direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c [Winssen Zuid Fase 1]
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Beuningen

Dit plan wijzigt het omgevingsplan gemeente Beuningen in die zin dat na hoofdstuk 22 [een hoofdstuk 22c] wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in dit plan moeten gelezen worden als afdelingen van [hoofdstuk 22c] van het omgevingsplan gemeente Beuningen. In de artikelkop van de artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer [22c.] gelezen worden. In de kop van de bijlagen moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage [22c.] gelezen worden.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit plan.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit plan zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c [Winssen Zuid Fase 1], waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01.

Artikel 2 Begrippen

2.1 van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

2.2 aanvullende begrippen

In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de begrippen als bedoeld in 2.3 tot en met 2.42 gehanteerd.

2.3 plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c [Winssen Zuid Fase 1] met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 van de gemeente Beuningen.

2.4 TAM-omgevingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.5 Omgevingsplan gemeente Beuningen

omgevingsplan bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet;

2.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.7 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

2.8 archeologisch onderzoek

onder archeologisch onderzoek wordt verstaan het verrichten van een archeologisch onderzoek, in de zin van de KNA. Een archeologisch onderzoek mag enkel worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet of een certificaat ex artikel 5.1 Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

2.9 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

2.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

2.11 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

2.12 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

2.13 bestaand
  • t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
2.14 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

2.15 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid;

2.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

2.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.18 bouwlaag

een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;

2.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

2.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

2.23 bouwwijze

de wijze van bouwen van een woning, waarbij:

  • a. onder aaneengebouwd wordt een woning verstaan, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  • b. onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
  • c. onder twee-aaneen wordt een woning verstaan, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  • d. onder vrijstaand wordt een woning verstaan, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
  • e. onder rug-aan-rug wordt een woning verstaan,waarvan de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning;
2.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

2.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

2.26 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

2.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.28 huishouden

één of meerdere personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen) waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid;

2.29 kamer

een onzelfstandige woonruimte in een woning en/of vrijstaand bijbehoren bouwwerk, die geen eigen adres heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

2.30 kamerbewoning

bewoning van een kamer;

2.31 locatiegrens

de grens van een locatievlak;

2.32 locatievlak

een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel.

2.33 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

2.34 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

2.35 seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaats heeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;

2.36 trouwlocatie

een locatie waar de voltrekking van huwelijken plaatsvindt, waar horeca ondergeschikt is toegestaan, waarmee bedoeld wordt dat de horeca-activiteit uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

2.37 voldoende parkeergelegenheid

van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de gemiddelde parkeernormering zoals opgenomen in de rij 'weinig stedelijk', aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in CROW publicatie 744 ‘Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering’. Op het moment dat de CROW een opvolger van de hiervoor genoemde publicatie publiceert, wordt deze 'opvolger' gehanteerd voor het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

2.38 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;

2.39 watergang

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

2.40 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

2.41 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning, als bedoeld in 2.42;

2.42 woning/ wooneenheid

een complex van fysiek aan elkaar verbonden ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

2.43 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen, minimaal 0,5 meter naar achter ten opzichte van de vorogevel rooilijn.

Artikel 3 Meten en rekenen

3.1 Meetbepalingen

In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de volgende meetbepalingen:

3.2 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage.

3.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.5 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein;

3.8 peil

de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

3.9 toepassing van maten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m. bedraagt.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functies

Artikel 4 Groen

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen.

4.2 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen heeft de volgende functies:

  • a. groen- en speelvoorzieningen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. langzaamverkeersroutes;
  • d. in- en uitritten;
  • e. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
  • f. (beeldende) kunstwerken, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor telecommunicatie;
  • g. water, waterberging, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. hondenuitlaatplaatsen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.3 Gebruiksactiviteit
4.3.1 Verboden
a Algemeen (groen)

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 4.2 genoemde functies van de gronden.

b Specifiek (groen)

Het is in ieder geval verboden om gronden te gebruiken ten behoeve van:

  • a. een stort- en overslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud ten behoeve van de in 4.2 genoemde functies.

4.4 Bouwactiviteit
4.4.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 4.2;
  • b. alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

4.4.2 Beoordelingsregels
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (groen)

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 1,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt 9,0 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken bedraagt 5,0 m;
  • d. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,5 m.

Artikel 5 Water

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Water.

5.2 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Water heeft de volgende functies:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • c. een ontsluiting binnen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - auto ontsluiting';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatswerken, ten behoeve van de waterafvoer en waterberging.

5.3 Gebruiksactiviteit
5.3.1 Verboden
a Algemeen (water)

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 5.2 genoemde functies van de gronden.

b Specifiek (water)

Het is in ieder geval verboden om gronden te gebruiken ten behoeve van:

  • a. een stort- en overslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud ten behoeve van de in 5.2 genoemde functies.

5.4 Bouwactiviteit
5.4.1 Algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 5.2.

5.4.2 Beoordelingsregels
a Gebouwen (water)

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (water)

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van stuwen, sluizen en bruggen bedraagt 4,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,0 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen.

6.2 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen heeft de volgende functies:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid als bedoeld in sublid 6.3.1 onder a;
  • b. een trouwlocatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - trouwlocatie', uitsluitend indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - trouwlocatie' géén omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning is verleend;
  • c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in sublid 6.3.1 opgenomen nadere regels.

6.3 Gebruiksactiviteit
6.3.1 Nadere regels
a Niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit (wonen)

In combinatie met wonen is uitsluitend het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, moet tevens de bewoner van de woning zijn;
  • c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. er mag geen sprake zijn van het uitoefenen van een activiteit, die in Bijlage VII tot en met IX van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen (risicobedrijven).

b Aantal woningen (wonen)

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.

c Trouwlocatie (wonen)

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - trouwlocatie' zijn - uitsluitend indien ter plaatse géén omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een woning - ceremonies en/ of feesten zoals bruiloften toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende regels:

  • a. de activiteiten mogen alleen plaats vinden in de maanden april tot en met september;
  • b. de maximale openingstijd van de trouwlocatie is van 09.00 uur tot 23.00 uur;
  • c. uiterlijk 23.00 uur moeten alle gasten vertrokken zijn (van het terrein en de parkeerplaatsen);
  • d. fietsen en bromfietsen moeten op het eigen terrein van de trouwlocatie worden geparkeerd;
  • e. op eigen terrein moet voorzien worden in minimaal 8 parkeerplaatsen voor motorvoertuigen;
  • f. per jaar zijn maximaal 12 activiteiten toegestaan waarbij gebruik mag worden gemaakt van achtergrondmuziek, mits het geluid gemeten op de gevel van de omliggende gevoelige gebouwen niet hoger is dan 65 dB(A).

6.3.2 Verboden
a Algemeen (wonen)
  • a. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 6.2 genoemde functies van de gronden;
  • b. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet in overeenstemming is met de in 6.3.1 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.

b Specifiek (wonen)

Het is in ieder geval verboden om:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning te gebruiken;

 

6.4 Bouwactiviteit
6.4.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken staan ten dienste van de functies genoemd in 6.2;
  • b. er zijn hoofdgebouwen in de vorm van woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.4.2 Beoordelingsregels
a Hoofdgebouwen (wonen)

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met uitzondering van bestaande woningen;
  • b. voor de bouwwijze van de woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduidng 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. indien meerdere aanduidingen zijn opgenomen, zijn alle aangeduide bouwwijze toegestaan;
    • 4. indien geen aanduidingen zijn opgenomen, is de bestaande bouwwijze toegestaan.
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag de inhoud van de woning (inclusief aangebouwde bijgebouwen) niet meer bedragen dan aangegeven, tenzij:
    • 1. de inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, waarvoor de bestaande inhoud dan als maximum geldt;
    • 2. het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarvoor de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa als maximum geldt;
    • 3. er geen aanduiding voor de inhoudsmaat is opgenomen, waarvoor de bestaande maat, exclusief bijbehorende bouwwerken, als maximum geldt.

b Bijbehorende bouwwerken (wonen)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten worden gebouwd op het achtererfgebied en zijerf;
  • b. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 % van het achtererfgebied met een maximum van 50 m2;
  • c. de maximum bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een absoluut maximum van 4,25 m;
  • d. de maximum bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m;
  • e. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende:
    • 1. de maximum oppervlakte bedraagt 4,0 m²;
    • 2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,75 m;
    • 3. de maximum bouwdiepte bedraagt 1,0 m, gerekend vanuit de gevel waaraan wordt gebouwd;
    • 4. voor zover de afmetingen van een bestaande, legaal gebouwde, bouwwerken al meer bedragen, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (wonen)

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het gehele locatievlak toegestaan.
  • a. de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1,0 m achter de voorgevel en op ten minste 1,0 m van de weg of het openbaar groen bedraagt 2,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen bedraagt 1,2 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van pergola's en carports bedraagt 3,0 m.

d Herbouw (wonen)

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • c. de bouwwijze (dat wil zeggen vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).

e Ondergrondse gebouwen (wonen)

Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gebouwen;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

6.4.3 Afwijken van beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in 22.26 te verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in 6.4.2 d onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
    • 2. er dient sprake te zijn van (zekerheidstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
    • 3. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
    • 5. er moet voldaan worden aan de regels voor geluid uit de Omgevingswet;
    • 6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

6.5 Omgevingsplanactiviteit
6.5.1 Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • a. De omgevingsvergunning bedoeld in onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. maximaal 45% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m2 mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
    • 4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
    • 5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
6.5.2 Bed & breakfast
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een bed & breakfast;
  • b. De omgevingsvergunning bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bed & breakfastvoorziening voor maximaal 8 personen in maximaal 4 kamers is;
    • 2. de nevenactiviteit enkel ziet op de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. de nevenactiviteit ondergeschikt van aard is;
    • 4. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte meer bedragen dan 100 m² bedraagt;
    • 5. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers niet is toegestaan;
    • 6. er een nachtregister wordt bijgehouden;
    • 7. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 9. er op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 10. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.

6.5.3 Dubbelbewoning
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een extra wooneenheid in een hoofdgebouw, bijgebouw, aanbouw of uitbouw te realiseren.
  • b. De omgevingsvergunning bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. het één extra wooneenheid per perceel betreft;
    • 2. het een tijdelijke wooneenheid is, voor een periode van maximaal 15 jaar;
    • 3. de extra wooneenheid wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken, met een maximum oppervlak van 80 m2;
    • 4. ingeval de extra wooneenheid een tijdelijke verplaatsbare wooneenheid betreft, dan:
      • bedraagt het maximum oppervlak 80 m2;
      • mag de maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet worden overschreden; en
      • dient er sprake te zijn van een goede stedenbouwkundige inpassing;
    • 5. de extra wooneenheid door maximaal 2 personen wordt bewoond, niet zijnde (tijdelijke en/of commerciële) bewoning van recreanten of arbeidsmigranten;
    • 6. er geen extra inrit wordt aangelegd ten behoeve van de extra wooneenheid;
    • 7. de extra wooneenheid niet kadastraal wordt afgesplitst;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden en het woongenot van omliggende gronden niet onevenredig worden belemmerd;
    • 9. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, minimaal gelijk aan dat van de hoofdwoning;
    • 10. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken na beëindiging van het gebruik van de extra wooneenheid;
    • 11. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd.

6.6 Voorwaardelijke verplichting
6.6.1 Hemelwaterberging

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de activiteiten op een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg en instandhouding van voldoende hemelwaterberging conform de ten tijde van de vergunningverlening geldende Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland en de van het Omgevingsplan gemeente Beuningen onderdeel uitmakende Verordening afvoer hemel- en grondwater.

Artikel 7 Woongebied - 1

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Woongebied - 1.

7.2 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Woongebied - 1 heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. een aansluiting van het woongebied op het bestaande wegennet alleen op of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - auto ontsluiting', waarbij in het totale plangebied maximaal 2 hoofdontsluitingen zijn toegestaan;
  • c. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in sublid 7.3.1 a;
  • d. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • e. parken, plantsoenen, groen- en speelvoorzieningen;
  • f. een groene speelroute ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - groene speelroute'
  • g. (beeldende) kunstwerken, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor telecommunicatie;
  • h. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken.

7.3 Gebruiksactiviteit
7.3.1 Nadere regels
a Niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit (woongebied - 1)

In combinatie met wonen is uitsluitend het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, moet tevens de bewoner van de woning zijn;
  • c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. er mag geen sprake zijn van het uitoefenen van een activiteit, die in Bijlage VII tot en met IX van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen (risicobedrijven).

7.3.2 Verboden
a Algemeen (woongebied - 1)
  • a. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 7.2 genoemde functies van de gronden;
  • b. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet in overeenstemming is met de in 7.3.1 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.

b Specifiek (woongebied - 1)

Het is in ieder geval verboden om gronden te gebruiken ten behoeve van:

  • a. buitenopslag;
  • b. detailhandel;
  • c. een seksinrichting;
  • d. kamerbewoning- en verhuur;
  • e. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • f. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.

7.4 Bouwactiviteit
7.4.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken staan ten dienste van de functies genoemd in 7.2;
  • b. er zijn hoofdgebouwen in de vorm van woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

7.4.2 Beoordelingsregels
a Hoofdgebouwen (woongebied - 1)

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten worden gebouwd binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
    • 1. woningen mogen worden gebouwd in de vorm van vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen, aaneengebouwde woningen en en rug-aan-rug-woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - industrielawaai' mogen geen woningen worden gebouw, tenzij het bedrijf aan de Geerstraat 3a te Winssen niet meer aanwezig is en er sprake is van een onherroepelijk omgevingsplan voor een activiteit die niet leidt tot hinderuitstraling op de hier beoogde woningen of als uit onderzoek blijkt dat er er geen hinder bestaat vanuit het bedrijf op de woningen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat:
    • 1. het maximum aantal wooneenheden in het totale plangebied ter plaatse van de functies 'Woongebied - 1', 'Woongebied - 2' en 'Woongebied - 3', als bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9, niet meer mag bedragen dan 252, waarin de woningen onder de functie 'Wonen', als bedoeld in artikel 6, niet worden meegenomen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. de minimum afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 2,0 m, behalve voor:
    • 1. aaneengebouwde woningen waarbij de minimum afstand aan beide zijden 0 m mag bedragen;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen waarbij de minimum afstand aan één zijde 0 m mag bedragen;
    • 3. rug-aan-rug-woningen waarbij de minimum afstand aan beide zijden 0 m mag bedragen;
  • e. voor de bouwdiepte van hoofdgebouwen geldt het volgende:
    • 1. de bouwdiepte van hoofdgebouwen (exclusief bijbehorende bouwwerken) in de bouwwijze 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 2. de bouwdiepte van hoofdgebouwen (exclusief bijbehorende bouwwerken) in de bouwwijze 'rug-aan-rug' mag niet meer bedragen dan 9 m (per woning);
    • 3. de bouwdiepte van hoofdgebouwen (exclusief bijbehorende bouwwerken) in de bouwwijze 'vrijstaand' mag niet meer bedragen dan 14 m;
  • f. tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' bedraagt het maximum bebouwde oppervlak (begane grondbouwlaag) van een hoofdgebouw (exclusief bijbehorende bouwwerken), al dan niet bestaande uit meerdere bouwlagen, voor:
    • 1. een vrijstaande woning 175 m2
    • 2. een twee-aaneengebouwde woning 100 m2;
    • 3. een aaneengebouwde woning 80 m2;
    • 4. een rug-aan-rug-woning 80 m2;
  • g. de minimum en maximum dakhelling bedragen 35° respectievelijk 65°, met uitzondering van een mansardedak.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wegverkeerslawaai' kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 worden verleend indien de grenswaarde van artikel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving niet wordt overschreden, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding van de standaardwaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zoveel mogelijk wordt beperkt;
    • 2. bij 1 geluidbeperkende maatregelen zijn overwogen die financieel doelmatig zijn en waartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige-, verkeerskundige-, landschappelijke of technische aard bestaan;
    • 3. het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel wordt betrokken.
    • 4. de aanvaardbaarheid van het gecumuleerd geluid is beoordeeld;
    • 5. het gezamenlijk geluid is bepaald en vastgelegd in de omgevingsvergunning.

b Bijbehorende bouwwerken (woongebied - 1)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten worden gebouwd op het achtererfgebied en zijerf;
  • b. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 % van het achtererfgebied met een maximum van 50 m2;
  • c. de maximum bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een absoluut maximum van 4,25 m;
  • d. de maximum bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m;
  • e. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende:
    • 1. de maximum oppervlakte bedraagt 4,0 m²;
    • 2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,75 m;
    • 3. de maximum bouwdiepte bedraagt 1,0 m, gerekend vanuit de gevel waaraan wordt gebouwd;
    • 4. voor zover de afmetingen van een bestaande, legaal gebouwde, bouwwerken al meer bedragen, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning (woongebied - 1)

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1,0 m achter de voorgevel en op ten minste 1,0 m van de weg of het openbaar groen bedraagt 2,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen bedraagt 1,2 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van pergola's en carports bedraagt 3,0 m.

d Bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet behorende bij een woning (woongebied - 1)

Bouwwerken, niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,5 m, behalve van palen, masten en verkeerstekens, waarvan de maximum bouwhoogte 9,0 m bedraagt;
  • b. de maximum oppervlakte van nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en abri's bedraagt 30 m2 met een maximale bouwhoogte van 3 m.

7.4.3 Afwijken van beoordelingsregels
a Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in 22.26 te verlenen in afwijking van 7.4.2 b onder b, teneinde een oppervlakte van maximaal 80 m² aan bijbehorende bouwwerken toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het betreft een bouwperceel voor een woning in de bouwwijze 'vrijstaand' of 'twee-aaneen' en een minimale perceelsoppervlakte van 500 m².
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

b Bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in 22.26 te verlenen in afwijking van 7.4.2 b onder c, teneinde een bijbehorend bouwwerk met een maximale bouwhoogte van 6,5 m toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

7.5 Omgevingsplanactiviteit
7.5.1 Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. De omgevingsvergunning bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. maximaal 45% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m2 mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
    • 4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
    • 5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

7.5.2 Dubbelbewoning
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een extra wooneenheid in een hoofdgebouw, bijgebouw, aanbouw of uitbouw te realiseren.
  • b. De omgevingsvergunning bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. het één extra wooneenheid per perceel betreft;
    • 2. het een tijdelijke wooneenheid is, voor een periode van maximaal 15 jaar;
    • 3. de extra wooneenheid wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken, met een maximum oppervlak van 80 m2;
    • 4. ingeval de extra wooneenheid een tijdelijke verplaatsbare wooneenheid betreft, dan:
      • bedraagt het maximum oppervlak 80 m2;
      • mag de maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet worden overschreden; en
      • dient er sprake te zijn van een goede stedenbouwkundige inpassing;
    • 5. de extra wooneenheid door maximaal 2 personen wordt bewoond, niet zijnde (tijdelijke en/of commerciële) bewoning van recreanten of arbeidsmigranten;
    • 6. er geen extra inrit wordt aangelegd ten behoeve van de extra wooneenheid;
    • 7. de extra wooneenheid niet kadastraal wordt afgesplitst;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden en het woongenot van omliggende gronden niet onevenredig worden belemmerd;
    • 9. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, minimaal gelijk aan dat van de hoofdwoning;
    • 10. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken na beëindiging van het gebruik van de extra wooneenheid;
    • 11. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd.

7.6 Voorwaardelijke verplichting
7.6.1 Hemelwaterberging

Het bebouwen van de gronden is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van voldoende hemelwaterberging conform de ten tijde van de vergunningverlening geldende Waterschapsverordening en de van het Omgevingsplan gemeente Beuningen onderdeel uitmakende Verordening afvoer hemel- en grondwater.

Artikel 8 Woongebied - 2

8.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Woongebied - 2.

8.2 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Woongebied - 2 heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in sublid 8.3.1 a;
  • c. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • d. parken, plantsoenen, groen- en speelvoorzieningen;
  • e. (beeldende) kunstwerken, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor telecommunicatie;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken.

8.3 Gebruiksactiviteit
8.3.1 Nadere regels
a Niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit (woongebied - 2)

In combinatie met wonen is uitsluitend het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, moet tevens de bewoner van de woning zijn;
  • c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. er mag geen sprake zijn van het uitoefenen van een activiteit, die in Bijlage VII tot en met IX van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen (risicobedrijven).

8.3.2 Verboden
a Algemeen (woongebied - 2)
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 8.2 genoemde functies van de gronden;
  • b. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet in overeenstemming is met de in 8.3.1 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.

b Specifiek (woongebied - 2)

Het is in ieder geval verboden om gronden te gebruiken ten behoeve van:

  • a. buitenopslag;
  • b. detailhandel;
  • c. een seksinrichting;
  • d. kamerbewoning- en verhuur;
  • e. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • f. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.

8.4 Bouwactiviteit
8.4.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken staan ten dienste van de functies genoemd in 8.2;
  • b. er zijn hoofdgebouwen in de vorm van woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

8.4.2 Beoordelingsregels
a Hoofdgebouwen (woongebied - 2)

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten worden gebouwd binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
    • 1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat:
    • 1. het maximum aantal wooneenheden in het totale plangebied ter plaatse van de functies 'Woongebied - 1', 'Woongebied - 2' en 'Woongebied - 3', als bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9, niet meer mag bedragen dan 252, waarin de woningen onder de functie 'Wonen', als bedoeld in artikel 6, niet worden meegenomen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

b Bijbehorende bouwwerken (woongebied - 2)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen inpandig binnen het hoofdgebouw te worden gerealiseerd;
  • b. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende:
    • 1. de maximum oppervlakte bedraagt 4,0 m2;
    • 2. de maximum bouwdiepte bedraagt 1,0 m, gerekend vanuit de gevel waaraan wordt gebouwd.

c Bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet behorende bij een woning (woongebied - 2)

Bouwwerken, niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,5 m, behalve van palen, masten en verkeerstekens, waarvan de maximum bouwhoogte 9,0 m bedraagt;
  • b. de maximum oppervlakte van nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en abri's bedraagt 30 m² met een maximale bouwhoogte van 3 m.

8.4.3 Afwijken van beoordelingsregels
a Situering bijbehorende bouwwerken (woongebied - 2)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in 22.26 te verlenen in afwijking van 8.4.2 b onder a, teneinde bijbehorende bouwwerken aanpandig of vrijstaand toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het ten behoeve van de afscherming van geluid is vanwege de hinderuitstraling van naastgelegen functies;
  • b. de maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt 50 m2;
  • c. de maximum bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een absoluut maximum van 4,25 m;
  • d. de maximum bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

8.5 Voorwaardelijke verplichting
8.5.1 Hemelwaterberging

Het bebouwen van de gronden is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van voldoende hemelwaterberging conform de ten tijde van de vergunningverlening geldende Waterschapsverordening en de van het Omgevingsplan gemeente Beuningen onderdeel uitmakende Verordening afvoer hemel- en grondwater.

Artikel 9 Woongebied - 3

9.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Woongebied - 3.

9.2 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Woongebied - 3 heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in sublid 9.3.1 a;
  • c. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • d. parken, plantsoenen, groen- en speelvoorzieningen;
  • e. (beeldende) kunstwerken, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor telecommunicatie;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken.

9.3 Gebruiksactiviteit
9.3.1 Nadere regels
a Niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit (woongebied - 3)

In combinatie met wonen is uitsluitend het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, moet tevens de bewoner van de woning zijn;
  • c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. er mag geen sprake zijn van het uitoefenen van een activiteit, die in Bijlage VII tot en met IX van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen (risicobedrijven).

9.3.2 Verboden
a Algemeen (woongebied - 3)
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 9.2 genoemde functies van de gronden;
  • b. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet in overeenstemming is met de in 9.3.1 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.

b Specifiek (woongebied - 3)

Het is in ieder geval verboden om gronden te gebruiken ten behoeve van:

  • a. buitenopslag;
  • b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. detailhandel;
  • d. een seksinrichting;
  • e. kamerbewoning- en verhuur;
  • f. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • g. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.

9.4 Bouwactiviteit
9.4.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken staan ten dienste van de functies genoemd in 9.2;
  • b. er zijn hoofdgebouwen in de vorm van woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

9.4.2 Beoordelingsregels
a Hoofdgebouwen (woongebied - 3)

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten worden gebouwd binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
    • 1. woningen mogen worden gebouwd in de vorm van vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen, aaneengebouwde woningen, rug-aan-rug-woningen en gestapelde woningen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat:
    • 1. het maximum aantal wooneenheden in het totale plangebied ter plaatse van de functies 'Woongebied - 1', 'Woongebied - 2' en 'Woongebied - 3', als bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9, niet meer mag bedragen dan 252, waarin de woningen onder de functie 'Wonen', als bedoeld in artikel 6, niet worden meegenomen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. de minimum afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 2,0 m, behalve voor:
    • 1. aaneengebouwde woningen waarbij de minimum afstand aan beide zijden 0 m mag bedragen;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen waarbij de minimum afstand aan één zijde 0 m mag bedragen;
    • 3. rug-aan-rug-woningen waarbij de minimum afstand aan beide zijden 0 m mag bedragen;
  • e. voor de bouwdiepte van hoofdgebouwen geldt het volgende:
    • 1. de bouwdiepte van hoofdgebouwen (exclusief bijbehorende bouwwerken) in de bouwwijze 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 2. de bouwdiepte van hoofdgebouwen (exclusief bijbehorende bouwwerken) in de bouwwijze 'rug-aan-rug' mag niet meer bedragen dan 9 m (per woning);
    • 3. de bouwdiepte van hoofdgebouwen (exclusief bijbehorende bouwwerken) in de bouwwijze 'vrijstaand' mag niet meer bedragen dan 14 m;
  • f. tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' bedraagt het maximum bebouwde oppervlak (begane grondbouwlaag) van een hoofdgebouw (exclusief bijbehorende bouwwerken), al dan niet bestaande uit meerdere bouwlagen, voor:
    • 1. een vrijstaande woning 175 m2;
    • 2. een twee-aaneengebouwde woning 100 m2;
    • 3. een aaneengebouwde woning 80 m2;
    • 4. een rug-aan-rug-woning 80 m2.
  • g. de minimum en maximum dakhelling bedragen 35° respectievelijk 65°;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wegverkeerslawaai' kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 worden verleend indien de grenswaarde van artikel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving niet wordt overschreden, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding van de standaardwaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zoveel mogelijk wordt beperkt;
    • 2. bij 1 geluidbeperkende maatregelen zijn overwogen die financieel doelmatig zijn en waartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige-, verkeerskundige-, landschappelijke of technische aard bestaan;
    • 3. het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel wordt betrokken.
    • 4. de aanvaardbaarheid van het gecumuleerd geluid is beoordeeld;
    • 5. het gezamenlijk geluid is bepaald en vastgelegd in de omgevingsvergunning.

b Bijbehorende bouwwerken (woongebied - 3)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en aaneengebouwde woningen moeten worden gebouwd op het achtererfgebied en zijerf, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken 50 % van het achtererfgebied met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    • 2. de maximum bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een absoluut maximum van 4,25 m;
    • 3. de maximum bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken 3,5 m bedraagt;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij rug-aan-rug-woningen en gestapelde woningen moeten ter plaatse van het bouwvlak inpandig binnen het hoofdgebouw of in de vorm van een gemeenschappelijke bergingengebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximum goothoogte 3,0 m bedraagt;
    • 2. de maximum bouwhoogte 4,0 m bedraagt.
  • c. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende:
    • 1. de maximum oppervlakte bedraagt 4,0 m²;
    • 2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,75 m;
    • 3. de maximum bouwdiepte bedraagt 1,0 m, gerekend vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt;

c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning (woongebied - 3)

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1,0 m achter de voorgevel en op ten minste 1,0 m van de weg of het openbaar groen bedraagt 2,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen bedraagt 1,2 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van pergola's en carports bedraagt 3,0 m.

d Bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet behorende bij een woning (woongebied - 3)

Bouwwerken, niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,5 m, behalve van palen, masten en verkeerstekens, waarvan de maximum bouwhoogte 9,0 m bedraagt;
  • b. de maximum oppervlakte van nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en abri's bedraagt 30 m² met een maximale bouwhoogte van 3 m.

9.4.3 Afwijken van beoordelingsregels
a Oppervlakte bijbehorende bouwwerken (woongebied - 3)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in 22.26 te verlenen in afwijking van 9.4.2 b onder a, teneinde een oppervlakte van maximaal 80 m² aan bijbehorende bouwwerken toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het betreft een bouwperceel voor een woning in de bouwwijze 'vrijstaand' of 'twee-aaneen' en een minimale perceelsoppervlakte van 500 m²;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

b Bouwhoogte bijbehorende bouwwerken (woongebied - 3)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in 22.26 te verlenen in afwijking van 9.4.2 b onder a, teneinde een bijbehorend bouwwerk met een maximale bouwhoogte van 6,5 m toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

9.5 Omgevingsplanactiviteit
9.5.1 Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. De omgevingsvergunning bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. maximaal 45% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m2 mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
    • 4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
    • 5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

9.5.2 Dubbelbewoning
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een extra wooneenheid in een hoofdgebouw, bijgebouw, aanbouw of uitbouw te realiseren.
  • b. De omgevingsvergunning bedoeld onder a wordt alleen verleend indien:
    • 1. het één extra wooneenheid per perceel betreft;
    • 2. het een tijdelijke wooneenheid is, voor een periode van maximaal 15 jaar;
    • 3. de extra wooneenheid wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken, met een maximum oppervlak van 80 m2;
    • 4. ingeval de extra wooneenheid een tijdelijke verplaatsbare wooneenheid betreft, dan:
      • bedraagt het maximum oppervlak 80 m2;
      • mag de maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet worden overschreden; en
      • dient er sprake te zijn van een goede stedenbouwkundige inpassing;
    • 5. de extra wooneenheid door maximaal 2 personen wordt bewoond, niet zijnde (tijdelijke en/of commerciële) bewoning van recreanten of arbeidsmigranten;
    • 6. er geen extra inrit wordt aangelegd ten behoeve van de extra wooneenheid;
    • 7. de extra wooneenheid niet kadastraal wordt afgesplitst;
    • 8. de gebruiksmogelijkheden en het woongenot van omliggende gronden niet onevenredig worden belemmerd;
    • 9. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, minimaal gelijk aan dat van de hoofdwoning;
    • 10. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken na beëindiging van het gebruik van de extra wooneenheid;
    • 11. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd.

9.6 Voorwaardelijke verplichting
9.6.1 Hemelwaterberging

Het bebouwen van de gronden is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van voldoende hemelwaterberging conform de ten tijde van de vergunningverlening geldende Waterschapsverordening en de van het Omgevingsplan gemeente Beuningen onderdeel uitmakende Verordening afvoer hemel- en grondwater.

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies

Artikel 10 Toepassingsbereik

De regels in dit hoofdstuk gelden in aanvulling op en indien dit nader is bepaald in afwijking van de regels in Hoofdstuk 2.

Artikel 11 Aanvraagvereisten

  • a. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    • 1. het bepaalde in artikel 22.284 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden in dit plan; en
    • 2. het bepaalde in 22.286 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit inhoudende een gebruiksactiviteit of een bouwactiviteit in dit plan.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de aan de omgevingsvergunning verbonden beoordelingsregels.

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Bestaande maatvoering

Het in stand houden van bouwwerken waarvan de maatvoering afwijkt van het bepaalde in dit plan is toegestaan indien de bestaande maatvoering bestond op het moment dat dit artikel in werking is getreden en het bouwwerk is gerealiseerd overeenkomstig een daartoe verleende omgevingsvergunning.

Artikel 14 Parkeren

14.1 Beoordelingsregel parkeren op eigen terrein

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 wordt voor een bouwwerk, uit het gebruik waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid voortvloeit, alleen verleend, indien op het bijbehorende bouwperceel in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

14.2 Afwijken beoordelingsregel parkeren op eigen terrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 te verlenen in afwijking van 14.1 indien:

  • a. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
  • b. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

Hoofdstuk 4 Regels ter bescherming van waarden en objecten

Artikel 15 Overige zone - attentiegebied archeologisch onderzoek

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied archeologisch onderzoeksgebied' zijn gronden gelegen ter plaatse waarvan archeologisch onderzoek is gestart maar nog niet is afgerond.

Artikel 16 Vrijwaringszone molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding ''vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' geldt, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, dat die gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de molenbiotoop.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3.

17.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen als Waarde - Archeologie 2.

17.3 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waarde - Archeologie 2 heeft mede als functie de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden. Het gaat hierbij om waardevolle archeologische terreinen, historische dorpskern, oude woongronden, huisterpen en overige terreinen van archeologisch belang.

17.4 Bouwactiviteit
17.4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit lid zijn van toepassing indien geen sprake is van één van de volgende situaties:

  • a. vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder maaiveld niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
  • b. het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
  • c. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  • d. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
17.4.2 Aanvullende beoordelingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 te verlenen mits bij de aanvraag een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:

  • a. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
  • c. er geen archeologische waarden zijn.

17.4.3 Aanvullende vergunningvoorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het laten doen van opgravingen volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).

17.5 Omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden
17.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, saneren, onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van de bodem hoger dan 0,3 m;
  • c. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • j. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.

17.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 17.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in 17.4.2 in acht is genomen;
  • b. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  • c. die worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • d. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • e. die niet dieper reiken dan 0,3 m beneden het bestaande maaiveld;
  • f. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie;
  • g. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

17.5.3 Aanvraagvereisten
  • a. voorafgaand aan de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.5.1 wordt voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval vooraf archeologisch advies ingewonnen bij de door het bevoegd gezag aangewezen archeologisch deskundige;
  • b. bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.5.1 wordt voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval een archeologisch rapport overgelegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.

17.5.4 Vergunningvoorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in 17.5.1 kan het bevoegd gezag in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het laten doen van opgravingen volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).

17.5.5 Beoordelingsregels
  • a. voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.5.1 vraagt het bevoegd gezag advies aan een archeologisch deskundige;
  • b. de omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 4

18.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3.

18.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen als Waarde - Archeologie 4.

18.3 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waarde - Archeologie 4 heeft mede als functie de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting.

18.4 Bouwactiviteit
18.4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit lid zijn van toepassing indien geen sprake is van één van de volgende situaties:

  • a. vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder maaiveld niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
  • b. het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
  • c. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 250 m2;
  • d. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
18.4.2 Aanvullende beoordelingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 te verlenen mits bij de aanvraag een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:

  • a. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
  • c. er geen archeologische waarden zijn.

18.4.3 Aanvullende vergunningvoorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het laten doen van opgravingen volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).

18.5 Omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden
18.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, saneren, onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van de bodem hoger dan 0,3 m;
  • c. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • j. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.

18.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 18.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in 18.4.2 in acht is genomen;
  • b. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  • c. die worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • d. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • e. die niet dieper reiken dan 0,3 m beneden het bestaande maaiveld;
  • f. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie;
  • g. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

18.5.3 Aanvraagvereisten
  • a. voorafgaand aan de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.5.1 wordt voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval vooraf archeologisch advies ingewonnen bij de door het bevoegd gezag aangewezen archeologisch deskundige;
  • b. bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.5.1 wordt voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval een archeologisch rapport overgelegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.

18.5.4 Vergunningvoorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in 18.5.1 kan het bevoegd gezag in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het laten doen van opgravingen volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).

18.5.5 Beoordelingsregels
  • a. voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.5.1 vraagt het bevoegd gezag advies aan een archeologisch deskundige;
  • b. de omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 19 Waterstaat - Waterlopen

19.1 Voorrangsbepaling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3.

19.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0209.TAMWinssenZuidF1-ow01 is aangewezen als Waterstaat - Waterlopen.

19.3 Gebruiksdoelomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waterstaat - Waterlopen heeft mede als functie waterhuishouding en waterstaat.

19.4 Bouwactiviteit
19.4.1 Aanvullende beoordelingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 te verlenen indien ter plaatse van de locatie aangewezen als Waterstaat - Waterlopen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de gebruiksdoelomschrijving in artikel 19.3, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan.

19.4.2 Afwijken van beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 te verlenen in afwijking van 19.4.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende functie toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie en de waterkering geen bezwaar bestaat. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 5 Overgangsregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
20.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

20.1.2 Maatwerkvoorschrift

Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift eenmalig afwijken van het bepaalde in 20.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 20.1.1 met maximaal 10%.

20.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 20.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling.

20.2 Overgangsrecht gebruik
20.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in 20.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 20.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 20.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.