direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Zutphensestraat 199
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700019-va01

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Op 29 juni 2005 heeft Provinciale Staten het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Sinds 1 juli 2008 heet dit plan 'Structuurvisie Gelderland 2005'. Hoofddoel van de structuurvisie is het stimuleren van de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied op zodanige wijze dat de kenmerkende waarden van een gebied of locatie intact blijven. De publieke en private partijen moeten daarin de benodigde ruimte vinden op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt. Concrete doelstellingen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan zijn de volgende.

  • De waardevolle landschappen verbeteren, de Ecologisch Hoofdstructuur (verder afgekort EHS) realiseren en de natuurgebieden, waaronder de Natura 2000-gebieden, beschermen.
  • Bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei.
  • De vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken.

De locatie ligt het waardevolle landschap Zuidelijke IJsselvallei. Waardevolle landschappen zijn gebieden met nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee, bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Het beleid voor deze landschappen is uitgewerkt in de ´Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen´ (zie aldaar). Het beleid is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor waardevolle landschappen geldt een ´ja, mits´-regime: nieuwe activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt.

De locatie ligt tevens in een ecologische verbindingszone die deel uitmaakt van de EHS en die tot functie heeft om belangrijke natuurgebieden van de EHS met elkaar te verbinden. Binnen deze verbindingszones dient ruimte gereserveerd te worden voor de aanleg van natuurelementen die dieren de gelegenheid geven zich te verplaatsen van de ene natuurkern naar de andere. Het perceel Zutphensestraat 199 ligt in een zone die de Veluwe verbindt met de uiterwaarden van de IJssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700019-va01_0006.png"

Ligging van het plangebied (rode contour) binnen de EHS-Verbinding (bruin)

Binnen de EHS geldt het 'nee-tenzij'-principe. Dat houdt in dat een ruimtelijke ingreep in de EHS of een bepaald gebruik van de ruimte dat afwijkt van hetgeen in het betreffende gebied op legale gronden plaatsvindt alleen toegelaten kan worden als de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet worden aangetast. Dit beleid is verder uitgewerkt in de ´Ruimtelijke Verordening Gelderland´ en de ´Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur´ (zie aldaar).

De locatie ligt verder in de nabijheid van het Natura 2000-gebied IJsseluiterwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBG700019-va01_0007.png"

Ligging van het plangebied (rode contour) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (groen)

Aangetoond wordt dat het gebruik van het voormalige agrarische bouwperceel als locatie van het nieuwe restaurant:

  • geen aantasting met zich meebrengt van het waardevolle landschap,
  • de toekomstige ecologische verbindingsfunctie van het gebied niet belemmert en
  • de ecologische waarde van het nabijgelegen Natura-2000 gebied niet aantast.

Het initiatief voorziet in het oprichten van nieuwe gebouwen op een locatie waar geen bouwrechten meer op rusten. De voormalige agrarische gebouwen zijn grotendeels verdwenen. De nog resterende schuur valt onder het overgangsrecht. Op het plan is het beleid voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing niet van toepassing. Dat beleid is namelijk alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen.

Wel is de algemene randvoorwaarde van de structuurvisie van toepassing dat die nieuwe functie ruimtelijk binnen het betreffende deel van het landelijke gebied moet passen en dat de andere bestaande ruimtelijke functies in de omgeving niet worden belemmerd.

Uit de beschrijving van het bouwplan blijkt dat de nieuwbouw en de inrichting van het perceel op zodanige wijze worden vormgegeven dat het landelijke karakter van de locatie behouden blijft.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Belangrijke uitgangspunten van de Wro zijn het duidelijke onderscheid tussen beleid, normstelling en uitvoering en het beginsel dat normstelling plaatsvindt door het meest geschikte overheidsorgaan. Normstelling op een hoger niveau vindt plaats indien een beleidsonderdeel niet op doelmatige of doeltreffende wijze door een lager overheidsorgaan kan worden behartigd, gezien de aard van de betrokken taak of de schaal waarop een aangelegenheid moet worden geregeld.

Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is in de eerste plaats de provinciale structuurvisie van belang. Daarnaast kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. Een groot deel van deze regels dient ertoe om ervoor te zorgen dat het Rijksbeleid op een goede manier zijn doorwerking vindt in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld (afgekort RVG). Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening. Deze herziening is verwerkt in de huidige ´geconsolideerde versie´. Dat is de oorspronkelijke RVG waarin de goedgekeurde wijzigingen uit de eerste herziening zijn opgenomen.

In de RVG zijn regels opgenomen over de wijze waarop in het kader van een bestemmingsplan moet worden omgegaan met de provinciale ruimtelijke belangen. In de RVG is nader uitgewerkt op welke wijze bij ruimtelijke ingrepen in de EHS een beoordeling moet plaatsvinden van de mogelijke ecologische gevolgen.

Binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Tot groot openbaar belang wordt in ieder geval gerekend de veiligheid, de drinkwatervoorziening en de plaatsing van installaties voor winning, opslag of transport van gas.

In de EHS verweving en verbindingszones zijn, in tegenstelling tot de EHS natuur, onder voorwaarden mogelijkheden voor de ontwikkeling van andere functies. In de EHS-verweving, en sterker nog in EHS-verbinding, zijn onderdelen van de EHS niet voor 100% belegd met natuurdoelen. Het zijn als het ware zoekgebieden waar de precieze locatie van natuurdoelen nog niet vast staat. Initiatieven voor bijvoorbeeld recreatie of landschappelijk wonen kunnen hier mogelijk zijn wanneer wordt bijgedragen aan de realisering van de natuurdoelen, die dan onderdeel moet zijn van de realisering van het initiatief.

Door gelijktijdig met een initiatief bij te dragen aan de realisering van de natuurdoelen kan het mogelijk zijn om significante aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities te voorkomen. Dit geldt alleen wanneer daarmee geen bestaande natuurwaarden significant worden aangetast en geen barrières voor de gewenste samenhang worden gecreëerd.

Initiatiefnemers van ingrepen binnen de EHS zullen de effecten van de ingreep op kernkwaliteiten en omgevingscondities moeten onderzoeken. De kernkwaliteiten en mgevingscondities die gelden binnen de EHS zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking ´Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur´ (zie aldaar).

De kernkwaliteiten van een bepaald gebied zijn gelijk aan de door Gedeputeerde Staten geformuleerde natuurdoelstellingen voor dat gebied. Dit houdt in dat niet alleen de aanwezige natuurwaarden worden beschermd maar ook de door Gedeputeerde Staten nagestreefde natuurwaarden.

Omgevingscondities zijn de omstandigheden waaraan voldaan moet worden om de kernkwaliteiten te bewerkstelligen (omgevingskwaliteit in de zin van kwaliteit van bodem, water en lucht en de kwaliteit van de ruimte, in de zin van omvang, samenhang en structuur).

Een ruimtelijke ingreep wordt als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities beschouwd, wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten:

  • Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarische natuur. Onder landschapselementen verstaat de provincie o.a. heggen, houtwallen, bosjes, poelen en solitaire bomen.
  • Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS.
  • Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AMvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet.
  • Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid).
  • Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
  • Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren.
  • Een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie (verder) aantasten.
  • Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 Db wordt overschreden).

3.2.3 Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen

In 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland de ´Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen' vastgesteld.

Het ruimtelijke beleid voor de Waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor de Waardevolle landschappen geldt een 'ja, mits'-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Wanneer één van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt, en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn. Dit is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten. Per ontwikkeling dient afzonderlijk een afweging gemaakt te worden.

De locatie Zutphensestraat 199 valt binnen het Waardevolle landschap 'Zuidelijke IJsselvallei'. Hieronder zijn de kernkwaliteiten van dit Waardevolle landschap beschreven:

  • Overgang van stuwwal met besloten boslandschap via halfopen dekzandlandschap naar open rivierenlandschap IJssel.
  • Kleinschalig mozaïeklandschap met grote afwisseling van relatief open tot besloten landschap en hiermee samenhangend een grote afwisseling van talrijke landgoederen, grondgebonden landbouw (met name weidebouw), bos, en beken die van de flank afstromen.
  • Blokverkaveling maar ook grote afwisseling in perceelsvormen.
  • Bebouwingspatroon in de vorm van dorpen langs de rand van het Veluwemassief en op de oeverwal; verspreid vele buurtschappen.
  • Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap en de rivier.
  • Het Apeldoorns kanaal vormt een markant en cultuurhistorisch element in het landschap.

Het bouwplan is relatief kleinschalig van aard een beperkt zich tot één perceel. Uit de beschrijving van het initiatief kan worden opgemaakt dat de bovenbeschreven landschappelijke waarden door de nieuwe bebouwing en de herinrichting van het perceel niet zullen worden aangetast.

3.2.4 Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur´

De locatie Zutphensestraat 199 ligt in het deelgebied IJsselvallei van de provinciale EHS. Volgens de streekplanuitwerking ´Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur´ (2006) komen hier de volgende kernkwaliteiten voor waarmee rekening gehouden moet worden bij de ruimtelijke ontwikkeling van de locatie:

  • De grote variatie en de hoge kwaliteit van de aanwezige natte natuurterreinen en wateren (beken en sprengen), die samenhangt met de toevoer van grondwater uit de Veluwe.
  • De overgangen van de droge Veluwe naar de natte flanken en naar de IJssel(vallei) waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, en waarbinnen abiotische processen zoveel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen de natuur zich op de gehele gradiënt ontwikkelt.
  • Het vanuit ecologisch opzicht samenhangend geheel van landgoederen en beken in de Zuidelijke IJsselvallei, waarin soorten als de das, amfibieën en vleermuizen voorkomen.
  • Het goed bewaard gebleven reliëf en de daarmee samenhangende variatie en hoge kwaliteit van de natuur in de IJsseluiterwaarden. Met het in deze uiterwaarden zowel gave kronkelwaarden met stroomdalgraslanden, hagen en hardhoutooibosjes, als goede kansen voor een grootschalige, weinig gestuurde natuurontwikkeling.

De 'EHS-Verbinding' waarbinnen de locatie dient te worden ingericht volgens het 'model das' en het 'model kamsalamander' zoals die beschreven zijn in bijlage 6 van deze streekplanuitwerking.

Model das

Een ecologische verbindingszone volgens dit model bestaat uit een kleinschalig landschap veel houtwallen, singels en bosjes die aan de das voldoende dekking en geleiding bieden. Natte elementen zijn een zone van dit model niet noodzakelijk.

Model kamsalamander

Een ecologische verbindingszone volgens dit model biedt plaats aan een samenhangend netwerk aantal verspreide poelen

Het bouwplan is relatief kleinschalig van aard. Uit de beschrijving van het initiatief kan worden opgemaakt dat het initiatief geen belemmering vormt voor de uitwisseling van planten en dieren tussen de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel. Er zal in overleg met de provincie Gelderland in het kader van dit bestemmingsplan een plan worden opgesteld waarin de bijdrage wordt vastgelegd die de initiatiefnemer levert aan de inrichting van de ecologische verbindingszone waarin de locatie ligt. Dit compensatie/vereveningsplan dient door de provincie te worden goedgekeurd alvorens het bestemmingsplan in procedure wordt gebracht. De daadwerkelijke uitvoering van dit plan wordt geborgd in de eveneens vooraf te sluiten anterieure overeenkomst.