direct naar inhoud van 4.5 Flora en fauna
Plan: Scholencluster Sweelinckstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPEEKOM300004-on01

4.5 Flora en fauna

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van in het wild levende planten en dieren. Op basis van deze wet is het onder meer verplicht om bij het opstellen van een bestemmingsplan na te gaan of er mogelijk nadelige consequenties zijn voor beschermde inheemse soorten.

Door middel van onderzoek dient nagegaan te worden of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot negatieve aspecten voor de aangewezen gebieden of soorten. Er is derhalve een flora- en faunaonderzoek (Bureau Bleijerveld/Ruimte voor Advies, d.d. 15 oktober 2012) uitgevoerd voor het plangebied.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in of in de omgeving van beschermde gebieden. Op grond van de ligging en de bestemming van het terrein is een effect op beschermde gebieden uit te sluiten.

Flora

  • Er zijn geen bedreigde of beschermde plantensoorten aangetroffen. Het voorkomen van bedreigde en strikter beschermde soorten is uit te sluiten.

Fauna

  • De ingreep heeft kan een negatief effect hebben op tabel 1-soorten uit de groepen zoogdieren en amfibieën. Voor dergelijke soorten geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ontwikkelingen.
  • Het is onwaarschijnlijk dat zich in de gebouwen verblijfplaatsen van vleermuizen bevinden.
  • In de opgaande begroeiing zijn broedsels van vogels zonder vaste nestplaats te verwachten.
  • Het gebruik van het terrein door broedvogels met vaste nestplaats is uitgesloten.
  • Het plan is niet van invloed op strikter beschermde zoogdieren, reptielen, strikter beschermde amfibieën, vissen en ongewervelden.

Uit het onderzoek komt naar voren dat het plan een negatief effect kan hebben op de broedvogels zonder vaste nestplaats. Het is verboden broedsels van vogels te verstoren. Daarom dienen werkzaamheden met betrekking tot de opgaande begroeiing buiten het broedseizoen plaats te vinden. De piek van het broedseizoen valt in de periode half maart – half juli. Latere en eerdere broedgevallen zijn mogelijk. In de periode november – februari is de kans op broedsels nihil. Het groen op en rond het schoolplein is echter dermate overzichtelijk dat hier binnen het broedseizoen ook met een controle op aanwezigheid van nesten voorafgaand aan de werkzaamheden kan volstaan.

Het aspect flora en fauna vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van onderhavige ontwikkeling.