| Plan: | Sportpark Schoenaker |
|---|---|
| Status: | onherroepelijk |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0209.BPSportpark-onhe |
Op de archeologische monumentenkaart (AMK) zijn in de omgeving van het plangebied enkele terreinen van archeologische waarde en archeologische vindplaatsen aangegeven die bescherming genieten middels de Monumentenwet 1988 of waarvoor bescherming in voorbereiding is.
Op de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW, 2e generatie) is de kans op het aantreffen van archeologische resten aangegeven. Het plangebied heeft op deze kaart een hoge indicatieve archeologische waarde. Om deze verwachtingen te vertalen naar archeologische waarde, moet inzicht worden verkregen in de gaafheid (mate van intactheid) van de bodem. Aangezien het bodemarchief nog niet is aangetast (door bijvoorbeeld eerdere ontgrondingen of bebouwing), hebben de voorgestane ingrepen in dit gebied een kans op het aantreffen van archeologische vondsten. Zodoende dient een inventariserend veldonderzoek plaats te vinden. In het plangebied zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Onderstaand zijn de conclusies van deze onderzoeken weergegeven. De volledige rapportages zijn separate bijlagen bij onderhavig bestemmingsplan.
Onderzoek 2004
In opdracht van de Klok Druten Ontwikkeling BV heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC BV een archeologisch inventariserend onderzoek uitgevoerd in het plangebied 'Den Alst' te Ewijk.10 Binnen het plangebied van dit onderzoek is het grootste gedeelte van de ontwikkelingslocatie van onderhavig bestemmingsplan gelegen.
Conclusies
De doelstelling van dit onderzoek is het toetsen van de hoge archeologische verwachting en de inventarisatie van eventueel aanwezige archeologische resten en/of vindplaatsen in het plangebied 'Den Alst' te Ewijk.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat uit de directe omgeving vondsten bekend zijn vanaf het Neolithicum tot Late Middeleeuwen. Op basis van het bureauonderzoek is aan het plangebied een hoge specifieke archeologische verwachtingswaarde toegekend. Deze verwachtingswaarde is vervolgens door middel van het uitvoeren van veldonderzoek getoetst.
Het veldonderzoek heeft de hoge archeologische verwachtingswaarde van het plangebied bevestigd. De bodem in het plangebied is bijna geheel onverstoord. Op diverse locaties binnen het plangebied zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Deze indicatoren zijn gegroepeerd tot een in omvang geringe vindplaats. Daarnaast zijn er verspreid over het plangebied in een aantal boringen spikkels houtskool en baksteenkruimels aangetroffen.
De vindplaats dateert uit de IJzertijd en wordt gekenmerkt door losse vondsten. Op basis van de resultaten van het onderzoek worden aanbevelingen gedaan voor de vindplaats.
Er wordt een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven aanbevolen op een klein gedeelte van het onderzochte terrein om nader informatie over het voorkomen van grondsporen te verkrijgen. Met name paalsporen van huisplattegronden zullen slecht in boringen herkend worden.
In het overige gedeelte van het plangebied hoeft geen vervolgonderzoek plaats te vinden. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat er toch archeologische resten in de bodem aanwezig zijn, zoals paalsporen of zaken van geringe omvang die tussen de mazen van het boorgrid geglipt zijn.
Onderzoek 2008
Voor het terrein van voetbalvereniging Beuningse Boys is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd.11
Conclusies
Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
Over het algemeen ziet de bodem er in het onderzoeksgebied als volgt uit: op een diepte van circa 1,35 tot 1,60 m -mv een pakket zand- en leemrijke kleiige en zandige oever- en beddingafzettingen behorende bij de Winssen stroomgordel afgedekt door een pakket komkleien dat is afgezet tijdens latere overstromingen. In het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied (boringen 1 en 5) kan de bovenste meter worden betiteld als oude woongrond, die mogelijk (gefaseerd) is opgebracht of vermengd is met de kleiige komafzettingen. In het zuidelijke deel is de bovenste 30 cm recentelijk verstoord bij de aanleg van het plantsoen. Daar waar de bodem intact is komen voornamelijk ooivaaggronden voor.
Zijn er in het gebied archeologische waarden aanwezig?
Binnen het plangebied bevinden zich twee gekarteerde vindplaatsen en in de directe omgeving één gewaardeerde vindplaats uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Late Middeleeuwen (Bijlage 3). Binnen het onderzoeksgebied is een fragment Romeins aardewerk aangetroffen in een oude woongrond op ongeveer dezelfde diepte als de gewaardeerde vindplaats daterende uit de IJzertijd circa 100 m ten westen van het onderzoeksgebied. Het vermoeden bestaat dat er binnen het onderzoeksgebied een vindplaats aanwezig is afkomstig uit de IJzertijd tot en met de Romeinse Tijd (complextype: huisplaats, nederzetting). In de top van de oeverafzettingen zijn in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied daarnaast diverse fragmenten baksteen aangetroffen, die op basis van de bovenliggende woongrond met Romeins aardewerk moet dateren van voor de Romeinse Tijd.Ten noorden van het onderzoeksgebied zijn binnen het plangebied door RAAP twee vindplaatsen gekarteerd uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Late Middeleeuwen. In het noordelijke deel van het onderzoeksgebied is een fragment zacht baksteen aangetroffen in een molshoop. Op basis van de omringende vindplaatsen en de mogelijke vindplaats in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied is het goed mogelijk dat het fragment baksteen dateert uit de Romeinse Tijd en of de Late Middeleeuwen (complextype: nederzetting, huisplaats).
Wat is de vermoedelijke diepteligging van de archeologische resten?
Er kunnen bij een intacte bodem archeologische resten worden aangetroffen tussen 55 en 90 cm -mv. Daarnaast kunnen er archeologische resten worden aangetroffen in de top van de oeverafzettingen van de Winssen stroomgordel op een diepte van ca. 1,35 tot 1, 65 m -mv.
Wat is de vermoedelijke aard, omvang en datering van eventuele vindplaatsen?
In de top van de oeverafzettingen is er mogelijk sprake van een kleine tot middelgrote huisplaats of nederzetting van voor de Romeinse Tijd. In de oude woongrond en in de aanwezige laklaag is er op een diepte van ca. 50 tot 90 cm - mv mogelijke sprake van een kleine tot middelgrote huisplaats of nederzetting daterende uit de IJzertijd, de Romeinse tijd of de Late Middeleeuwen. In de top van de oeverafzettingen is er mogelijk sprake van een huisplaats uit de Romeinse Tijd.
In hoeverre worden eventuele archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen diepte van bodemverstoring?
Gezien de middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden vanaf het Laat Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen op een diepte tussen de 0,55 en 0,90 en tussen 1,35 tot 1,65 m -mv en de geplande verstoringsdiepte tot 1,5 m -mv zullen eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemverstoring.
Aanbevelingen
Op grond van bovenstaande conclusies adviseert BAAC BV dat voor het onderzoeksgebied met een oppervlak van ca. 0,5, ha een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk is om zodoende mogelijk aanwezige grondsporen en eventueel aanwezige archeologische resten te waarderen. Het overige deel van het plangebied is al in een eerder stadium gekarteerd en eventueel gewaardeerd. De twee vindplaatsen in het noordelijke deel van het plangebied zijn door RAAP (1999) als niet behoudenswaardig gecategoriseerd. Een nader archeologisch vervolgonderzoek voor dit deel van het plangebied (9,5 ha) wordt derhalve door BAAC BV niet als noodzakelijk geacht.
Inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven
Er is een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd12.
Vindplaats 1
Gezien de resultaten op vindplaats 1 (direct ten zuiden van de rotonde) is het onderzochte deel van de vindplaats niet behoudenswaardig. Nader archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven of opgraven is niet nodig. Wel behoeft het aanbeveling dat degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze Minister meldt. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Vindplaats 2
Om een waardestelling te geven voor vindplaats 2 (midden in een akker ten oosten van de Ooigraaf) zijn de onderzoeksresultaten van onderhavig onderzoek te summier. Het is geen uitputtend onderzoek geweest en de aangelegde put is klein van omvang. Er is geen begrenzing van de vindplaats aangetroffen en ook de exacte datering is onbekend. De aangetroffen archeologische indicatoren (de vegetatiehorizonten) bieden een hoge kans op de aanwezigheid van sporen uit de IJzertijd en/of Bronstijd.
Het verdient ten zeerste aanbeveling om de exacte aard, omvang en datering van deze vindplaats vast te stellen middels een aanvullend proefsleuvenonderzoek alvorens de definitieve waarde van de vindplaats te bepalen.
Doorvertaling conclusies onderzoeken in het bestemmingsplan
In onderhavig bestemmingsplan worden de gronden die niet vrijgegeven zijn, voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Dit betreft de bovengenoemde gronden die door BAAC BV zijn onderzocht in 2004, maar ook de gronden die door BAAC BV zijn onderzocht in 2008 en gelegen zijn in het 'beheergebied' van dit bestemmingsplan.
Ten slotte is het zuidelijke deel van het plangebied waarvoor een verhoogde indicatieve verwachtingswaarde geldt nog niet onderzocht. Aangezien het gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde betreft, worden ook deze gronden voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (dit met uitzondering van de gronden die in het proefsleuvenonderzoek als 'niet behoudenswaardig' zijn aangeduid. Dit betreft de gronden ter plaatse van de beoogde uitbreiding van de parkeervoorziening). Op deze gronden mag niet worden gebouwd. Uitzondering daarop vormen bouwprojecten met een grondbeslag van niet meer dan 100 m², de ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en bouwprojecten waarvoor vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende provinciaal archeoloog. Daarnaast is er aan deze dubbelbestemming een aanlegvergunningenstelsel verbonden waarin is opgenomen dat voor gebieden groter dan 100 m² en bij een verstoring dieper dan 40 cm vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de betreffende provinciaal archeoloog.