Plan: | Dijkverlegging Cortenoever |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPBG700004-va01 |
Zoals in paragraaf 1.4 reeds vermeld vormt dit bestemmingsplan tevens een projectplan volgens de Waterwet (vroegere Waterkeringsplan). Om die reden wordt in deze paragraaf het technische ontwerp van de primaire waterkering en de technische ontwerpen van de overige rivier verruimende maatregelen in Cortenoever nader toegelicht. De in deze paragraaf genoemde hoogtes gaan uit van de uiteindelijke hoogte na zetting en klink. Dit betekent dat de hoogte aanvankelijk hoger kan zijn.
Voor een gedetailleerd overzicht van het dijkontwerp wordt verwezen naar het rapport Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp dat als bijlage bij de Regels is opgenomen en het rapport Geotechniek zoals dat is opgenomen als bijlage bij de toelichting. De nummering bij onderstaande maatregelen correspondeert met de Objectenkaart Cortenoever zoals deze als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen.
De instroom van de meestromend gebied wordt gerealiseerd door de bestaande bandijk ten westen en ten oosten van de RWZI te verlagen. Het buitentalud blijft in verband met natuurwaardes gehandhaafd met een talud van ca. 1:3. De taludhelling aan de binnenzijde van de inlaat aan de westzijde van de RWZI varieert van 1: 8 tot 1:13 en het talud sluit aan op de maaiveldvergraving. Deze taludhelling van de inlaat aan de oostzijde varieert van 1:30 tot 1:160 en sluit aan op een vastgestelde teenlijn (kadastrale grens).
De kruinbreedte is in verband met de ontsluitingsweg 7,00 m aan de westzijde van de RWZI en 5,00 m aan de oostzijde. Vanuit hydraulische eisen heeft inlaat 1 een minimale kruinhoogte van 9.14 + N.A.P. en een maximale kruinhoogte van 9.22 + N.A.P. Inlaat 2 heeft een minimale kruinhoogte van 9.05 + N.A.P. en een maximale kruinhoogte van 9.08 + N.A.P. Het kruinniveau is zodanig dat overstroming gemiddeld eens in de 25 jaar optreedt. Deze kruinhoogtes zijn berekend met behulp van vigerende rekenregels en de door de PDR verstrekte uitgangspunten. Voor Cortenoever is een extra marge ingebouwd waarbij beide inlaatdrempels met 20 cm worden verhoogd ten opzichte van de berekende hoogtes.
Ten westen van de RWZI ligt op de kruin de gebiedsontsluitingsweg (Holthuizerweg) en ten oosten van de RWZI ligt een onderhoudspad op de kruin. Het onderhoudspad bestaat uit grasbetonstenen en wordt ingevoegd met kleigrond dat ingezaaid wordt.
De kruin en taluds worden beschermd tegen erosie door een kleilaag van 0,50 m. die wordt ingezaaid met gras.
De uitstroom van de meestromend gebied wordt gerealiseerd door de bestaande bandijk in het noorden van Cortenoever te verlagen. Het buitentalud blijft in verband met natuurwaardes gehandhaafd met een talud van ca. 1:3. De taludhelling aan de binnenzijde varieert van 1:12 tot 1:300 en sluit aan op een vastgestelde teenlijn (kadastrale grens). De kruinbreedte wordt 5,00 meter en de minimale kruinhoogte bedraagt 8.46 + N.A.P. en de maximale kruinhoogte bedraagt 8,55 + N.A.P.
Op de kruin van de uitlaat wordt een onderhoudspad aangelegd. Het onderhoudspad bestaat uit grasbetonstenen, wordt ingevoegd met kleigrond en wordt ingezaaid.
De kruin en taluds worden beschermd tegen erosie door een kleilaag van 0,50 m. die wordt ingezaaid met gras. In de kade wordt ook een uitlaatwerk aangebracht: gemaal, afsluitbare uitlaatduiker en opstelplaats voor tijdelijke pompinstallatie.
Uitgangspunt is dat het bestaande voorzieningenniveau voor de afwatering van het gebied wordt gehandhaafd en indien mogelijk wordt verbeterd. Door dijkverlegging en maaiveldvergraving wordt het huidige systeem van A-watergangen op een aantal plaatsen aangepast. De huidige watergang die de afvoer naar gemaal Cortenoever verzorgt wordt gedempt en er wordt een nieuwe watergang naar het nieuw te bouwen gemaal in de uitstroomkade gegraven. Ook buitendijks wordt een bestaande watergang verruimd om aan te sluiten op de uitvliet van gemaal F.C. Colenbrander.
Het watersysteem is gemodelleerd en doorgerekend.
De waterkering is ontworpen volgens de Leidraad Rivieren (ENW 2007), waarbij de volgende uitgangspunten zijn aangehouden:
De berekeningen zijn uitgevoerd volgens de meest recente Technische Rapporten van ENW/TAW.
Het ontwerp bestaat uit een dijk met taluds van 1:3 en binnendijks een stabiliteitsberm en in de meeste trajecten een pipingberm. De breedte van de berm varieert aanzienlijk, afhankelijk van de lokale maaiveldhoogte en grondopbouw. In de volgende tabel zijn de vereiste afmetingen van de dijk en berm weergegeven.
Figuur: Afmetingen dijk Cortenoever
In de regels van dit bestemmingsplan zijn de hoogten uit voorgaande tabel vertaald door op te nemen dat de hoogte minimaal 10,20 m +NAP en maximaal 10,80 m +NAP bedraagt.
In het rapport Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp dat als bijlage bij de regels is gevoegd is een overzichtskaartje opgenomen met de locatie van de profielen.
De definitie van de bermafmetingen is in de volgende afbeelding gegeven. De taludhelling van eind berm naar maaiveld is 1:3.
Figuur: Naamaanduiding berm
De volledige onderbouwing van het geotechnische en waterbouwkundig ontwerp is te vinden in de bijlage Geotechniek die bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
De pipingberm wordt binnendijks gerealiseerd. Redenen hiervoor zijn:
Vanuit landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteit is gekozen voor een geleidelijke overgang van de dijk naar het maaiveld. Hiertoe worden flauwe ondertaluds aangebracht. Rekening houdend met de lokale mogelijkheden en karakteristieken, is dit per traject nader ingevuld. De gekozen oplossing is per traject in de volgende tabel gegeven.
Figuur: Landschappelijk visie Cortenoever
In de navolgende figuur is een principeprofiel van de grondopbouw van de dijk gegeven.
Figuur: Dwarsdoorsnede grondopbouw dijkprofiel
Voor nadere details over de aan te leggen dijk wordt verwezen naar de bijgevoegde gebiedsdekkende kaarten en uitgewerkte dwarsprofielen uit het rapport Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp dat als bijlage bij de Regels is opgenomen.
De RWZI in Cortenoever moet ten tijde van hoogwater in de meestromende geul in bedrijf blijven. De RWZI is dan niet meer bereikbaar over de weg. Voor de hoogwaterbescherming moet de RWZI worden voorzien van een ringdijk.
Het tracé van de ringdijk is zodanig bepaald dat alle panden, installaties en voorzieningen bereikbaar blijven. Daarnaast wordt vanuit hydraulisch oogpunt de lengte van oost naar west zoveel mogelijk beperkt, dit vergroot namelijk de instroom openingen. Tenslotte is de ruimte binnen de ringdijk zodanig vergroot dat er ruimte ontstaat voor een tijdelijke slibopvang (voor de periode van hoogwater en onbereikbaarheid).
Figuur: Landschappelijk visie RWZI
Voor het overige blijft de huidige bandijk gehandhaafd. De dijk krijgt de status van een regionale waterkering (kade).
Aan de Holthuizerweg 3 en 5 zal de woning met de overige aanwezige bebouwing worden verwijderd. De terp waarop de woning staat zal zodanig worden aangepast dat deze geen belemmering meer vormt voor de doorstroming van het water ten tijde van het meestromen van het gebied. De kade om de terp wordt verwijderd.
Bij de uitwerking van het technisch ontwerp van de maaiveldvergravingen is uitgegaan van de volgende uitgangspunten uit de PKB en de SNIP2A-fase:
Op basis van voornoemde uitgangspunten hebben diverse ontwerpateliers plaatsgevonden waarbij expertise van de diverse vakdisciplines als rivierkunde, landschapskunde, technisch ontwerp, geohydrologie, geotechniek, ecologie en economie zijn ingebracht. Een en ander heeft geleid tot een cyclisch ontwerpproces waarbij varianten als 1) een vlakdekkende vergraving, 2) een reliëfversterkende vergraving en 3) een reliëfinspirerende vergraving zijn onderzocht. Daarbij is gefocust op de gebieden daar waar vergraving het meest effectief is voor waterstandsreductie.
Bij het ontwerpproces zijn de volgende stappen doorlopen:
Voornoemde ontwerpexercities hebben geleid tot het ontwerp van de vergravingen zoals deze thans zijn uitgewerkt. Het Definitief Ontwerp, zijnde de reliëfinspirerende vergraving, is een tussenvariant tussen de vlakdekkende vergraving en een reliëfversterkende vergraving. De diepte van de maaiveldvergravingen varieert van 1,5 meter tot 2 meter m-mv. Opgemerkt wordt dat deze variant de maximaal haalbare variant is met het oog op het realiseren van alle doelstellingen. Bij dit ontwerp komt het grondwater in de winter langdurig op het maaiveld te staan.
Voor nadere details over de maaiveldvergravingen wordt verwezen naar de bijgevoegde objectenkaart, gebiedsdekkende kaarten en situatietekeningen met dwarsprofielen uit het rapport Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp dat als bijlage bij de Regels is opgenomen.
De vergravingen zijn te realiseren binnen de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie. Omdat zij zijn opgenomen in het rapport Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp waarnaar in de regels wordt verwezen is voor het realiseren van de maaiverdvergravingen geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
In de uitstroomkade wordt een uitlaatwerk gerealiseerd bestaande uit een afsluitbare duiker. Na inundatie van het gebied kan bij voldoende lage IJsselwaterstanden het gebied leeglopen via deze duiker. Wanneer vrije lozing niet mogelijk is maalt in 1e instantie het nieuwe gemaal het water uit. Wanneer de capaciteit daarvan onvoldoende is, worden tijdelijke pompen ingezet om bij te malen. Hiervoor wordt ter plaatse van het uitlaatwerk opstelruimte gerealiseerd.
Onder normale vrij-lozende condities is het gemaal niet nodig en wordt water via de spuikoker geloosd. Pas wanneer het IJsselpeil hoger is dan het streefpeil in het nieuwe buitendijkse gebied, slaat het gemaal aan. Bij vrije lozing moeten voorzieningen worden getroffen, die vismigratie tegengaan. De capaciteit van het gemaal dient afgestemd te zijn op de maatgevende afvoer van het gebied met een overcapaciteit ten behoeve van de afvoer van kwelwater. Dit komt neer op een capaciteit van ca. 40 m3/min.
Door de aanleg van de nieuwe dijk wordt in het zuidwesten van Cortenoever een deel van het binnendijkse gebied afgesloten van de huidige afwateringswatergangen. Om de afvoer van (kwel)water op maaiveld te waarborgen in dit gebied wordt aan de binnenzijde van de dijk in de landschapsberm een greppel aangelegd. De greppel is maximaal ca. 1.00 m diep. De bodem loopt richting de afvoerwatergang (object 1.1.3.2.2) af.
De greppel in de landschapsberm wordt op een A-watergang aangesloten door de aanleg van een afvoerwatergang. Deze loopt langs de (zijweg van de) Cortenoeverseweg, kruist deze en sluit aan op een A-watergang ten westen van de Cortenoeverseweg.