De als "Leidingen" op de plankaart zijn, behalve voor de ter plaatse aangegeven andere bestemming, mede bestemd voor:
- een rioolpersleiding, ter plaatse van de aanduiding "rioolpersleiding" alsmede binnen een afstand van 3 meter gemeten ter weerzijden uit het hart van deze leiding;
- een gasleiding ter plaatse van de aanduiding "gasleiding" alsmede binnen een afstand van 5 meter gemeten ter weerszijden uit het hart van deze leiding;
een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
Uitsluitend zijn toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
De in 10.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt de beheerder van de betrokken leiding gehoord.
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- het wijzigen van het bodemniveau;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
- het leggen van ondergrondse kabels of leidingen;
- het vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
- het permanent opslaan van goederen.
Het onder 10.3.1. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het bestemmingsplan geen aanlegvergunning vereist was;
- welke betreffen het normale onderhoud;
- welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de leiding.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 10.2. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op de gronden liggende overige bestemmingen overeenkomstig het bepaalde binnen deze overige bestemmingen, indien hiervoor uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
De procedure als bedoeld in artikel 15.1 dient te worden gevolgd.
Voorts zijn de voorschriften van de betreffende andere bestemming van toepassing.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |