplan wordt deze categorie aangeduid als 'Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 3 - Middelmatige verwachtingszone B'.
Lage verwachtingszone (AWV5)
Onderzoek in onder meer Medel (Tiel) heeft aangetoond dat gebieden met een lage verwachting en met lage kans op het aantreffen van archeologische resten wel degelijk bewoningssporen kunnen opleveren. Prehistorische bewoning is kleinschalig, verspreid en slecht zichtbaar. Die laat zich minder gemakkelijk opsporen met conventionele prospectiemethoden.
Gebieden met een lage archeologische verwachting in gemeente Buren zijn in principe vrijgesteld4.
Wanneer in gebieden met een lage verwachting ingrepen plaatsvinden die in omvang groter zijn dan 5.000 m² kan de archeologisch deskundige namens gemeente Buren in het belang van de archeologische erfgoedzorg alsnog bepalen een onderzoeksplicht op te leggen aan de verstoorder.
Watergerelateerde verwachtingszone (AWV6)
De oppervlakte van gemeente Buren bestaat ongeveer voor 6% uit water. Voorheen hadden watergangen (rivieren, weteringen, restgeulen) geen aparte beleidscategorie. Die categorie is nu toegevoegd. Onderzoek in waterbodems vraagt namelijk een andere methodiek dan op het land. Om deze specifieke kennis voor de archeologie in te kunnen zetten en gericht, onder het wateroppervlak, informatie te kunnen verzamelen, is deze categorie gecreëerd.
Figuur 3 - Vrijstellingsoppervlaktes en -dieptes voor de verschillende beleidscategorieën die van toepassing zijn op dit paraplubestemmingsplan (bron: RAAP-rapport 4349).
Dit bestemmingsplan betreft een paraplubestemmingsplan, waarmee de verbeelding en regels van de geldende bestemmingsplannen (waaronder begrepen wijzigings-, uitwerkings- en inpassingsplannen) in de gemeente Buren worden herzien met betrekking tot het aspect archeologie. Op de verbeelding zijn daarom alleen dubbelbestemmingen en een gebiedsaanduiding voor archeologie opgenomen en de regels bevatten uitsluitend bepalingen met betrekking tot die archeologische bestemmingen en aanduiding. Het plan heeft de vorm van een partiële herziening. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Met de inwerkingtreding van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 is het toepassen van de RO Standaarden 2012 verplicht voor alle plannen die op of na 1 juli 2013 in procedure zijn gegaan. De RO Standaarden gelden5 voor alle ruimtelijke instrumenten onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en voor het mededelen van verleende omgevingsvergunningen in het kader van de Wabo. Concreet betekent dit dat nieuwe bestemmingsplannen vanaf die datum volgens deze nieuwe standaard opgesteld en gepubliceerd moeten worden. Dit bestemmingsplan is overeenkomstig deze vereisten opgesteld.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Het bestemmingsplan kent negen archeologische dubbelbestemmingen waarvan drie ten behoeve van archeologisch waardevolle gebieden en zes voor archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden. De afzonderlijke artikelen zijn terug te leiden tot de overeenkomstige categorieën op de archeologische beleidskaart (zie par. 3.5 voor een uitgebreide beschrijving).
Hieronder volgt in het kort een omschrijving van de bestemmingen.
Artikel 3 t/m artikel 5 Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG)
De drie verschillende categorieën onder archeologisch waardevolle gebieden zijn opgenomen ter bescherming van aanwezige archeologische waarden. Bij de indeling wordt begonnen met de meest waardevolle archeologische categorie (i.e. AMK-terreinen). Die categorie krijgt het laagste artikelnummer waarna vervolgens de een-na-belangrijkste categorie in hiërarchie het opvolgende nummer krijgt, enz.
Het bestemmingsplanartikel heeft een standaard opbouw met allereerst de bestemmingsomschrijving waarna de regels volgen voor bouwen en werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden. De bouwregels bestaan achtereenvolgens uit regels voor de archeologische deskundigheid, de indieningsvereisten/aanvraagvereisten voor een omgevingsvergunning, de beoordelingsregels bij een aanvraag, regels omtrent vergunningsvoorschriften en het weigeren van een aanvraag. In de regels voor werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is de vergunningplicht met uitzondering omschreven. Tevens zijn toelaatbaarheid en vergunningvoorschriften opgenomen. Aan het slot van ieder artikel is een algehele wijzigingsbevoegdheid voor het betreffende artikel. Enkele bepalingen voor werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden in artikel 5 wijken enigszins af van beide andere artikelen onder archeologische waardevolle gebieden omdat het hier om waterbodems en niet om landbodems gaat.
Artikel 6 t/m 11 Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV)
Onder archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden zijn zes artikelen opgenomen gelijk aan het aantal onderscheidenlijke categorieën op de archeologische beleidskaart. Dit zijn de Romeinse limes zoekzone (art. 6), hoge verwachtingszone (art. 7), middelmatige verwachtingszone A (art. 8), middelmatige verwachtingszone B (art. 9), lage verwachtingszone (art. 10) en water gerelateerd verwachtingsbied (art. 11). De opbouw van de artikelen is overeenkomst de archeologisch waardevolle gebieden (zie hierboven). Het artikel voor middelmatige verwachtingszone B (artikel 9) wijkt in de systematiek licht af van de overige bepalingen omdat hier zowel een ondiepe als een diepe ondergrens in één artikel gecombineerd zijn. Voor de lage verwachtingszone geldt in principe vrijstelling, tenzij de archeologisch deskundige namens gemeente Buren bij ingrepen groten dan 5.000 m² kan motiveren waarom onderzoek in dit gebied gerechtvaardigd is6.
Enkele bepalingen in artikel 11 voor werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wijken op dezelfde wijze af van de overige artikelen archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden als artikel 5 onder archeologisch waardevolle gebieden.
Diepwortelende beplanting (> 30 cm onder maaiveld) is in principe vergunningplichtig. Er is echter een bruto-netto verstoringsregeling ingebouwd in het aanlegvergunningstelsel. Die regeling is hoofdzakelijk van toepassing op de aanleg van fruitboomgaarden. Deze regeling houdt in dat de aanplant van de fruitbomen als nettoverstoring wordt aangemerkt en het gebied (perceel) waarbinnen dit plaatsvindt als brutoverstoring. Per artikel geldt een bepaald percentage dat als drempel fungeert. In artikelen 6 en 7 is dat percentage gesteld op 20%, in artikel is dat gesteld op 30% en in artikelen 9 en 10 is dat 50%. Overschrijdt de nettoverstoring dit percentage dan is (voor)onderzoek noodzakelijk. Het is uiteraard mogelijk het beplantingsplan zodanig aan te passen dat de verstoring onder genoemde percentages blijft.
In de zes artikelen vallend onder archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden is de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkte aantasting' opgenomen in het deel aanlegvergunning. Deze aanduiding houdt in dat bepaalde gronden standaard tot 50 centimeter in plaats van 30 centimeter zijn vrijgesteld van een vergunningplicht voor archeologie. De gronden waar deze ruimere dieptevrijstelling voor geldt zijn percelen waar tussen 2009 en 2022 laanboomteelt plaatsvond. Genoemde jaartallen zijn aangehouden omdat binnen deze periode in de basisregistratie van gewaspercelen een specifieke aanduiding voor laanbomen is opgenomen waar dat voordien in het algemeen als boomkwekerij werd gedaan.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel - In het hoofdstuk 3 is alleen de anti-dubbeltelregel opgenomen. In het Besluit ruimtelijke ordening is hiervoor een standaard bepaling opgenomen. Het besluit verplicht om deze bepaling in het bestemmingsplan op te nemen. De anti-dubbeltelregel beoogt te voorkomen dat door het herhaaldelijk gebruik van dezelfde oppervlakte van gronden als berekeningsgrondslag voor de oppervlaktebepaling, er op het betreffende of het aangrenzende perceel een situatie ontstaat die in strijd is met het bestemmingsplan.
Artikel 13 Overgangsrecht - In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. Hierin is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. Deze overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Bij het tenietgaan van bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de bouwaanvraag veroorzaakt onheil.
Artikel 14 Slotregel - In de slotregel is bepaald hoe de regels van dit paraplubestemmingsplan worden aangehaald.
Op grond van artikel 6.12 van de Wro is het verplicht voor gronden waarvoor een bestemmingsplan wordt opgesteld een exploitatieplan vast te stellen. Een exploitatieplan hoeft niet te worden opgesteld als er geen sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wro. Dit is bij het onderhavige paraplubestemmingsplan het geval, aangezien met het plan uitsluitend het geactualiseerde archeologiebeleid van de gemeente Buren wordt verankerd. Dit betreft geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.
Om te voorkomen dat het archeologisch bodemarchief verstoord wordt, geldt vanuit de archeologiewetgeving het principe 'de verstoorder betaalt'. Dit betekent dat de noodzakelijke archeologische onderzoeken om een omgevingsvergunning te verkrijgen voor bouwen, voor het verrichten van werken en/of werkzaamheden of voor sloopwerkzaamheden, moeten worden betaalt door de initiatiefnemer(s) van het bouwplan of deze werkzaamheden. De financiering van alle kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van dit paraplubestemmingsplan komen daarmee voor rekening van (particuliere) initiatiefnemers. Hierdoor zijn er geen kosten voor de gemeente aan de uitvoering van dit plan verbonden.
Geconcludeerd kan worden dat het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is en het paraplubestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Het voorliggende bestemmingsplan is een facetplan met dubbelbestemmingen voor archeologie, waarin de hoofdbestemmingen van vigerende plannen en bestaande rechten zoveel mogelijk zijn gerespecteerd. Er kan in bepaalde gevallen een onderzoeksplicht worden opgelegd welke nodig is om tot een goede afweging van belangen te komen. In dit plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen noch voorzien. Op basis van deze gegevens is geen planschade te verwachten als gevolg van dit bestemmingsplan.
In overeenstemming met artikel 3.1.1 Bro is in de voorbereiding overleg gevoerd over het concept ontwerpbestemmingsplan met de gebruikelijke overlegpartners in het kader van de ruimtelijke ordening. Het concept ontwerpbestemmingsplan is digitaal voorgelegd aan:
Duidelijk is gemaakt dat dit paraplubestemmingsplan uitsluitend voorziet in een vernieuwde juridische regeling voor archeologie op basis van het geactualiseerde archeologiebeleid van gemeente Buren.
Naar aanleiding van het vooroverleg is van beide overlegpartners reactie ontvangen. Provincie Gelderland had geen bezwaren/bedenkingen bij dit paraplubestemmingsplan. Waterschap Rivierenland heeft een reactie gegeven op artikelen 5 en 11 die zijn toegespitst op waterbodems. Op basis van hun reactie zijn de artikelen licht aangepast. Concreet betekent dit dat regulier onderhoud in de vorm van baggerwerkzaamheden tot de top van de ongestoorde waterbodem, dus in de gevormde sliblaag, kunnen plaatsvinden. Ingrepen in de top van de ongestoorde waterbodem, dus door de gevormde sliblaag heen, kunnen, als gevolg van de betreffende regels ter plaatse, vergunningplichtig zijn.
De formele bestemmingsplanprocedure bestaat uit een periode van 6 weken waarin het ontwerp ter inzage ligt. Tijdens deze periode kan men zienswijzen indienen. Indien zienswijzen worden ingediend worden deze van een gemeentelijke reactie voorzien in een Nota van Zienswijzen. Zienswijzen kunnen ertoe leiden dat het paraplubestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp gewijzigd wordt vastgesteld.
Tussen maandag 26 juni en maandag 7 augustus 2023 heeft het ontwerpbestemmingsplan NL.IMRO.0214.BPArcheologie-BON1 ter inzage gelegen. In deze periode zijn twee reacties binnengekomen die ontvankelijk zijn verklaard. In totaal zijn twaalf afzonderlijke punten behandeld in de Nota van Zienswijzen (bijlage 6) waarvan zes punten geleid hebben tot wijziging van het ontwerpbestemmingsplan (bijlage 7 was-wordt lijst).
De gemeenteraad beslist binnen 12 weken na de termijn van terinzagelegging over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na dit besluit publiceert College van burgemeester en wethouders de kennisgeving van het vaststellingsbesluit. Het bestemmingsplan staat open voor beroep voordat het onherroepelijk wordt.