Plan: | Kleine Kernen, Emper Molen 3 - 10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPKKEMPE50001-va01 |
het bestemmingsplan 'Kleine Kernen, Emper Molen 3 - 10' met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPKKEMPE50001-on01 van de gemeente Brummen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
Een gebouw dat als afzonderlijke/zelfstandige ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd en die ruimtelijk (door zijn constructie en afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van agrarische doeleinden;
een bedrijf met agrarische doeleinden;
doeleinden die gericht zijn op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren (grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven) en/of het telen van gewassen, met uitzondering van glastuinbouw, tenzij anders is bepaald in deze regels;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van agrarische doeleinden, waaronder silo's, mestopslagplaatsen en sleufsilo's;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een vrijstaand gebouw, dat door zijn situering en afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt op of in de grond;
de aan een bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van perifere detailhandel;
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;
onder een dubbele woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk (met 2 of meer wanden) omsloten ruimte vormt.
het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan € 3.000 standaardbedrijfsopbrengst (SO);
een gebouw dat ruimtelijk (door zijn constructie en afmetingen) en functioneel (gelet op de bestemming) als belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt aan te merken;
Een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, voor onbepaalde tijd samenwonen;
een (horizontaal) dak, dat aan de buitenzijde van een gebouw is bevestigd, terwijl de daar tegenoverliggende zijde vrij dragend is. Wanneer een luifel wordt ondersteund door één of meerdere kolommen is er sprake van een overkapping;
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 25 mobiele kampeermiddelen;
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte aan een hoofdgebouw is gebouwd en dat ruimtelijk (door zijn constructie en afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
De op de verbeelding aangegeven lijn die op de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak is geprojecteerd, waarin de voorgevel van een hoofdgebouw gebouwd dient te worden.
een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden wolfseinden en dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken (incl. eventuele ondersteuningen van het dak) buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen (erkers), bij de hoofgebouwen op de aangrenzende als 'Wonen' bestemde gronden, gelden de volgende bepalingen:
Te behoeve van deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting sloop bebouwing' is uitsluitend te verlenen, indien de bebouwing conform de in bijlage Sloopplan opgenomen 'te slopen bebouwing' daadwerkelijk gesloopt is.
Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep gelden de navolgende bepalingen:
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan het niet uitvoeren van het Inrichtingsplan dat in bijlage 1 van de regels is opgenomen. Binnen een termijn van twee jaar na verlening van de omgevingsvergunning(en) voor de 3de woning in het plangebied dient hieraan uitvoering te worden gegeven. Na de aanleg dient de inrichting in stand te worden gehouden.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor:
Dit betekent dat:
Dit betekent dat:
Onverminderd het in hoofdstuk 8 van de Bouwverordening (slopen) bepaalde is het ter plaatse van de aan- duidingen 'specifieke bouwaanduiding – waardevolle oude molenromp' en 'specifieke bouwaanduiding – waardevolle oude molenaarswoning' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden van het bevoegd gezag cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in lid 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
Alvorens het bevoegd gezag beslist omtrent de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.5.1 wint het bij een ter zake deskundige advies in.
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse brandstoftransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 6.3.b ten behoeve van nieuw te bouwen bouwwerken conform artikel 5.2.2 en 5.2.3 indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 6.5.3.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 7.2.1 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 7.2.2, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Het bepaalde in 7.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
Indien het bepaalde in artikel 7.2.3, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 7.2.2, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 7.2.3, is het bepaalde in artikel 7.2.4, aanhef en de onderdelen b en c, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.5 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 7.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van bevoegd gezag (aanlegactiviteit) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Bevoegd gezag verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 7.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 7.3.4, onderdeel b, kunnen bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 7.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 7.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 7.3.5, is het bepaalde in artikel 7.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 7.3.4, 7.3.5 en 7.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor “Waarde - Archeologie” aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
Bij een besluit als bedoeld in artikel 7.4.1 geven burgemeester en wethouders de grenzen en de diepte aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1.1 onder b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
De planregels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kleine Kernen, Emper Molen 3 - 10'
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ......................