De als "Archeologisch waardevol gebied" op de kaart aangegeven gronden zijn, behalve voor de ter plaatse aangegeven andere bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de archeologische informatie in de bodem.
Het nieuw oprichten van bouwwerken is niet toegestaan.
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden met de nadere aanduiding "CMA-nr 40C-032" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- het wijzigen van het bodemniveau;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
- het graven of dempen van sloten;
- het ondergronds leggen van kabels of leidingen;
- het vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen.
Het onder 11.3.1. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het bestemmingsplan geen aanlegvergunning vereist was;
- welke betreffen het normale onderhoud.
De in 11.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het behoud van de archeologische informatie niet in het geding komt. Hiertoe wordt de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehoord.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 11.2. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op de gronden liggende overige bestemmingen overeenkomstig het bepaalde binnen deze overige bestemmingen, indien hiervoor uit hoofde van de bescherming van de archeologische informatie in de bodem geen bezwaar bestaat; daartoe wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.
De procedure als bedoeld in artikel 15.1 dient te worden gevolgd.
Voorts zijn de voorschriften van de betreffende andere bestemming van toepassing.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |