direct naar inhoud van 4.5 Quickscan Luchtkwaliteit
Plan: Verlengde Molenstraat 12a te Winssen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-dfva

4.5 Quickscan Luchtkwaliteit

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) is vastgelegd wanneer een project/plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de concentraties met 1,2 µg/m3. Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Wel moet worden aangetoond dat als gevolg van het project de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 niet met meer dan 1,2 µg/m3 toenemen. In de onder het Besluit NIBM vallende Regeling niet in betekenende mate bijdragen is tot slot een aantal categorieën van plannen (projecten) opgenomen waarvoor zonder meer geldt dat deze plannen niet in betekenende mate bijdragen. Blijft de ontwikkeling binnen de voor deze categorieën opgenomen grenzen, dan is het project per definitie niet in betekenende mate, hoeft dit niet met berekeningen te worden aangetoond en hoeft ook in dat geval verder geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

Onderzoek

De voorgenomen ontwikkeling valt niet onder één van de categorieën die is opgenomen in de Regeling niet in betekende mate bijdragen (NIBM). Dat betekent dat de luchtconcentraties en de toename daarvan als gevolg van de geplande ontwikkeling moeten worden getoetst aan de norm. Volgens de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (RBL2007) dient de luchtkwaliteit langs enkele van de te beschouwen wegen op basis van de wegkenmerken berekend met een rekenmodel dat geaccrediteerd is als Standaardrekenmethode 2. Aangezien een dergelijk onderzoek aanmerkelijk duurder is dan een screening, is de niet in betekenende mate bijdrage van de ontwikkeling aangetoond met het rekenprogramma CARII, versie 9.0. Dit programma is geaccrediteerd als Standaardrekenmethode 1 en voldoet volgens de RBL2007 daarmee voor de te beschouwen wegen niet aan de gestelde eisen. Berekeningen met CARII geven in bijna alle gevallen een conservatiever beeld van de concentraties dan Pluim Snelweg 1.5 (het model dat gebruikt wordt als Standaardrekenmethode 2) en betreft derhalve een worst case-benadering. De risico's die deze keuze met zich meebrengt zijn besproken met de opdrachtgever.

Voor dit onderzoek zijn berekeningen uitgevoerd voor de jaren 2011, 2015 en 2020. Waarbij voor ieder jaar de autonome situatie en de plansituatie is doorgerekend. Het autonome verkeer is gelijkgesteld aan 0. In het kader van het aantonen van een niet in betekenende mate bijdrage is dit een worst case-aanname, aangezien extra verkeer bij een groter aandeel autonoom verkeer een lagere bijdrage aan concentraties luchtverontreinigende stoffen tot gevolg heeft.Er is gerekend met een bijdrage van 0 voertuigen in de autonome situatie en een bijdrage van 100 zware voertuigen in de plansituatie. 100 zware voertuigen is het maximale extra verkeer dat gaat rijden als gevolg van de ontwikkeling. Ook dit is weer worst case, aangezien in het principeverzoek (Principeverzoek; Uitbreiding bedrijfsbebouwing Verlengde Molenstraat 12-a/proj.nr. 131890 Oranjewoud Advies- en Ingenieursbureau B.V., 21 juni 2004) wordt gesteld dat het maximaal verwachte aantal extra ritten als gevolg van de ontwikkeling circa 20 bedraagt.

Resultaten

Tabel 1: Maximale concentratietoename als gevolg van de ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPverlmolenstr12a-dfva_0005.png"

Uit het onderzoek bleek dat de maximale bijdrage van NO2 in 2011 0,3 µg/m3, in 2015 0,2 µg /m3 en in 2020 0,1 µg/m3 bedraagt. Verder bleek dat de maximale concentratiebijdrage PM10 in 2011 en 2020 0,0 µg/m3 en in 2015 0,1 µg/m3 bedraagt. Dit ligt ruim onder de NIBM-grens van 1,2 µg /m3. Het verschil in 2015 ten opzichte van de andere rekenjaren is toe te schrijven aan de afronding door het berekeningsprogramma.

Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat uitbreiding van de activiteiten een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen tot gevolg heeft van maximaal 0,3 µg/m3. De maximaal toegestane bijdrage op grond van artikel 1 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) bedraagt 1,2 µg/m3 (= 3% van de grenswaarde stikstofdioxide of fijn stof). De nieuwbouw ten behoeve van uitbreiding van de activiteiten, te weten hondenpension annex hondentrimsalon en een hondenkennel draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit conform artikel 5.16 lid 1 onder c, van de Wet milieubeheer. Er wordt derhalve voldaan aan titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitbreiding van de activiteiten aan de Verlengde Molenstraat 12a te Winssen.

Ter wille van de volledigheid merken we aanvullend het volgende op. Zoals aangegeven is het effect van het plan op de luchtkwaliteit berekend met het rekenprogramma CARII, versie 9.0. Momenteel is er een nieuwere versie van het rekenprogramma beschikbaar. Aangezien uit het uitgevoerde onderzoek volgt, dat ruim wordt voldaan aan de normen is het effect op de luchtkwaliteit niet opnieuw doorgerekend met de nieuwere versie van het rekenprogramma. Naast het feit dat ruim wordt voldaan aan de normen heeft daarbij de volgende overweging een rol gespeeld.

"In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen is opgenomen dat woningbouw-projecten tot 1.500 woningen per definitie niet in betekenende mate bijdragen. Uitgaande van het minimale van 5 mvt/etmaal per woning bedraagt de totale verkeersgeneratie van deze 1.500 woningen circa 7.500 mvt/etmaal. Aangezien het voorgenomen plan gemiddeld slechts circa 20 mvt/etmaal extra zal genereren (zie paragraaf 4.7) ten opzichte van de autonome situatie is het aannemelijk, dat het voorgenomen plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).