direct naar inhoud van 3.1 Europees en rijksbeleid
Plan: Zuidelijke Structuurweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPzstructuurweg-vadf

3.1 Europees en rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Het gaat om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. In de Nota staan de hoofdlijnen van beleid aangegeven. In de Nota staat ‘ruimte voor ontwikkeling’ centraal en gaat het kabinet uit van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Deze Nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Voor het onderhavige projectgebied kent de Nota Ruimte geen specifieke uitgangspunten.

3.1.2 Nota Mobiliteit

In de Nota Mobiliteit geeft het Rijk aan dat zaken, die voornamelijk een regionale beleidscomponent hebben, door de regio moeten worden uitgewerkt en vastgelegd. Het Rijk vraagt aan de decentrale overheden aandacht voor de uitvoering van essentiële beleidsonderdelen. Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen zijn de belangrijkste beleidsonderdelen;

  • de integratie van het beleid voor ruimtelijke ordening met het beleid voor verkeer, vervoer en economie;
  • het verbeteren van de betrouwbaarheid van het regionaal wegennet en het leveren van informatie over reistijden aan weggebruikers;
  • het laten aansluiten van het netwerk van openbaar vervoer bij het specifieke karakter van de regio in één samenhangend netwerk van trein, (streek)bus en aanvullend openbaar vervoer.
  • het zorgen voor een netwerk van veilige en comfortabele fietsroutes en het zorgen voor voldoende stallingsvoorzieningen;
  • het uitwerken van de verkeersveiligheidsdoelen met bestuurlijke en maatschappelijke partners in regionale maatregelenpakketten, waarbij zowel op gedrag, voertuig als infrastructuur wordt ingezet.

In de Nota Mobiliteit wordt vervolgens met name ingegaan op de hoofdinfrastructuur. De Zuidelijke Structuurweg behoort niet tot de hoofdinfrastructuur. Wel kan worden gesteld dat de verkeersveiligheid zal worden verhoogd door de geprojecteerde weg. Immers het verkeer wordt deels uit de woonwijken gehaald.

3.1.3 Duurzaam Veilig

In 1997 is in overleg tussen V&W, IPO, SKVV, VNG en UvW het principe Duurzaam Veilig geïntroduceerd. Een ambitieuze visie die vraagt om een overtuigende en energieke inzet van gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk.

De kenmerken van een Duurzaam Veilig vervoers- en verkeerssysteem zijn:

  • een omgeving die qua infrastructuur aangepast is aan de beperking van de menselijke vermogens;
  • voertuigen die voorzien zijn van middelen om de taken van mensen te vereenvoudigen en die geconstrueerd zijn om de kwetsbare mens zo goed mogelijk te beschermen;
  • verkeersdeelnemers die adequaat worden opgeleid en geïnformeerd.

In het kader van duurzaam veilig wordt een onderscheid gemaakt in diverse typen wegen. De Zuidelijke Structuurweg kan worden aangemerkt als een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Voor dergelijke wegen gelden ten aanzien van het wegvak de volgende inrichtingseisen:

  • 2x1 rijbaan met mogelijkheid tot uitbreiding naar 2x2;
  • Ontwerp- en maximum snelheid 80 km/uur;
  • Scheiding van rijrichtingen in de vorm van een moeilijk overrijdbare strook of dubbele asmarkering;
  • Volledig geslotenverklaring voor het langzaam (gemotoriseerd) verkeer. Het langzaam verkeer wordt gescheiden van het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld, bijvoorbeeld via parallelle erftoegangswegen;
  • Oversteken van de gebiedsontsluitingswegen ongelijkvloers of bij kruispunten;
  • Geen erfaansluitingen;
  • Beperkt aantal aansluitingen van erftoegangswegen;
  • Parkeren: niet aanliggend;
  • Obstakelvrije zone van 4,50m tot 6m;
  • Eventueel OV-halteplaatsen in havens.

Bij gebiedsontsluitingswegen geldt voor kruispunten dat het oversteken zoveel mogelijk geconcentreerd moet worden door erfaansluitingen, via bijvoorbeeld een parallelweg, aan te sluiten op een beperkt aantal locaties. Op deze locaties zijn voorzieningen ter beveiliging van de oversteek noodzakelijk.

Duurzaam Veilig adviseert voorts om op kruispunten van twee gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom een rotonde of voorrangskruispunt met verkeersregelinstallatie aan te leggen. Voor de aansluiting van een erftoegangsweg op een gebiedsontsluitingsweg adviseert Duurzaam Veilig een gelijkvloers kruispunt met snelheidsremmers en voorrangsregeling.
Bij het ontwerp van de weg is aangesloten bij de uitgangspunten voor Duurzaam Veilig.