direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Ontsluiting Zonnepark Het Broek Beuningen
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.OVZnnprkBroekOntsl-ow01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voor de realisatie van Zonnepark Het Broek, op een agrarisch perceel ten zuiden van de Elsenpas in Beuningen, is in 2021 een omgevingsvergunning verleend. Hierin is vermeld dat er geen nieuwe wegen aangelegd hoeven te worden. De ontsluiting van het zonnepark is voorzien via het bestaande pad over het perceel Wilhelminalaan 81 op de Wilhelminalaan. Aanvullend blijkt nu de aanleg van een toegangsweg van de Elsenpas naar het zonnepark noodzakelijk voor het beheer van het zonnepark door netbeheerder Liander.

Voor het aanleggen van verharding, ten behoeve van een zonnepark, met een oppervlakte van meer dan 200 m2, geldt op grond van het geldende bestemmingsplan geen aanlegvergunning. Zodoende is de uitgebreide omgevingsvergunningprocedure van toepassing. De omgevingsvergunning moet gepaard gaan met een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin diverse milieu- en omgevingsaspecten worden afgewogen. In het voorliggende document wordt hieraan invulling gegeven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ligging projectgebied

Het projectgebied, kadastraal bekend als gemeente Beuningen, sectie F, nr. 10 (deels) en nr. 39 (deels), is onderdeel van de gronden die behoren tot het gebied 'Het Broek', in het buitengebied van Beuningen. Navolgende afbeeldingen tonen globaal de ligging en begrenzing van het projectgebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.OVZnnprkBroekOntsl-ow01_0001.jpg"
Globale ligging projectgebied ontsluiting zonnepark (rode omkadering)

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.OVZnnprkBroekOntsl-ow01_0002.jpg"
Globale begrenzing projectgebied ontsluiting zonnepark (rode omkadering)

2.2 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied', dat de gemeenteraad heeft vastgesteld op 1 augustus 2012. De gronden ter plaatse van de beoogde ontsluiting zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Op grond van het bestemmingsplan is een aanlegvergunning nodig voor het aanbrengen van oppervlakte verhardingen van meer dan 200 m2. De ontsluitingsweg heeft een oppervlakte van meer dan 200 m2. Een aanlegvergunning kan alleen verleend worden als de ontsluiting noodzakelijk is ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. De ontsluiting is echter ten behoeve van het zonnepark en zodoende kan hiervoor geen aanlegvergunning worden gerealiseerd. Een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure is zodoende van toepassing.

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie

3.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie is reeds een onverharde landweg aanwezig. De landweg loopt langs de noordzijde van het projectgebied van het zonnepark en takt aan op de Elsenpas. De onverharde landweg is in eigendom van de gemeente en kent meerdere gebruikers. Het pad wordt bijvoorbeeld ook gebruikt door Staatsbosbeheer om het aangrenzende bosperceel te bereiken en te onderhouden.

3.2 Toekomstige situatie

Het bestaande onverharde pad wordt vanaf de Elsenpas tot het zonnepark verhard en vanaf daar verlengd, zodat deze doorloopt tot het transformatorstation ten behoeve van het zonnepark. Ter hoogte van de transformatorstation wordt een opstelplaats voor zwaar transport gerealiseerd. Het pad zal door netbeheerder Liander gebruikt worden voor onderhoudswerkzaamheden aan het transformatorstation. Dit vindt eens per jaar plaats en in geval van een calamiteit.

Het betreft een semi verhard pad, van 4,5 m breed, bestaande uit grastegels. Door de toepassing van grastegels betreft het een semi verhard pad die, anders dan een geasfalteerd of volledig beklinkerde toegangsweg, deels opgaat in de omgeving. De ondergrond dient ten behoeve van Liander 20 ton te kunnen dragen en in geval van calamiteiten, ten behoeve van de brandweer, een totaalgewicht van 30 ton en 11,5 ton aslast. Op navolgende tekeningen zijn het pad en de opstelplaats zichtbaar, evenals de doorsnede van het pad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.OVZnnprkBroekOntsl-ow01_0003.jpg"
Impressie te verharden ontsluiting ten behoeve van Zonnepark Het Broek, zie ook bijlage 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.OVZnnprkBroekOntsl-ow01_0004.jpg"
Impressie doorsnede te verharden ontsluiting, zie ook bijlage 3

Langs het bestaande pad loopt een c-watergang. Dit type watergang heeft geen onderhoudsstrook. Vanwege de verlenging van het pad naar het transformatorstation, zal de c-watergang worden doorkruist. Zodoende wordt in de c-watergang, conform de criteria en voorwaarden van de algemene regel 'WT 7 Dam met duiker' van het waterschap, een duiker geplaatst. De algemene regel is opgenomen in bijlage 4 Een melding bij het waterschap voor het aanleggen van de duiker volstaat.

Het bestaande pad is in eigendom van de gemeente en wordt ook door de gemeente onderhouden, door het één maal per jaar te maaien. Dit blijft zo. De beoogde grastegels kunnen ook worden gemaaid, door het mes van de maaier iets hoger boven de grond af te stellen. De intensiteit van het maaien is afhankelijk van het gewenste beeld. Vergelijkbaar met de bestaande situatie zal, bij hoog gras, de maai intensiteit beperkt zijn.

Het bestaande deel van het pad kent meerdere gebruikers. De toegang van het pad voor de andere gebruikers blijft gegarandeerd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt keuzes te maken. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.

De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:

  • Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de prioriteiten uit de NOVI. De NOVI vormt geen belemmering voor dit plan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het beleid, zoals beschreven in de voorganger van de NOVI, oftewel de SVIR. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Het BKL wordt de uitwerking, in regelgeving, van het beleid dat in de NOVI staat. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is, is het Barro nog van toepassing.

In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Planspecifiek
Voor onderhavig projectgebied zijn geen specifieke doelstellingen geformuleerd. Het Barro is niet specifiek van toepassing op het plangebied.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Met de ladder voor duurzame verstedelijking kiest het Rijk ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden waarin de nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag wordt aangetoond. De ladder voor duurzame verstedelijking – die oorspronkelijk uit drie treden bestond – is in 2017 vereenvoudigd en als volgt omschreven:

“De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.”

Planspecifiek
Onderhavig initiatief betreft de aanleggen van verharding ten behoeve van de ontsluiting van een reeds vergund zonnepark. Daarmee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en hoeft niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal beleid

Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de 'Omgevingsvisie Gaaf Gelderland' vastgesteld. De bijbehorende geactualiseerde 'Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023)' hebben de Provinciale Staten op 21 december 2022 vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren.

De Omgevingsvisie en -verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie twee keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast.

4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De wereld verandert ingrijpend en er komt veel op de inwoners van Gelderland af. Het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking in combinatie met krimp, toenemende mobiliteit, digitalisering, internationalisering. Deze zaken vragen stevige antwoorden en oplossingen als investering in de toekomst. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. Er moeten samen keuzes gemaakt worden over de voorliggende vraagstukken en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. In onderling overleg zoeken naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden. Daarom zet de provincie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

Het energievraagstuk is een wereldwijd vraagstuk. Het gaat aan niemand voorbij en raakt iedereen, ook in Gelderland. 'Oude' manieren van energie opwekken en gebruiken hebben teveel negatieve effecten en passen niet meer. Nieuwe manieren zijn nodig. Het streven van de provincie is dat Gelderland in 2050 volledig klimaatneutraal is.

Planspecifiek
De aanleg van verharding ten behoeve van de ontsluiting van een reeds vergund zonnepark is noodzakelijk voor het functioneren van het zonnepark. Zodat op duurzame wijze energie kan worden opgewekt en een bijdrage wordt geleverd aan de provinciale duurzaamheidsdoelstellingen.

4.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

Planspecifiek
Het projectgebied is gelegen in 'Waardevol open gebied'. In artikel 2.55 van de omgevingsverordening is de instructieregel opgenomen dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een 'Waardevol open gebied' geen bestemming mogelijk mag maken die de openheid aantast. De aanleg van verharding, ten behoeve van de ontsluiting van een reeds vergund zonnepark, vind op bodemniveau plaats en vormt zodoende geen belemmering voor de doorkijk en het ervaren van de openheid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Beuningen

De gemeentebrede Omgevingsvisie is op 21 december 2021 vastgesteld. De Omgevingsvisie is een integrale en lange termijn visie tot 2040 over de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de gemeente Beuningen. Het motto van de Omgevingsvisie bestaat uit de kernwaarden van de gemeente: verbinding, betrokkenheid en mooi plekje.

De Omgevingsvisie richt zich op 5 ambities. Deze ambities zijn gebaseerd op de analyse van de trends en ontwikkelingen en de beleidsanalyse, zoals die zijn opgenomen in de Notitie van Uitgangspunten Omgevingsvisie Beuningen. De ambities laten zien welke onderwerpen de gemeente belangrijk vindt en waaraan de gemeente de komende jaren, in gezamenlijkheid met inwoners, organisaties, de regio en overige partners, wil werken. Bij het werken aan de toekomst van Beuningen worden de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden beschermd. Deze waarden zijn het uitgangspunt bij ontwikkelingen, samen met de kernwaarden uit het motto.

De vijf ambities voor de fysieke leefomgeving in de komende jaren zijn:

  • Beuningen heeft voldoende woningen en voldoende bereikbare voorzieningen op de juiste plek, waardoor we leefbare kernen hebben;
  • Beuningen is gezond, inclusief en veilig;
  • Beuningen is energieneutraal en klimaatbestendig;
  • Beuningen heeft een schone leefomgeving met een waterkwaliteit, bodemkwaliteit en luchtkwaliteit die voldoen aan de normen. Ook heeft Beuningen zo min mogelijk hinder van geluid, geur, licht en omgevingsrisico’s. Beuningen streeft naar vergroting van de biodiversiteit;
  • Beuningen is ondernemend en uitnodigend.


Planspecifiek
Op basis van de omgevingsvisie ligt het projectgebied in het deelgebied ‘Kommen’. Dit deelgebied kent in de omgevingsvisie twee speerpunten: behoud openheid en behoud agrarische functies. De beoogde verharding, ten behoeve van de ontsluiting van het zonnepark, wordt op bodemniveau aangelegd en vormt zodoende geen belemmering voor de doorkijk en het ervaren van de openheid. Wat betreft het behoud van de agrarische functies geldt dat het zonnepark reeds is vergund en dat na afloop van de vergunningsperiode het voormalige agrarische grondgebruik weer mogelijk is. De onderhavige beoogde verharding van het gedeelte van het bestaande onverharde pad vanaf de Elsenpas tot het zonnepark vormt hiertoe geen belemmering. De beoogde verlenging van het pad op het zonnepark kan bij afbraak van het zonnepark eenvoudig worden verwijderd, om het terrein in haar oorspronkelijke staat terug te brengen.

4.3.2 Energievisie Beuningen

De energievisie ‘Energiek Beuningen’, zoals de gemeenteraad deze heeft vastgesteld op 24 januari 2017, maakt duidelijk waar de gemeente staat, wat de opgave is om uiteindelijk in 2040 energieneutraal te worden en hoe de Beuningse gemeenschap de komende jaren meters gaat maken op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. De nationale en Gelderse ambitie zijn om in 2050 nagenoeg energieneutraal te zijn. De gemeente Beuningen kan extra ambitieus zijn, door in te zetten op 2040, omdat zij een grote voorsprong heeft, dankzij de afvalenergiecentrale ARN in Weurt. ARN produceert op grote schaal duurzame energie (elektriciteit, warmte en biogas).

De gemeente Beuningen wil de verduurzaming van de energievoorziening versnellen door:

  • Aan te zetten tot energie besparen bij bedrijven;
  • Kleinschalige productie van duurzame energie bij bedrijven en woningen te stimuleren;
  • Grootschalige productie van duurzame energie mogelijk te maken.

Met de grootschalige productie van duurzame elektriciteit kan Beuningen in 2040 energieneutraal worden. Het gaat om 75 miljoen kWh (631 TJ) waarbij verondersteld is dat de ARN bio-energie blijft produceren op het huidige niveau van 80 miljoen kWh. Invulling wordt mogelijk geacht met wind, zon en bio-energie. Het landelijk gebied leent zich bij uitstek, mits dit niet in conflict is met vigerend beleid en belangen, voor het op grote schaal produceren van duurzame energie. Voor grootschalige opwekking van duurzame energie is in potentie ruimte in de gemeente Beuningen. In het bijzonder ten zuiden van de snelweg A73.

Planspecifiek
Op het gebied van grootschalige opwekking van duurzame elektriciteit is de productie van 75 miljoen kWh benodigd, opdat de gemeente Beuningen in 2040 energieneutraal is. Middels de realisatie van het reed vergunde 'Zonnepark Het Broek' wordt een bijdrage geleverd aan de benodigde productie van duurzame energie. De aanleg van de beoogde verharding ten behoeve van de ontsluiting van dit zonnepark is noodzakelijk voor onderhoudswerkzaamheden door netbeheerder Liander.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Verkeer & parkeren

De beoogde ontsluiting van het zonnepark kent geen voertuigaantrekkende werking, behalve voor onderhoudswerkzaamheden aan het transformatorstation bij het zonnepark, door netbeheerder Liander. Dit vindt eens per jaar plaats en in geval van een calamiteit.

De aanleg van openbare parkeerplaatsen is niet nodig, omdat het onderhoudspad en de opstelplaats kunnen worden gebruikt voor het parkeren van een onderhoudsvoertuig.

5.2 Bodem

De Wet bodembescherming verlangt inzicht in de bodemkwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Planspecifiek
De beoogde semi verharde ontsluiting van het zonnepark op de Elsenpas is niet aan te merken als een gevoelige functie in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In de ruimtelijke procedure bestaat daarom geen rechtstreekse verplichting voor het uitvoeren van een bodemonderzoek of bodemsanering (artikel 3.1.6 Bro).

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.3 Geluid

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) en het daaraan hangende Besluit geluidhinder (Bgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen en industrieterreinen, waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen, voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied, waar een toetsing uitgevoerd moet worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

In het geval er nieuwe objecten worden gerealiseerd, mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde moeten maatregelen getroffen worden, om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.

Planspecifiek
De beoogde semi verharde ontsluiting van het zonnepark op de Elsenpas is geen geluidgevoelige bestemming zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Ook is de beoogde ontsluitingsweg geen zoneplichtige weg, omdat het een snelheidsregime kent van 30 km/uur of lager. Vanuit de Wet geluidhinder gelden geen belemmeringen voor de beoogde realisatie van de ontsluiting.

5.4 Milieuzonering

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. Doorgaans wordt daarvoor de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd.

Planspecifiek
Het onderhavige initiatief voorziet niet in de realisatie van milieugevoelige functies zoals woningen of milieuhinderlijke functies zoals bedrijven en voorzieningen. Milieuhinder van een weg betreft wegverkeerslawaai. Deze aspect is in paragraaf 5.3 getoetst.

Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.5 Luchtkwaliteit

Op grond van de Wet milieubeheer moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen getoetst worden aan de Wet luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling mag volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsbeleid Luchtkwaliteit (NSL);
  • de ontwikkeling wordt aangemerkt als een NIBM-project;
  • de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit worden niet overschreden;
  • projectsaldering kan worden toegepast.

Een project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en de PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Planspecifiek
De voorgenomen aanleg van een ontsluitingsweg ten behoeve van Zonnepark Het Broek, kent met uitzondering van verkeer in verband met onderhoudswerkzaamheden door Liander, geen voertuigbewegingen vanwege het zonnepark. Zodoende kan met voldoende zekerheid worden gesteld dat de ontwikkeling 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom niet benodigd.

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, waaronder de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen. In het kader van de voorliggende ontwikkeling is op basis van de risicokaart onderzocht of er relevante risicobronnen in de directe nabijheid van het projectgebied aanwezig zijn.

Planspecifiek
De beoogde ontsluiting is geen gevoelige bestemming en over het pad vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. De beoogde ontsluitingsweg vormt derhalve geen risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving en is zelf geen kwetsbaar object voor risicobronnen uit de omgeving.

Ook de aardgastransportleiding, die in de nabijheid is gelegen, veroorzaakt geen risico's. De ontsluiting is conform de eisen van de Gasunie op voldoende afstand gelegen.

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.7 Ecologie

Bij de ontwikkeling van de gronden tot zonnepark, moet rekening worden gehouden met het voorkomen van beschermde planten- en dierensoorten. Als de voorgenomen ingreep leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen betreffende beschermde soorten, dan moet worden nagegaan of er een vrijstelling geldt of een ontheffing moet worden verkregen.

Planspecifiek

Soortenbescherming
De beoogde ontsluiting is deels een bestaande ontsluiting en het te verlengen gedeelte is reeds onderzocht in de quickscan Wet natuurbescherming ten behoeve van de aanleg van het zonnepark (kenmerk: BE/2020/553/r, d.d. 18 augustus 2020) uitgevoerd in het projectgebied. Op basis hiervan is gebleken dat de ontwikkeling van het zonnepark uitvoerbaar is in het kader van de Wet Natuurbescherming. Het projectgebied heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten.

Gebiedsbescherming
Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde natuurgebied is het Natura 2000-gebied Rijntakken, op circa 3,8 km van het projectgebied. Gelet op de afstand tot het gebied is externe werking op het omliggende Natura 2000-gebied niet uit te sluiten. Er is daarom een stikstofdepositieberekening voor de aanlegfase uitgevoerd, zie bijlage Uit de berekeningen blijkt dat in de aanlegfase de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar.

Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.8 Water

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij o.a. bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen afwijking bestemmingsplan. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen en besluiten meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. In een ruimtelijk plan moet voldoende rekening zijn gehouden met water en watervoorzieningen. Het beoogde ruimtegebruik mag geen negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie en vice versa. Dit moet zijn onderzocht en onderbouwd in de waterparagraaf van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing.

Het projectgebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Versterken, verbinden, vergroenen'. Daarnaast geeft het waterschap in het kader van de Waterwet vergunningen af voor de lozing van afvalwater op oppervlaktewater en in het kader van de Keur ontheffingen voor ingrepen in/nabij watergangen en waterkeringen.

Het gemeentelijk waterbeleid is vastgelegd in het 'Gemeentelijk Riool- en Waterplan'. Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor afvalwater, het afvloeiend hemelwater en het grondwater beschreven.

Planspecifiek

Oppervlakte water
Langs het bestaande pad loopt een c-watergang. Dit type watergang heeft geen onderhoudsstrook. Vanwege de verlenging van het pad naar het transformatorstation, zal de c-watergang worden doorkruist. Zodoende wordt in de c-watergang, conform de criteria en voorwaarden van de algemene regel 'WT 7 Dam met duiker' van het waterschap, een duiker geplaatst. De algemene regel is opgenomen in bijlage 4. Een melding bij het waterschap voor het aanleggen van de duiker volstaat.

Grondwater
Het projectgebied ligt niet in een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.

Hemelwater
De ontsluiting wordt aangelegd als semi verhard pad. Het pad is zodanig opgebouwd dat het regenwater deels kan infiltreren in de bodem. De nieuwe toegangsweg heeft een oppervlakte van circa 2.000 m2. Hierop kan de eenmalige vrijstelling landelijk gebied van het waterschap, voor 1.500 m2 worden toegepast, omdat hiervan nog niet eerder gebruik is gemaakt. Zodoende blijft 500 m2 te compenseren oppervlak over. Deze compensatie vindt plaats in het kader van het reeds vergunde zonnepark. Onderdeel hiervan is de aanleg van een B-watergang met een natuurvriendelijke oever.

Het waterschap hanteert een norm van 436 m3 per hectare verhard oppervlak, met een peilopzet van 30 cm boven zomerpeil. Met de benodigde compensatie van 500 m2 en 436 m3 per hectare verhard oppervlakte en rekening houdend met pijlstijging van 0,3 m is (36 /10.000 * 500 =) 21,8 m3 waterberging nodig. Dat komt overeen met een wateroppervlak van circa (21,8 / 0,3 =) 73 m2. Hieraan wordt middels de aanleg van de B-watergang, over de volle lengte van het perceel van het zonnepark, voldaan.

Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.9 Archeologie

Op grond van de Erfgoedwet en het Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Planspecifiek
Op basis van het 'Parapluplan Archeologie' is het projectgebied voorzien is van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 6'. Bij bodemverstoringen van respectievelijk 100 m2 en 5.000 m2, die dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld, is sprake van een onderzoeksverplichting. Ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling wordt het dieptecriterium van 0,3 m niet overschreden. Zodoende is archeologisch onderzoek niet nodig. De grastegels hebben een dikte van 3-5 cm. De puinverharding wordt 20 cm dik en daaronder komt een worteldoek.

Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

5.10 Leidingen

Naast de beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het projectgebied aanwezig zijn, die van invloed zijn op de planvorming, zoals planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen.

Planspecifiek
Nabij het projectgebied loopt een aardgastransportleiding van Gasunie. In het geldende bestemmingsplan is aan weerszijden, van de hartlijn, van de buisleiding een strook van 5,0 m aangeduid. Het beoogde pad komt om ruim 15,0 m van de buisleiding.

In de directe nabijheid van het projectgebied zijn geen andere planologisch relevante leidingen c.q. verbindingen aanwezig.

Het aspect 'leidingen' vormt door de vrij gehouden zone, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) minimaal inzicht worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Gelet op het voorgaande zal in het kader van de voorgenomen ontwikkeling een privaatrechtelijke overeenkomst (anterieure overeenkomst) gesloten moeten worden tussen de gemeente en de initiatiefnemer, waarin onder andere het kostenverhaal is verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit overleg plegen met diverse betrokken instanties, waaronder het waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland. In dit kader wordt de ruimtelijke onderbouwing voorgelegd aan de vaste overlegpartners.

6.2.2 Zienswijzen

In het kader van de uitgebreide Wabo-procedure wordt de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. De ontwerp-omgevingsvergunning zal gedurende zes weken voor een ieder ter inzage worden gelegd.