direct naar inhoud van 4.4 Archeologie
Plan: Engelenburgerlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBRKOM100004-va01

4.4 Archeologie

In 1992 is op Malta een Europees verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valetta genoemd. Het doel van het verdrag is bij ruimtelijke planning meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden. Het verdrag van Malta is uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op grond van deze wet hebben gemeenten een zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Er wordt verwacht dat zij een eigen archeologisch beleid ontwikkelen. Ze dienen aan te geven waar archeologische waarden liggen of verwacht worden en hiermee rekening te houden in hun bestemmingsplannen.

De gemeente Brummen heeft haar archeologisch beleid vastgelegd in twee kaarten. De loketkaart waarop de archeologische waarde zijn weergegeven. De onderzoeksplicht is nader uitgewerkt op de kaart toetsingskaart archeologische onderzoeksverplichting.

Middels beide kaarten kan worden bepaald welke archeologische waarde er binnen een bepaald gebied heerst en welke onderzoeksverplichting er vervolgens van toepassing is.

Op de loketkaart is onderhavig plangebied opgenomen als Zone met zeer hoge archeologische verwachting. Voor dergelijke gebieden geldt een onderzoeksverplichting voor een verstoringsoppervlakte van meer dan 100m2 of dieper dan 30 cm. De gewenste ontwikkeling voorziet in een verstoring groter dan 100m2 waardoor een onderzoeksplicht geldt.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100004-va01_0007.png"

Figuur 7: uitsnede loketkaart (zalmroze, Waarde archeologie verwachting zeer hoog)

Onderzoeken

In verband met de mogelijke verstoring van archeologische resten als gevolg van grondwerkzaamheden is een inventariserend archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek wordt de geomorfologische en bodemkundige opbouw van het gebied beschreven en is een overzicht opgesteld van de bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied. Het doel is inzicht te verschaffen in de vraag of en in welke mate de geplande bodemingrepen zouden kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Hiertoe is een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied vastgesteld.

Uit het bureauonderzoek kwam naar voren dat het gebied verwachting heeft voor resten uit het Neolithicum t/m Nieuw tijd. Specifiek kunnen er zich resten bevinden die verband houden met de reeds bekende naastgelegen urnen velden uit de laat-Bronstijd vroege-Ijzertijd.

Het bureauonderzoek geeft onvoldoende informatie van de daadwerkelijk waarde van de grond. Om deze te kunnen vaststellen is nader onderzoek benodigd door middel van een inventariserend veldonderzoek conform het protocol inventariserend veldonderzoek uit het KNA versie 3.1.

Inventariserend veldonderzoek

Het inventariserend veldonderzoek is in twee onderdelen uitgevoerd voor het noordelijk (bijlage 8) en het zuidelijk deel (bijlage 9) van het plangebied. Voor de onderzoeken zijn in totaal respectievelijk 5 en 14 grondboringen gelijkmatig verdeeld over het plangebied uitgezet. De boring zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm tot een diepte van maximaal 1,2 meter. Vervolgens zijn de monsters in het veld geanalyseerd op archeologische resten.

Tijdens het boren is er een plaatselijk zeer verstoord plaggendek aangetroffen mogelijk veroorzaakt door ploegen en graafwerkzaamheden. Slechts plaatselijk is het plaggendek nog intact. In het noordelijk deel van het plangebied zijn tijdens het veldwerk geen archeologische resten aangetroffen. Nader onderzoek voor die locatie is daarom niet noodzakelijk.

In het onderzoek van het zuidelijk gebied zijn in vier van de 14 boringen archeologische resten aangetroffen in de vorm van handgevormde aardewerken objecten. Uit de diepte waarop de vondsten zijn gedaan is te herleiden dat de voorwerpen afkomstig zijn uit de Late-Bronstijd Vroege-Ijzertijd. Doordat de vondsten zijn gedaan in een onverstoorde bodemlaag is het mogelijk dat de vondsten verband houden met het naast gelegen urnenveld uit dezelfde periode. Het inventariserend veldonderzoek is aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek.

Nader onderzoek

Naar aanleiding van de aangetroffen archeologische resten is het zuidelijke deel van het plangebied nader onderzocht in de vorm van een proefsleuven onderzoek (bijlage 10). In het westelijk deel van het onderzoeksgebied zijn diverse overblijfselen van een urnenveld aangetroffen. Deze resten zijn aanleiding om dit gebied als behoudenswaardig te benoemen. Binnen dit gebied wordt voorgeschreven de aanwezige archeologische resten in situ te behouden. Mocht er gebouwd worden op deze locatie is nader onderzoek of graven onder archeologische begeleiding gewenst. Om deze onderzoeksverplichting ruimtelijk te kunnen toetsen is een dubbel bestemming Waarde - Archeologie zeer hoog opgenomen. Deze verbied in eerste instantie elke vorm van ontwikkeling. De verbodsbepaling komt te vervallen als door middel van nader onderzoek en het treffen van de benodigde ingrepen, met een rapportage, kan worden aangetoond dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de aanwezige archeologische resten.

Voor alle overige onderdelen vormt archeologie geen nader beperking tot het uitvoeren van het gewenste bouwplan.


Conclusie

Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat het plangebied vrijgegeven kan worden van archeologische waarde. Uitzondering hierop is het zuid/westelijk deel van het plangebied. Dit onderdeel bevat behoudenswaardige archeologische resten. Om deze waarde te behouden is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie zeer hoog opgenomen. Middels nader onderzoek of door archeologie sparende bouwmethoden toe te passen kan de gemeente toestemming verlenen voor de realisatie van de gewenste ontwikkeling. Hiermee is het aspect archeologie voldoende gewaarborgd.