direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Engelenburgerlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBRKOM100004-va01

4.1 Milieu

Volgens de principes van een goede ruimtelijke ordening moet elke realisatie van gevoelige objecten voldoen aan de eisen van een goed woon- en leefklimaat. Uit onderzoek kan worden geconcludeerd of en zo ja welke invloed de omgevingsaspecten hebben op de geplande ontwikkeling.

Om inzicht te krijgen in alle omgevingsaspecten wordt ten behoeven van de voorgenomen planontwikkeling en in overeenstemming met de gemeente Brummen, getoetst aan de navolgende aspecten:

  • Bodem;
  • Externe veiligheid;
  • Geluid;
  • Bedrijven en milieu zonering;
  • Water.
  • Archeologie;
  • Flora en fauna;
  • Luchtkwaliteit;
  • Verkeer en parkeren;

De onderzoeksrapportages zijn als bijlagen toegevoegd. Navolgend zijn de conclusies uit deze rapportages opgenomen.

4.1.1 Bodem

Om een uitspraak te kunnen doen over de bodemgesteldheid van het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in twee delen.

  • 1. Noordelijk deel (Centraal bodemkundig bureau d.d. 14 mei 2007 bijlage 3)
  • 2. Zuidelijk deel (MOS grondmechanica d.d. 1 april 2010 Bijlage 4)

De aan- of afwezigheid van bodemverontreiniging wordt bepaald door de overschrijding van de normwaarden van de onderzochte chemische stoffen. De bodemtype correctie van de normwaarden voor de vaste bodem is gerelateerd aan het gehalte aan lutum en organische stof.

Toets

Ad 1: Het Centraal bodemkundig bureau heeft onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit in het Noordelijk deel van het plangebied.

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn er grondboringen uitgezet op 0,5, 1,0 en 2.2 meter waarbij de diepste boring is afgewerkt middels een peilbuis. Daarnaast heeft er een zintuiglijke waarneming plaatsgevonden om de aanwezigheid van asbest vast te stellen.

Binnen het onderzoeksgebied is zintuiglijk geen asbest aangetroffen. Uit analyse van de bodemmonsters is gebleken dat in de bovengrond een lichte verontreiniging aan PAK is aangetroffen. Deze overschrijdt echter niet de tussenwaarde waardoor nader onderzoek als gesteld in de Wet Bodemsanering niet van toepassing is.

Ad 2: Door MOS grondmechanica veldwerk uitgevoerd op de zuidelijke helft van het plangebied.

Tijdens het veldwerk zijn verschillende boringen uitgezet tot een diepte van 0,5 meter, 2,0 meter en 3,2 meter. De twee diepe boringen zijn afgewerkt met een peilbuis om het grondwater te kunnen bemonsteren.

Uit analyse van de bodemmonsters, welke zijn getoetst aan de Circulair bodemsanering 2009 en indicatief zijn getoetst aan Besluit bodemkwaliteit (Bbk), blijkt geen van de geanalyseerde parameters in verhoogde gehalten te zijn aangetroffen.

Analyse van het grondwater toont aan dat er een matige verhoogde concentratie aan nikkel, licht verhoogde concentraties aan barium, cadmium en zink zijn aangetroffen. De concentratie nikkel is aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek. Er is echter geen Nikkel aangetroffen in de bodemmonsters en zijn/waren er geen (punt)bronnen aanwezig in en om het plangebied. Hieruit concludeert MOS dat er waarschijnlijk sprake is van een verhoogde achtergrondwaarde. MOS stelt derhalve voor geen nader onderzoek uit te voeren.

Conclusie

Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden.

Op basis van de, door het Centraal bodemkundig bureau en MOS grondmechanica uitgevoerde bodemonderzoeken, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het gebruik als woningbouwlocatie.

4.1.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

Wegen rondom het plangebied kunnen mogelijk een negatieve invloed hebben de akoestische situatie binnen het plangebied. Om de invloed van de wegen te bepalen is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd (bijlage 5).

Het doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting ter plaatse van het nieuwbouwplan ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Engelenburgerlaan en de Burgemeester de Wijslaan. Op de beide wegen is een maximale snelheid toegestaan van
30 km/uur. Volgens de Wet geluidhinder heeft een 30 kilometerweg geen zone en hoeft deze weg niet getoetst te worden. Het wegverkeerslawaai is derhalve niet beperkend voor de realisatie van de woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied. Omdat deze wegen echter wel een bijdrage kunnen leveren aan de akoestische kwaliteit van de gebouwde omgeving, zijn deze wegen onderzocht.

Uit de berekeningen blijkt dat bij een beoordelingshoogte van 4,5 meter hoogte de maximale geluidbelasting ten gevolge van de Engelenburgerlaan 54 dB (exclusief aftrek) bedraagt ter hoogte van gebied A (ter plaatse van bouwblok 1 en 2) en 48 dB (exclusief aftrek) bedraagt ter hoogte van gebied B. Ten gevolge van de Burgemeester de Wijslaan bedraagt de maximale geluidbelasting 37 dB (exclusief aftrek) voor beide gebieden.

Als uitgangspunt kan worden aangehouden dat bij een geluidbelasting van 54 dB (exclusief aftrek) en met de huidige bouwstijl met “traditionele” bouwmaterialen, aan de eisen conform het Bouwbesluit kan worden voldaan. Aanvullende berekeningen voor de omgevingsvergunning aanvraag zullen derhalve niet noodzakelijk zijn.

Railverkeerslawaai

De Wet geluidshinder schrijft voor dat nieuwe ontwikkeling die zich voordoen binnen de geluidszone van een spoorweg een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De geluidszone van het traject Arnhem - Dieren heeft een geluidzone van 200 meter aan weerszijde. Het plangebied is gelegen op circa 150 meter van het spoor en valt derhalve binnen de zone.

In dit kader is door AGEL adviseurs een akoestisch rapport railverkeer opgesteld (bijlage 6 d.d.30 september 2010). Voor akoestische berekeningen voor spoorverkeer worden de laatst bekende exacte vervoersgegevens gebruikt (2007). Deze gegevens worden vervolgens gecorrigeerd naar het jaar waarop de akoestische belasting van moet worden aangetoond.

De berekening is gebaseerd op de vervoersgegevens van 2006 en 2007. Hieruit blijkt dat voor 2006 geen overschrijding van de maximaal toelaatbare 55dB plaatsvindt. De gegevens van 2007 geven een overschrijding op perceel 5. Binnen het deel waar een overschrijding geldt, is in bestemmingsplan geen bouwvlak opgenomen. Aangezien er geen gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd vormt het aspect rail-verkeerslawaai geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.

Het weg- en railverkeer leveren op basis van de twee bovengenoemde onderzoeken geen akoestische belemmering op voor de realisatie van voorgenomen ontwikkeling.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Elke ontwikkeling dient te worden getoetst aan de luchtkwaliteitseisen gesteld in de Wet luchtkwaliteit (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Hierbij wordt er getoetst of de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eisen die de geplande functie hieraan stelt.

Kader

Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid. Deze voorwaarden zijn:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • een project is genoemd of past binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Deze algemene maatregel van bestuur, verder te noemen het “Besluit nibm”, geeft aan wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dat is het geval als de toename van fijn stof of stikstof niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie (maximaal 1,2 µg/m3). In het geval van woningbouw ligt deze grens bij circa 1500 woningen aan een enkele ontsluitingsweg.

Conclusie

In onderhavig plan is sprake van de realisatie van 6 luxe villa's. De grenswaarde voor het uitvoeren van een berekening in het kader Wet Luchtkwaliteit ligt bij 1500 woningen. Dit project blijft ruimschoots onder deze waarde, waardoor het niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Verdere toetsing aan de luchtkwaliteitseisen is dan ook niet aan de orde. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bouwplan.

4.1.4 Bedrijvigheid

Kader

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Het bestemmingsplan is het primaire toetsingskader voor het bepalen of er milieuhinder optreedt veroorzaakt door een bepaalde ontwikkeling. De mogelijkheden die een bestemmingsplan planologisch biedt  aan een bepaalde locatie is leidend. Tot milieuhinder worden diverse vormen van hinder gerekend, zoals hinder door geur, stof, geluid en gevaar. Voor bedrijven wordt een systematiek gehanteerd van milieucategorieën als indicatie voor de milieuhinder. Bepalend hiervoor is de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (uitgave  2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, kortweg VNG- publicatie. Bedrijven zijn hierin gerangschikt op basis van hun bedrijfsactiviteiten. De mate van overlast die dit veroorzaakt correspondeert met een milieucategorie op basis waarvan een richtafstand voor elk hinderaspect is aangegeven. Uit nader onderzoek in het kader van het milieuvergunningstraject kan mogelijk gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden.

Toetsing

Het bedrijventerrein Hazenberg is op circa 150 meter ten noordwesten van het plangebied gelegen. Het terrein is bestemd voor bedrijven met een milieucategorie tot en met 3.2 en een milieucontour van 100 meter. Gezien deze afstand tussen het plangebied en het bedrijventerrein kan worden vastgesteld dat de nieuwe woningen buiten de invloedssfeer liggen van het bedrijventerrein. De nieuwbouw zal geen beperkende werking hebben op de bedrijven en vice versa.

Het gemeentehuis is op minimaal 50 meter ten zuiden van het plangebied gelegen. Dit kantoorpand heeft een richtafstand van 10 meter en levert daarmee geen beperkingen op voor de planontwikkeling en vice versa.

De woonzorgvoorziening Klein Engelenburg ligt op circa 80 meter ten noordoosten van het plangebied. De richtafstand voor een dergelijk complex bedraagt 30 meter en levert daarmee geen beperkingen op voor de planontwikkeling en vice versa.

Verder wordt de locatie omgeven door woningen en groen welke ook als zodanig bestemd zijn en daarmee geen belemmeringen vormen voor de planontwikkeling.

Conclusie

Het plangebied ligt in de kern van Brummen in een groene omgeving. De naastgelegen percelen aan de oost- en westzijde zijn reeds bestemd met de functie 'wonen'. De omliggende bestemmingen zijn in de vigerende bestemmingsplannen beperkt in hun ontwikkelingsmogelijkheden op basis van een bedrijvenlijst. De maximale bedrijfscategorie die is toegestaan valt buiten het bereik van het plangebied. Hierdoor kunnen de bedrijfsprocessen van omliggende bedrijven geen nadelige effecten hebben op de ontwikkeling.

Door de ontwikkeling van woningen kunnen de omliggende bedrijven ook worden beperkt in hun uitbreidingsmogelijkheden. Hiervoor geldt hetzelfde principe als hierboven beschreven dat de ontwikkeling zich voordoet buiten de milieucontouren van omliggende bedrijven.

Derhalve wordt vastgesteld dat de milieuzonering van omliggende bedrijven geen negatief effect hebben op de geplande ontwikkeling.