direct naar inhoud van Artikel 12 Maatschappelijk
Plan: Kleine Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPKK500000-va01

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen, met dien verstande dat maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van de maatschappelijke voorziening mag worden gebruikt voor ondergeschikte detailhandel en horeca, met een maximum van 30 m2;
  • b. woningen al dan niet op de verdieping, indien deze reeds aanwezig waren op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan (geen nieuwvestiging);
  • c. een voorziening van algemeen nut ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' tevens voor een zend- /ontvangstinstallatie;
  • e. het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • f. het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. waterlopen en waterpartijen;
  • m. speelvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen op gronden met de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mogen uitsluitend bebouwd worden met gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2.
12.2.2 Gebouwen, niet zijnde gebouwen ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde gebouwen ten behoeve van algemeen nut, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub e;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • e. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de laagste, binnen het betrokken bouwperceel toegestane, maximale goot- respectievelijk maximale bouwhoogte als bedoeld in sub d;
    • 4. de gebouwen dienen te worden gebouwd achter de voorgevellijn.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden. Overkappingen mogen echter uitsluitend vanaf 3 meter achter de voorgevellijn gebouwd worden;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en andere vergelijkbare bouwwerken maximaal 8 meter bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' maximaal 40 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 35.2, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.3 onder b voor het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 100 m2, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "Maatschappelijk" te wijzigen in de bestemming "Wonen" en/of “Tuin”, mits:

  • a. de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • b. de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 6 meter of de bestaande goothoogte ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. het gebruik als wonen vanuit het oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is, passend binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • e. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;
  • f. het aantal woningen na wijziging niet meer bedraagt dan 1, dan wel het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal;
  • g. de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is;
  • h. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels artikel 14 (“Tuin”) en artikel 19 (“Wonen”) in acht worden genomen.
12.5.2 Procedure

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 12.5.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 35.1.