direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Zutphensestraat 199
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700019-va01

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen'

De ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen !' heeft als doel sturing te geven aan de gemeentelijke ruimtelijke ontwikkeling in Brummen. De visie bevat naast een inspirerend wensbeeld de koers die moet worden gevolgd in de richting van dat wensbeeld. De gemeente Brummen kiest voor een gedifferentieerde, ontwikkelingsgerichte strategie, waarbij de bestaande groene kwaliteiten van de gemeente het referentiepunt zijn. Deze kwaliteiten dienen te worden behouden en waar mogelijk middels nieuwe ontwikkelingen te worden versterkt.

De ontwikkelingsvisie geeft aan dat er wat betreft Toerisme en recreatie, voor de extensieve recreatie ter versterking van het landelijke en groene karakter, kansen worden gezien in de gehele gemeente.

Het betreffende perceel is gelegen aan de rand van de 'IJsselvallei'. Binnen de IJsselvallei, zijn nieuwe ontwikkelingen die o.a. gericht zijn op extensieve recreatie toegestaan. Wel is er een strijdigheid inzake de toename van bebouwing, wat op grond van de ontwikkelingsvisie niet is toegestaan.

Echter het initiatief van een pannenkoekrestaurant op deze locatie vormt een mooie entree voor het achtergelegen landschap 'de Oeverwal'. Als versterking van de recreatieve en toeristische sector van de gemeente is het een gewenste ontwikkeling. Verder kan het initiatief worden gezien als een versterking van het landelijke, groene en toeristische karakter van het landelijke gebied. Ook biedt het mogelijkheden om toeristen vanuit onder andere de kant van Zutphen met Brummen in aanraking te laten komen. In het kader van het plan zal de garantie wordt geboden dat het bebouwen van de locatie de haalbaarheid van de ontwikkeling van de EHS ter plaatse niet belemmert.

Ten slotte is het initiatief gunstig voor de werkgelegenheid. Deze overwegingen maken deze afwijking van het ruimtelijke beleid, te weten het oprichten van nieuwbouw in het landelijke gebied, acceptabel.

3.3.2 Welstandsnota

Voor toetsing van het bouwplan aan redelijke eisen van welstand wordt de gemeentelijke welstandsnota gehanteerd.

Een groot deel van het buitengebied van de gemeente Brummen kent welstandsniveau 2. Hieronder valt ook het betreffende perceel aan de Zutphensestraat. Hier vindt reguliere toetsing plaats. Dit betekent dat, vanuit het perspectief van de hele gemeente, de gebieden geen prioriteit hebben, maar dat er wel aanleiding is alert te blijven op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.

Welstandsbeleid agrarisch buitengebied

In het agrarisch buitengebied is het beleid voor de welstandsbeoordeling gericht op het handhaven of veranderen en verbeteren van de basiskwaliteit van het gebied. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de invloed op de omgeving en de architectonische uitwerking van het bouwplan.

De belangrijkste karakteristieken zijn het afwisselende landschap met daarin verspreid staande, vaak authentieke bebouwing. Verdichting en schaalvergroting is slechts in beperkte mate mogelijk. Essentieel is het in stand houden van het onderscheid tussen agrarische bebouwing in het buitengebied en de burgerwoningen in de bebouwde kom van Brummen en Eerbeek. Het beleid is gericht op het creëren van samenhang en continuïteit tussen de bebouwing en het omliggende buitengebied. Detaillering en materialisering worden op hoofdlijnen bekeken.

Welstandscriteria agrarisch buitengebied

Bij het ontwerp van het restaurant op de locatie van het voormalige agrarische bedrijf dienen de volgende welstandscriteria in acht te worden genomen. 

Situering

  • De indeling van het perceel en de hoofdopzet van de bebouwing moeten worden afgestemd op de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van de locatie. Hierbij gaat het om het ensemble, de hiërarchie, de ontsluiting, zichtlijnen enzovoort.
  • De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing op het erf zijn richtinggevend bij nieuwbouw.

Massa en vorm

  • Bij vervangende nieuwbouw dient de oorspronkelijke eenvoudige hoofdvorm van de boerderij al beeldbepalend element in het landschap bewaard te blijven.
  • Bouwvolumes dienen enkelvoudig van opzet te zijn. De hoofdvorm moet bestaan uit een eenvoudige rechthoekige of T-vormige plattegrond (analoog aan traditionele T-boerderij) en een forse kap.
  • Kleine aangebouwde volumes bij woonhuizen moeten zodanig geplaatst zijn, dat het hoofdvolume niet wordt aangetast (onder andere ruime afstand tot de hoeken).
  • Helder onderscheid tussen hoofd- en aan- en bijgebouwen.
  • Geen dakopbouwen.

Gevels

  • Gevelindelingen dienen aan te sluiten op het oorspronkelijke boerderijtype van het gebied.
  • Bij renovatie en/of vervangende nieuwbouw en/of uitbreiding dient de oorspronkelijke gevelopbouw te worden gerespecteerd.
  • Bij een ongeschonden kap en eenduidig hoofdvolume is (ingeval van renovatie of vervangende nieuwbouw) ook een eigentijdse gevelinvulling mogelijk, mits deze terughoudend van aard is en past bij een sobere, traditionele agrarische bebouwingsaard.
  • Waar zijgevels zich oriënteren op de openbare ruimte dient dat in de architectuur tot uiting te komen.
  • In de horizontale gevelopbouw dienen de begrenzing van de onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) als belangrijke elementen te worden behandeld.
  • Materialen dienen afgestemd te zijn op de karakteristieken van het landschap.
  • Bij renovatie en/of nieuwbouw en/of uitbreiding van hoofdgebouw en schuren dient het oorspronkelijk materiaal uitgangspunt te zijn.
  • Het gebruik van natuurlijke materialen staat voorop.
  • Gevels worden opgetrokken uit aardkleurige baksteen en/of hout.
  • Glas, spiegelende oppervlakken en kunststof mogen niet worden toegepast bij beplating van gevels.
  • Dakpannen of riet op de daken toepassen.

Kleurgebruik

  • De kleuren dienen afgestemd te zijn op de karakteristieken van het landschap.
  • Bij renovatie en/of nieuwbouw en/of uitbreiding dient het oorspronkelijk kleurgebruik uitgangspunt te zijn.
  • Voor de hoofdmaterialen worden aardkleuren toegepast, in combinatie met donkere of rode dakpannen.
  • Bij voorkeur lichte kozijnkleuren toepassen en donkergroen voor de deuren en luiken.

Detaillering

  • Extra aandacht is vereist voor voordeuren, stal- en schuurdeuren, kozijnen, goten, windveren en erfafscheidingen.
  • Detaillering van nieuwe gebouwen moet zorgvuldig en met aandacht voor plasticiteit van de gevel worden uitgewerkt.

Afwerking erven

  • Zorgvuldige ensemblewerking van gebouwen en opgaande beplanting is vereist.
  • Bij voorkeur hagen toepassen als erfafscheiding.
  • Bij nieuwbouw bij voorkeur een erfinrichtingsplan maken.