direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Cortenoeverseweg 107
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700024-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Cortenoeverseweg 107 met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPBG700024-va01 van de gemeente Brummen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden bedrijf:

bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, ondergeschikt aan de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.7 aardwetenschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels :

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed and breakfast:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt;

1.13 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bestaande bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig waren of krachtens een verleende bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen worden of mogen worden gebouwd;
  • b. bij gebruik: bestaand gebruik dat bestond op het tijdstip ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw, gelegen op hetzelfde bouwperceel als het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten EHS en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hobbymatige basis houden van dieren:

het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan € 3.000 standaardopbrengst (SO);

1.24 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 huishouden:

zelfstandige bewoning door een persoon, een gezin of een andere, minder traditionele woonvorm, waarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning, van continuïteit in de samenstelling van de groep en van een zekere mate van onderlinge verbondenheid;

1.26 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van levende en niet-levende natuur;

1.27 natuur:

alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten EHS en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000;

1.28 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.29 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.30 overkapping:

een bouwwerk geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.31 paardenbak:

een terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.32 peil:

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.33 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een om vang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutie bedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 Standaardbedrijfsopbrengst (SO)

de gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald volgens de Landbouwtelling van het Centraal Bureau voor de Statistiek;

1.35 theeschenkerij:

een horecabedrijf dat als nevenfunctie bij een andere hoofdfunctie is gesitueerd en is gericht op het overdag verstrekken van dranken en etenswaren;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, overstekende daken goten, erkers, serres, balkons, trappen, bordessen, funderingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan één meter bedraagt.

2.6 Uitzondering goothoogte dakkapellen en wolfseinden

Bij de berekening van de goothoogte worden wolfseinden en dakkapellen buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met tevens ondergeschikt:

  • a. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of een bedrijf;
  • b. het op hobbymatige basis houden van dieren;

met daarbij behorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. erven voor onder andere tuinen en parkeervoorzieningen;
  • e. ontsluitingswegen en -paden;
  • f. een paardenbak.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming toegestaan.

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen geldt het volgende:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • b. de oppervlakte van de woning bedraagt maximaal 170 m²;
  • c. de oppervlakte van de bij woning behorende bijgebouwen mag gezamenlijk maximaal 200 m² bedragen;
  • d. voor de woningen en de daarbij behorende bijgebouwen dienen de volgende maximale hoogtematen in acht te worden genomen:
    Bouwwerk   Goothoogte / bouwhoogte (m)  
    woning   6 / 9  
    Bijgebouw   3 / 6  
  • e. onder het peil gelegen kelders en verblijfsruimten mogen de bebouwingscontour van de woning niet overschrijden;
  • f. de herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal de in onderstaande tabel opgenomen bouwhoogte:
    Bouwwerken geen gebouwen zijnde   Bouwhoogte (in meters)  
    zwembaden   0,6  
    overkappingen   3  
    verlichtings- en vlaggenmasten   8  
  • b. per bestemmingsvlak is maximaal één zwembad toegestaan met een maximale oppervlakte van 75 m2
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag maximaal 30 m2 bedragen;
  • d. bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het bestemmingsvlak mag maximaal 2 m bedragen met uitzondering van schuttingen en andere terreinafscheidingen, die gelegen zijn voor de voorgevel of in het verlengde daarvan, waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 1 meter.

3.2.4 Paardenbak

Voor het oprichten van een paardenbak gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
  • b. de maximale afmetingen van de paardenbak bedragen 20 m bij 60 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van lichtmasten en omheiningen en springhindernissen ten behoeve van de paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 8 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van omheiningen en springhindernissen maximaal 1,5 m bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van bebouwing ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf tot een grotere oppervlakte dan 50 m².

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor het gebruik van de woning voor meerdere woningen (splitsen van woningen), met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de splitsing betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu;
  • b. de verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • c. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • d. de woning en een daarmee in verbinding staand gebouw, is als een aaneengesloten bouwmassa en architectonisch één geheel vormend te typeren en heeft een inhoud van minimaal 900 m3 waardoor twee volwaardige woningen van minimaal 80 m2 kunnen worden opgericht. Bij een inhoud van 1500 m3 of meer kunnen er drie zelfstandige woningen in ondergebracht worden met een oppervlakte van minimaal 80 m2 per woning;
  • e. de oppervlakte van het te splitsen gebouw wordt niet vergroot;
  • f. de kenmerkende bouwvorm van het betreffende gebouw waarin de woning is gelegen wordt gehandhaafd;
  • g. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan in artikel 3.2.2 onder c is bepaald;
  • h. de overige aanwezige - niet-karakteristieke - gebouwen worden gesloopt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bed and breakfast en/of theeschenkerij

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een bed and breakfast en/of een theeschenkerij, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte voor deze nevenfunctie bedraagt 100 m2, met dien verstande dat bed and breakfast uitsluitend in de woning en aangebouwde bijgebouwen is toegestaan met een omvang van maximaal 5 kamers;
  • b. het parkeren behorende bij de activiteit vindt plaats op eigen perceel;
  • c. de verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • d. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen (en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

5.1 Afwijking
5.1.1 Afwijking maten, afmetingen en percentages

Bij een omgevingsvergunning kan, mits het landschaps- en bebouwingsbeeld en verkeersbelangen en de belangen van eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden geschaad, ten behoeve van een optimale verkaveling c.q. optimaal gebruik worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.

5.1.2 Afwegingskader

Bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 6 Algemene procedureregels

Burgemeester en wethouders geven bij de voorbereiding van een besluit over een wijziging toepassing aan de procedure, zoals beschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
7.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning of bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 7.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 7.1.1, met maximaal 10%.

7.1.3 Uitzondering

Artikel 7.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
7.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.2.2 Verbod

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 7.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 7.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.2.4 Uitzondering

Artikel 7.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Bestemmingsplan Cortenoeverseweg 107' van de gemeente Brummen.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 mei 2014.


De griffier, De voorzitter,

.................. ................