1.1 plan
het bestemmingsplan Windpark Beuningen van gemeente Beuningen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand van gemeente Beu-ningen als NL.IMRO.0209.BPWindpkBeuningen-va02 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.6 bestaand
- t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aange-vraagde vergunning;
- t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aan-vraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsver-gunning.
1.10 (beperkt) kwetsbaar object
- beperkt kwetsbaar object: objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze luidde ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan;
- kwetsbaar object: objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals dit luidde ten tijde van vaststelling van het bestem-mingsplan.
1.11 bijgebouw
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid.
1.12 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.13 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de re-gels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.15 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, ver-kopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen ge-bruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfs-activiteit.
1.16 erftoegangsweg
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrich-tingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden.
1.17 extensief recreatief medegebruik
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en na-tuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 gevoelig object
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.20 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van permanente kassen of tunnels.
1.21 hooischelf
bijgebouw of schuilstal bestaande uit twee delen, te weten een overdekte en geheel door wanden omsloten onderbouw met daarop een losse, langs een aantal geleiders, in hoogte beweegbare kap. De ruimte tussen de onderbouw en de beweegbare kap mag niet wor-den dichtgebouwd en dient enkel ten behoeve van de opslag van stro, hooi en vergelijk-bare producten.
1.22 inkoopstation
bouwwerk of verzameling bouwwerken voor het onderbrengen van schakel- en meetap-paratuur, alsmede benodigde transformator- en schakelstations, om de windturbines te verbinden met het landelijke elektriciteitsnet.
1.23 inpandige statische opslag
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor detail-handel ter plaatse van de opslag.
1.24 intensieve veehouderij
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee ten behoeve van de voedselvoorziening de hoofdzaak is.
1.25 kantoren
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrich-ten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.26 kassen
gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander licht-doorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditio-neerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
1.27 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.28 landschapstuin
gronden, gelegen binnen een agrarische bestemming, en ingericht als tuin behorende bij een direct aangrenzende (bedrijfs)woning, met dien verstande dat op deze gronden uit-sluitend bouwwerken, geen gebouwen ten behoeve van de tuininrichting en erfafschei-ding zijn toegestaan.
1.29 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samen-hang.
1.30 nevenactiviteit
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel.
1.31 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals schakelkasten, transformatorsta-tions, duikers en apparatuur voor telecommunicatie.
1.32 opstelling windturbines
windturbines die door samenhang in onderlinge afstand en verschijningsvorm deel uit-maken van een visuele eenheid van meerdere windturbines, binnen het plangebied.
1.33 opstelplaats
een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windtur-bine.
1.34 permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen, geen tijdelijke teeltondersteunende voorziening zijnde.
1.35 peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.36 recreatief medegebruik
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-re-creatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
1.37 reken- en meetvoorschrift windturbines
Bijlage 4 bij de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer zoals deze gold op 29 juni 2021.
1.38 rotor
Het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub of wiekenas van een windturbine.
1.39 rotordiameter
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven.
1.40 schakelkasten en transformatoren
Bouwwerk behondere bij een windturbine ten behoeve van transporteren van opgewekte elektriciteit en het op spanning houden van de interne parkbekabeling.
1.41 schuilstal
gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan hobbymatig gehouden dieren welke noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
1.42 teeltondersteunende kassen
teeltondersteunende voorziening, in de vorm van (tunnel)kassen waarin (half)producten worden opgekweekt/geteeld en deel uitmakend van een vollegrondstuinbouwbedrijf en/of boomkwekerij;
1.43 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, te-rugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
- het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terug-dringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
- het voorkomen van schade door vorst, regen en hagel;
1.44 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
1.45 toetsingskader defensieradar
het Toetsingskader defensieradar van het Ministerie van Defensie waarmee wordt be-paald of de verstoring van het radarbeeld als gevolg van de oprichting van windturbines aanvaardbaar is of niet.
1.46 transformatorstation
een bouwwerk voor het transporteren van de door de windturbines opgewekte elektrici-teit naar het landelijke hoogspanningsnetwerk met bijbehorende installaties en voorzie-ningen.
1.47 tunnel(kas)
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en die-nend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloe-men, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
1.48 veiligheidszone Gasunie
de veiligheidszone die aangehouden wordt bij windturbines in de nabijheid van onder-grondse buisleidingen voor aardgas en aardolieproducten met een werkdruk van meer dan 15 Bar.
1.49 veiligheidszone Tennet
de veiligheidszone die aangehouden wordt bij windturbines in de nabijheid van het trans-portnetwerk van 110kV tot en met 380kV.
1.50 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detail-handel.
1.51 vloeroppervlak
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.
1.52 waterhuishoudkundige doeleinden
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkun-dige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d..
1.53 watergang
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.
1.54 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet van 1 januari 2020, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van re-gelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omge-vingsrecht), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.55 woning/ wooneenheid
een complex van fysiek aan elkaar verbonden ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
1.56 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht.